Geen ontbossing vergt overleg in plaats van botte bijl

In de strijd van de EU tegen ontbossing is het woord ‘klimaatkolonialisme’ al gevallen, constateert . En dat is terecht.

Plantage voor palmolie in Indonesië.
Plantage voor palmolie in Indonesië.

Foto Hotli Simanjuntak / EPA

Zuid-Aziatische leiders slaan de afgelopen tijd ferme taal uit richting de Europese Unie. Volgens de Indonesische president Joko Widodo zet de EU haar handelsrelatie met Indonesië op het spel. De Maleisische premier Anwar Ibrahim meent dat de EU aan „gewassenapartheid” doet. Het is het gevolg van een hoog oplopend conflict over nieuwe importregels van de EU, bedoeld om ontbossing tegen te gaan: producten die zijn geproduceerd op land dat na december 2020 is ontbost, zijn straks niet meer welkom op de Europese markt.

De nieuwe importregels zorgen ervoor dat landen als Indonesië en Maleisië minder palmolie naar de EU kunnen exporteren – en dat zet kwaad bloed. Zwaaiend met het Klimaatakkoord van Parijs in de hand probeert de EU haar standaarden te exporteren naar haar handelspartners, maar die zitten niet te wachten op de bemoeizucht vanuit Brussel. Het woord ‘klimaatkolonialisme’ is al gevallen.

Toch lijkt de EU van geen wijken te willen weten. Als grootste handelsblok ter wereld weet de EU dat ondernemingen en landen bereid zijn haar standaarden over te nemen, als de kans bestaat dat hen de toegang tot de markt wordt ontzegd: het zogeheten Brussel-effect. Vaak is deze export van standaarden een gevolg van het verlangen van de EU om de eigen markt te reguleren, met als bijeffect dat externe partijen deze standaarden wereldwijd hanteren.

Nu probeert de EU haar economische spierballen bewust in te zetten voor een groter doel. Toch is de invoering van de nieuwste ontbossingsverordening een signaal dat de EU niet bij machte is om landen voldoende over te halen om mee te doen in het tegengaan van ontbossing. De nieuwe verordening bouwt namelijk verder op eerder ingevoerde regels die een eind moesten maken aan illegale houtkap: bedrijven moesten zélf aantonen dat hun hout legaal was gekapt. Die eerder ingevoerde regels gingen uit van overeenkomsten met andere landen die zelf hout gingen classificeren als ‘legaal gekapt’.

Bureaucratische nachtmerries

Deze overeenkomsten blijken bureaucratische nachtmerries te zijn. Tot nu toe is slechts één zo’n overeenkomst in werking getreden, met Indonesië. Met zeven andere landen bestaat de overeenkomst alleen op papier, want de invoering levert talloze problemen op. Zo liep een Maleisische provincie die toch geen grote handelsstroom met de EU had, weg van de onderhandelingstafel waardoor de hele overeenkomst instortte. Dit laat ook de grenzen van de marktmacht van de EU zien. Wanneer de EU qua handelsvolume niet belangrijk is, zal haar marktmacht beperkt zijn.

Met de nieuwe ontbossingsregels verandert de EU haar methode. De verordening gaat naast hout ook over palmolie, koffie, vee, soja en cacao, maar gooit het principe van de bilaterale afspraken grotendeels overboord. De EU kiest voor de botte bijl: er mogen geen producten vanuit ontbost gebied worden verkocht op de Europese markt. De EU verdedigt dit met klimaatargumenten. Exporterende landen kunnen daar niet tegenin brengen dat de EU protectionistisch handelt, aangezien de EU bijna al haar koffie, soja, cacao en palmolie importeert. Toch is de getergde reactie uit die landen niet zo raar. Het klinkt nogal als ‘wij weten wel wat goed voor je is’.

Gaat het de EU lukken om in haar eentje wereldwijde ontbossing een halt toe te roepen? Dat is de vraag. De meeste grond wordt ontbos om ruimte te maken voor vee. De grootste vraag op de wereldmarkt naar vlees komt van China – niet van de EU. Zo gaat de helft van de Braziliaanse rundexport naar China. Hetzelfde geldt voor soja. Gaat het om de import van palmolie, dan is het aandeel van de EU, India en China nagenoeg even groot.

Wat betreft marktoverwicht moet de EU het van haar koffie-slurpende, chocola-etende bevolking hebben. Maar laten die producten nu net niet het overgrote deel van ontbossing veroorzaken.

Productieproces

Exporterende landen als Indonesië en Maleisië hebben dus andere afzetmarkten dan die in Europa. En om aan de behoeften van die andere vragers op de wereldmarkt te voldoen, gaat de ontbossing gewoon door. Wat schiet de wereld dan op met de Europese regelgeving?

Was het niet beter geweest een dialoog met exporterende landen aan te gaan, zodat er wat aan het hele productieproces veranderd had kunnen worden? Voorstanders van vorige overeenkomsten benadrukken dat ook in landen die de invoering ervan nog niet hebben afgerond, er wel degelijk vooruitgang is gemaakt met de aanpak van illegale ontbossing. Alleen zijn die resultaten te mager voor een continent dat voorop wil lopen bij bestrijding van klimaatverandering.

De nieuwe ontbossingsverordening is dus eigenlijk een zwaktebod. De EU kan landen niet voldoende bewegen om ontbossing in het algemeen aan te pakken, dus richt ze zich op de eigen productielijn. Maar om een échte groene leider te zijn zal de EU in gesprek moeten met andere landen. Want wat betekent een voortrekkersrol als niemand je volgt?