N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Holocaust De grote liefde van de moeder van Marijke van den Berg-Leydesdorff werd in Auschwitz vermoord. Haar moeder zelf overleefde de kampen, maar was voorgoed getekend. Herdenking van een dappere en strijdbare vrouw.
Aan het begin van de oorlog, op 26 juni 1940, was mijn moeder Hetty (Henriëtte) Hertzberger halsoverkop in Amsterdam getrouwd met de Winschoter Bert (Olbert) de Beer.
Omdat reizen voor hen, beiden Joods, steeds lastiger werd, besloot het pasgehuwde koppel in te trekken bij Berts ouders die aan de Langestraat 51-53 in Winschoten een manufacturenzaak hadden.
In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werd daar in Oost-Groningen een grote razzia gehouden en daarmee begon voor Hetty en Bert de Tweede Wereldoorlog pas echt.
Op 3 oktober 1942 kwam het opgepakte jonge stel in kamp Westerbork aan. Hetty was inmiddels in verwachting maar verloor in het kamp bijna direct haar ongeboren kindje. Of het door de stress kwam of door het gedwongen eten van kamfer, dat weet ik niet; wel vertelde zij dat zij tijdens haar gevangenschap nooit meer ongesteld was geworden.
Over haar leven in het kamp vertelde zij ons, haar kinderen, nooit veel. Er werd voornamelijk over gezwegen. Mondjesmaat stonden sommige vaste anekdotes bij haar in de ‘repeat’-stand. Die gingen dan vooral over iets dat haar bijna het leven had gekost.
Zij had bijvoorbeeld in werkkamp Märzdorf sabotage gepleegd door in de weverij gaatjes in de parachutestof te maken – Duitse parachutisten zouden dan doodvallen. Na ontdekking werd er op de binnenplaats een galg voor haar klaar gezet. Door een Russisch bombardement ging de executie gelukkig ternauwernood niet door.
In Westerbork zat mijn moeder in de verpleging, daardoor had zij enige privileges en kreeg ze soms wat extra eten. De eieren die ze te pakken kreeg bewaarde ze totdat zij er vier had om die dan met haar man en schoonouders te kunnen delen.
Als begeleidster van zieke baby’s en kinderen die per ambulance naar het Academisch Ziekenhuis in Groningen werden vervoerd kon Hetty zo af en toe Kamp Westerbork verlaten. Op een bewaard gebleven formulier in het archief van de marechaussee in Westerbork, ondertekend door de Nederlandse, sterk anti-Duitse commandant Jacques Schol kreeg zij samen met kraamverzorgster Reina Oudgenoeg daarvoor op 3 december 1942 officieel toestemming.
Het was ook in die periode dat er een ondergronds georganiseerde kindersmokkel plaatsvond. Verzetsman Ies Spetter verklaarde na de oorlog dat hij als medewerker van de Joodse Raad in Westerbork enkele kinderen per ambulance het kamp heeft uit gesmokkeld. Ook Etty Hillesum, die na de oorlog bekendheid kreeg door haar brieven uit Westerbork, had daar volgens hem een rol in.
Etty was in haar jeugd het vriendinnetje van het nichtje van Bert, Liesje de Beer uit de Langestraat in Winschoten.
In Westerbork kwamen Bert en Hetty haar mogelijk weer tegen.
Het is niet ondenkbaar dat mijn moeder aan deze kindersmokkel heeft deelgenomen. Als verpleegster had zij immers toegang tot de ziekenbarak én de ambulance. Ze was in ieder geval dapper genoeg om haar leven voor zoiets te wagen.
Door de oorlog was mijn moeder voorgoed getekend, verworden tot een harde vrouw die volgens eigen zeggen „beter geen kinderen meer had moeten nemen”. Want liefde kon zij niet meer geven, nadat haar grote liefde Bert de Beer haar was ontnomen. Bij aankomst in Auschwitz werd hij meteen vergast.
Zij zelf wist te overleven, onder de meest erbarmelijke omstandigheden. Tot aan haar zelfgekozen dood, in 1985, bleef mijn moeder dapper en strijdbaar: een vrouw in verzet.