Deze Congolese klassieker laat spijbelaars opeten door krokodillen

Recensie

Boeken

Congolese literatuur Paul Lomami Tshibamba wordt gezien als de godfather van de Congolese literatuur. Nu is er een heruitgave van zijn indrukwekkende verhalen: over mythen, rouw en de kolonisator.


Getty Images/iStockphoto

Een man heeft een kleine tropenhelm op, groene ogen, iets onduidelijks in zijn hand, spijkers in de borst, een spiegel hangt voor zijn buik. Het is een beeld dat halverwege de negentiende eeuw werd gemaakt in Congo en het verbeeldt de witte man die medicijnen hoopte te brengen. Het is een schitterend, maar ook tamelijk dreigend beeldje – de ogen staan wat vals en achter het spiegeltje zitten de medicijnen verstopt die hij de bevolking wil opdringen – dat is opgenomen in de kunstcatalogus L’Homme Blanc. Les représentations de l ‘occidental dans les arts non européens. In die catalogus wordt de witte man niet bepaald charmant afgebeeld: chagrijnig, haren tot op de schouders, vaak een geweer in de hand en gebruik makend van een voertuig (meestal een fiets, in een enkel geval zelfs afgebeeld met een vliegtuig op het hoofd).

Het beeld van de valse dokter met de medicijnen achter zijn spiegeltje verstopt, doemt op bij het lezen van het verhaal ‘Geneeskunde bedrijven’ van de Congolese auteur Paul Lomami Tshibamba (1914-1985). Hierin reist een arts rond om de bevolking te checken op, en in te enten tegen, slaapziekte. Hij dringt zich op, prikt dat het een aard heeft, neemt ongevraagd puncties af en neemt een van de leiders van een dorp mee naar een ziekenhuis in de stad onder het mom van: ‘je moet beseffen en altijd onthouden dat onze beschaving een grote, universele kracht is’. Een wantrouwende dorpsbewoner stelt daarop: ‘Dat je de lucht niet kan zien, betekent niet dat die niet bestaat. Overal om ons heen zijn krachten die het bestaan beheersen.’ Van zoveel vaagheid was de machthebber in Belgisch-Congo niet gediend en de dorpsmannen in het verhaal leggen het dan ook af tegen de witte artsen.

Bovenstaande scène komt uit een van de drie schitterende verhalen die zijn opgenomen in Ngando, en andere verhalen van de Congolese schrijver en journalist Lomami Tshibamba. Hij wordt gezien als de godfather van de Congolese literatuur, zoals Chinua Achebe dat is van de Nigeriaanse literatuur. De verhalen – Ngando verscheen in 1948 – geven een inkijkje in het Belgische koloniale regime, maar dan niet vanuit de man met de tropenhelm op, maar vanuit de man in het rurale gebied die opeens in een geheel andere structuur terechtkomt door de eisen van de man met de tropenhelm.

La Voix du Congolais

Lomami Tshibamba werd in 1914 geboren in het door Frankrijk bezette deel, de Republiek Congo, in de hoofdstad Brazzaville waar zijn vader als douanier werkte. In 1919 vertrok het gezin naar Belgisch Congo, waar hij uiteindelijk in Kinshasa terechtkwam, dat toen nog Leopoldstad heette. Terwijl zijn vader tot een ontwikkelde elite hoorde, de zogeheten evolués, die volgens de koloniale macht verwesterd genoeg was om iets meer rechten te mogen hebben (niet te veel, stemrecht bijvoorbeeld zat er niet bij) werd Lomami Tshibamba vijf jaar lang opgeleid om priester te worden. Gelukkig werd hij dat niet, maar wel journalist, voor onder meer La Voix du Congolais, een blad ‘voor de Congolezen, door de Congolezen’ en door de Belgen opgezet als toonbeeld van persvrijheid.

Lomami Tshibamba nam dat idee iets te letterlijk. Al vanaf het tweede nummer had hij kritiek op de rol van de evolués, die weliswaar een betere status hadden, maar nog steeds als minderwaardig werden gezien door de kolonisator. Ook had hij ideeën over hoe Congo eruit zou zien na de onafhankelijkheid. Omdat er grenzen waren aan de persvrijheid, werd Lomami Tshibamba prompt veroordeeld tot zweepslagen, die hij drie weken lang elke donderdagen toegediend zou krijgen. Terwijl zijn verhaal Ngando in Brussel nog wel een literaire prijs krijgt, wordt het voor hem daarna onmogelijk om in Leopoldstad te blijven. Hij steekt met zijn gezin in 1952 de rivier over om terug te keren naar Brazzaville, waar hij gewaardeerd wordt vanwege zijn verhalen en waar evolués iets meer rechten hadden. Na zijn terugkeer naar Belgisch Congo en na de onafhankelijkheid blijft hij kritiek geven. De nieuwe politici hielden er wat hem betreft eveneens een onderdrukkend bewind op na. Uiteindelijk sterft hij eenzaam en bijna vergeten in Brussel in 1985.

Bescheiden poging

Opvallend genoeg staan er drie voorwoorden bij deze uitgave van Ngando. Een van Lomami Tshibamba zelf, dat hij indertijd schreef in 1948. Hij stelt de Europese lezer gerust door te benadrukken dat de ‘hiernavolgende bladzijden slechts een bescheiden, aarzelende poging tot een werk van verbeelding’ zijn. Dat er een politieke visie achter zat, moest vooral niet benadrukt worden. Wat hij wil vertellen, stelt hij, ‘is over de mentaliteit, de levensopvatting van ons, zwarten uit Centraal Afrika, Bantoes: hoe we tegen het universum aankijken en hoe we de oorzaken van natuurkrachten en natuurlijke fenomenen verklaren.’ Het andere voorwoord is van de Congo-Brazzavilliaanse dichter Mukala Kadima-Nzuji uit 1981, bij een eerdere Nederlandse vertaling.

Bij deze nieuwe uitgave is er een toegevoegd van de Congolees-Vlaamse onderzoeker Sibo Rugwiza Kanobana, die eerder in Zwarte bladzijden schreef over de manier waarop Afro-Belgische auteurs reflecteerden op Vlaamse koloniale en postkoloniale literatuur. Hij vertelt meer over de achtergrond van Lomani Tshibamba.

Waar de verhalen van Joseph Conrad, Henri van Booven of Cyriel Buysse uitleg nodig hebben om ze te begrijpen en te plaatsen in die tijd, is die context bij de verhalen van Lomami Tshibamba niet nodig. Ze hebben de tand des tijds onweerstaanbaar doorstaan. De vraag is natuurlijk waar dat aan ligt: genoeg verhalen uit 1948 zijn immers niet meer te volgen, en boeken vanuit een koloniale samenleving zijn vaak extra gedateerd.


Lees ook de recensie van de Congo-roman van Richard Osinga: Een eeuwenoude munt die ieders leven zou kunnen veranderen

Bij Lomami Tshibamba is dat te danken aan zijn stijl en de surreële aard van zijn verhalen, mythische geschiedenissen zonder moraal, die benadrukken dat je de ontwikkelingen niet zelf in de hand hebt. Het gaat bij hem ook niet om verhalen hoe iemand zich aanpast aan de witte kolonisator of andersom hoe een witte kolonisator zich aanpast aan de bewoners: het gaat hier om een clash of cultures vanuit individuele stemmen.

Spijbelaar

Het titelverhaal Ngando, waarmee het succes begon, vertelt bijvoorbeeld een spannend verhaal over een spijbelend kind dat wordt opgegeten door een krokodil. De vader probeert het terug te halen, er zijn krachten die mee- en tegenwerken, de moeder verwerkt het verdriet alleen thuis. In feite is het een indrukwekkend verhaal over de rouw om een kind. Tegelijkertijd gaat het verhaal natuurlijk ook over krachten die een samenleving proberen kapot te maken, of op z’n minst ontregelen. Het verzet tegen de kolonisator dat je erin kunt lezen, kan ook gelezen worden als een verhaal over hekserij en oerkrachten.

Het verlies van je omgeving en van waarden staan in alle drie de verhalen centraal. Een regel als: ‘De verdwijning van deze man betekende dat hij er fout aan had gedaan om een aangenaam leven op te bouwen in een land waar hij een vreemde was’, staat niet alleen voor het zoekende leven van Lomami Tshibamba zelf, maar ook voor de rol van de kolonisator. Dat die les tegelijkertijd tijdloos is, bevestigt dat de heruitgave van deze verhalen een voortreffelijk idee was.