N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tweede Wereldoorlog Schaken staat centraal tijdens de jaarlijkse Nationale Sportherdenking. Kamp Amersfoort ontdekte dat de sport een belangrijke manier was om niet afgestompt te raken door het geweld en de vernederingen.
Gevangenen Carel van der Steen (kampnummer 5.180), Jan Stumphius (8.691), Johannes van Dooren (153) en kapelaan Herman Stoelinga (331). Ze werden tijdens de Tweede Wereldoorlog opgesloten in doorgangskamp Amersfoort en allemaal schaakten ze er, ondanks een verbod op persoonlijk bezit. In het kamp heersten ziekten en honger, gevangenen werden mishandeld, moesten dwangarbeid verrichten, met regelmaat werden mensen geëxecuteerd. Hoewel triviaal op het eerste oog, was schaken in die omgeving voor veel gevangenen van groot belang. „De reine denksfeer geeft ons een grote ontspanning”, schreef kapelaan Stoelinga in zijn memoires.
De jaarlijkse Nationale Sportherdenking op 4 mei staat dit jaar stil bij de honderden – veelal Joodse – slachtoffers die tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen in het Nederlandse schaken. Er is, vertelt bestuurslid en sporthistoricus Jurryt van de Vooren, voor dit thema gekozen omdat anderhalve eeuw geleden (23 mei 1873) de Koninklijke Nederlandse Schaakbond werd opgericht. Van de Vooren deed voor de herdenking historisch onderzoek. Mede daardoor kan tijdens de plechtigheid een lijst worden gepresenteerd van circa 250 leden van de schaakbond die de oorlog niet overleefden.
In Kamp Amersfoort hebben zo’n 47.000 gevangenen gezeten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Verzetsstrijders, communisten, gijzelaars, (vermeende) criminelen, slachtoffers van razzia’s, artsen en politiemannen die collectief verzet hadden gepleegd, gegijzelde staatsburgers uit de Verenigde Staten, Sovjet-krijgsgevangenen, Jehova’s getuigen en ongeveer 2.500 Joden. Driekwart van de gevangenen is, volgens een schatting, doorgevoerd naar andere kampen. Velen overleefden de oorlog niet.
Onder hen waren zes leden van de Puttensche Schaakclub. Zij waren in oktober 1944 door de Duitsers opgepakt tijdens de razzia van Putten, waarbij 659 mannen op transport werden gesteld naar concentratiekampen. Het was een vergeldingsactie van de Duitsers voor een verzetsaanslag waarbij een auto van de Wehrmacht werd beschoten en een Duitse officier werd gedood. De schaakvereniging was nog jong, opgericht in 1938. In het jaar van de razzia waren er 23 Puttenaren lid.
Razzia van Putten
„Bij de razzia van Putten werden alle mannen uit het dorp afgevoerd en naar Kamp Amersfoort gebracht”, vertelt Floris van Dijk, de historicus van kamp Amersfoort. „Zij zaten bijna allemaal op het grootste transport dat ooit uit Amersfoort is vertrokken, op 11 oktober 1944, met 1.438 mannen naar concentratiekamp Neuengamme. Bijna 1.200 mensen zijn gestorven door de ontberingen in dat kamp en de bijkampen. Ook de leden van de schaakclub die waren opgepakt, keerden niet terug.”
Speciaal voor de sportherdenking bestudeerde Van Dijk de circa tweehonderd memoires van oud-gevangenen die Nationaal Monument Kamp Amersfoort bezit. Van Dijk kende uit de museumcollectie natuurlijk al het schaakbord, dat in het kamp uit hout werd gesneden door gevangene Johan Biesbrouck en door zijn zoon is geschonken. Toch viel het hem op hoe regelmatig in de memoires werd verwezen naar schaken als vorm van ontspanning en hoe belangrijk dat kennelijk was.
Van Dijk vertelt over gevangene E.J. Bulten uit Aalten, die op 10 oktober 1941 in het kamp kwam. Ondanks een verbod op persoonlijk bezit had hij een en ander naar binnen weten te smokkelen, of gemaakt tijdens zijn verblijf. Maar bij een doorzoeking van de barak, waarover hij later in zijn memoires schreef, raakte hij alles kwijt. Een tekenbord, de pentekening van zijn vrouw, een boek, kaartspel en zijn dam- en schaakborden. Alles werd voor zijn ogen verbrand. Van Dijk: „Hij is daar duidelijk heel teleurgesteld en geschokt over. Dat begrijp ik wel. Naast alle ontberingen verveelden veel gevangenen zich in het kamp, en raakten ze afgestompt. Alles wat dat kon doorbreken was welkom.”
Ook in andere concentratiekampen, en op onderduikadressen, werd tijdens de oorlog geschaakt. Kort na de bevrijding verscheen al Partij Verloren, het gedenkboek van de Nederlandse schaakwereld. Daarin wordt geschreven over verzetsmensen die zaten ondergedoken bij de Loosdrechtse plassen: „Deze onderduikers speelden, ondanks hun ellende en angst, schaak!” In het boek staat ook een anekdote over een soort van schaakcompetitie in Kamp Westerbork: „En opeens werd er geschaakt. De geheele opgekropte energie, al het verlangen naar de vrijheid werd plotseling overgedragen op het schaakspel. Er zal zelden zoo intensief gespeeld zijn als in barak 68 van Westerbork gedurende de maanden september tot januari van het jaar 1943 …”
Gebruikt door de Duitsers
Het kwam ook voor dat vormen van ontspanning werden toegestaan door de Duitsers, soms zelfs met de gedachte om ná de oorlog aan te tonen dat het dagelijks leven in de kampen helemaal niet zo erg zou zijn geweest.
Zo gaf Westerbork-commandant Albert Gemmeker opdracht aan de Joodse gevangene Rudolf Breslauer – die later werd gedood – om foto’s en filmbeelden te maken van het leven in het kamp. Er is sport en spel te zien, alsof mensen in het kamp een normaal leven hadden en niet elke dag bang waren om gedeporteerd en vermoord te worden. Gemmeker staat ook op de beelden, op één ervan is hij aan het schaken.
Maar schaken was toch ook, en vooral, voor de gevangenen een manier om in gedachten te ontsnappen aan de gruwelen in de kampen, zegt historicus Van Dijk. Soms deden ze dat letterlijk, zoals Pieter Cornelis Parel (gevangenennummer 1.181) uit Sliedrecht. In zijn memoires schrijft hij over de dwangarbeid die hij moest verrichten, klappen die de bewakers uitdeelden, de vernederingen, honger. Om overeind te blijven bedacht hij de hele dag schaakstellingen.
Parel overleefde de oorlog. In het kamp had hij zijn jonge medegevangene Bas van der Starre geïnteresseerd gekregen in het schaken, schrijft hij. Ook Van der Starre overleefde de oorlog, al kreeg hij een ernstige vorm van tuberculose. Na de oorlog ontmoetten de mannen elkaar weer. Met genoegen noteert Pieter Parel in zijn memoires dat Bas van der Starre lid is geworden van zijn schaakvereniging.