N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Media
Serie ‘White House Plumbers’, een nieuwe serie over het Watergate-schandaal, is het ene moment realistisch, het andere moment totale farce. Maar wie de geschiedenisboeken erbij pakt, ontdekt al snel dat farce en realiteit ook bij de echte Plumbers niet ver uit elkaar lagen.
Het is 1972, en een man van Cubaanse komaf zit aan de deur van een kantoorgebouw te klungelen. Zijn collega’s staan ongeduldig achter hem te wachten. Ze zijn er klaar voor. Ze gaan het land redden. Alleen die ene deur zit in de weg. „Sorry”, verzucht de man, „Ik heb niet het juiste gereedschap bij me. Dat ligt in Miami.” Het is poging twee van de vier. De redding van het land moet nog even wachten.
Denken mensen aan het Watergate-schandaal, dan zien de meesten Richard Nixon, de Republikeinse president die ten val kwam door de inbraak op het hoofdkantoor van de Democratische Partij. Of Bob Woodward en Carl Bernstein, de twee Washington Post-journalisten die het misdrijf ontdekten, zo heldhaftig verfilmd in All The President’s Men (1976). Minder scherp op het netvlies: ‘White House Plumbers’ E. Howard Hunt en G. Gordon Liddy, respectievelijk uitgerangeerd spion en idem speciaal agent, die een poging om Nixon in het zadel te houden zo verbruiden dat hij moest aftreden.
Tijd om daar iets aan te doen, dacht HBO. In de nieuwe miniserie White House Plumbers worden de hoofdrollen niet door de minsten vertolkt: Woody Harrelson stuitert van manisch naar angstig en terug als Hunt, Justin Theroux houdt als Liddy zijn hele lijf strak in de plooi. Een flinke prestatie, want Liddy slaat regelmatig de meest bizarre oneliners uit; we ontmoeten hem terwijl hij een assistente instrueert hoe ze een man met een potlood kan vermoorden.
Samen bedenken Hunt en Liddy een reeks bizarre plannen om de Democratische tegenpartij te bespioneren of zelfs naar het leven te staan. Een sceptische Republikeinse Partij laat het maar gebeuren, totdat de ‘Plumbers’ na vier inbraakpogingen opgepakt worden en Nixon zelf in het beklaagdenbankje belandt.
Geklungel
White House Plumbers noemt zich satire, maar bewandelt eigenlijk een moeilijke middenweg: het ene moment realistisch, het andere moment totale farce. Wie de geschiedenis erbij pakt, ontdekt al snel dat farce en realiteit ook bij de echte Plumbers niet ver uit elkaar lagen. De nazi-sympathieën van Gordon Liddy waren werkelijkheid: in zijn autobiografie claimde hij dat hij in de gevangenis nazi-liederen zong naar Afro-Amerikaanse gevangenen. En ook het geklungel bij de inbraak berust op de realiteit – het team van de ‘Plumbers’ werd gepakt omdat ze een stukje tape op een slot hadden laten zitten.
Het geeft de serie een wat onwerkelijk gevoel, waardoor het soms lastig is om je in te leven. Moet je lachen, of dit als bloedserieuze werkelijkheid zien? White House Plumbers is op zijn meest boeiend én realistisch als het zich richt op het gezinsleven van Hunt, getrouwd met CIA-collega Dorothy (Lena Headey, met de ruggegraat van haar Cersei Lannister uit Game of Thrones). Dorothy probeert het gezin veilig door de bizarre omstandigheden te loodsen, maar komt om bij een vliegtuigongeluk, net wanneer ze uit de school wil klappen over alles wat haar man gedaan heeft. Écht gebeurd, zegt de serie snel: zelfs voor fictie is dit te absurd.
Waarom diepen we nu weer Watergate op, een schandaal van inmiddels vijftig jaar oud, kun je je afvragen. Is het verhaal niet al verteld? Juist de bizarre achtbaanrit van tijdperk-Trump rakelde de interesse van de media in dit hoofdstuk uit de geschiedenis weer op. De podcast Slow Burn vertelde het hele verhaal in 2017 na, met vette knipoog naar het heden. Het verhaal van Watergate zoals het in de gedeelde herinnering leeft, is er een van goede helden die een corrupte president van zijn sokkel trekken. Maar is dat wel een goede weergave van het tijdperk, vroeg de podcast.
De gemiddelde Amerikaan was, geregeerd door andere, sterk gepolariseerde politieke debatten, in 1972 helemaal niet met Watergate bezig. Pas na een brandbrief van Plumber James McCord (Toby Huss) en de dramatische getuigenis van Witte Huis-jurist John Dean (Domhnall Gleeson) drong het bij het grote publiek door dat er daadwerkelijk iets illegaals was gebeurd. Daarvóór zaten links en rechts in de loopgraven. Kritiek op Nixon werd afgeschoven op corrupt links en de media.
Ieder voor zich
De knipoog is ook in White House Plumbers zelden ver weg. In de vriendschap tussen Hunt en Liddy zien schrijvers Alex Gregory en Peter Huyck duidelijk het verbond tussen respectabel rechts en extreem rechts. Hunt gelooft wel in de democratie, maar alleen als die zijn waarden vertolkt. Voor Liddy is niets belangrijker dan het recht van de sterkste, zoals hij dat als ziekelijk kind leerde uit Hitler-speeches. Hunt weet hoe hij bestaande politieke systemen moet bewerken; Liddy is bereid om extreme stappen te nemen. Het lijkt – even – de perfecte samenwerking.
Dan loopt het fout, en is het ieder voor zich. „Nixon vindt loyaliteit belangrijk”, knikken Liddy en Hunt naar elkaar. De inschatting blijkt een fatale fout, zowel voor Nixon als voor zijn loodgieters. Het kaartenhuis zakt in elkaar. Maar was het wel echt een nederlaag, vraagt de serie tijdens zijn allervetste knipoog. „We hebben het vertrouwen in de politiek gebroken op een manier die goed zal zijn voor de Republikeinse Partij van de toekomst”, voorspelt één van de Plumbers in de laatste afleveringen. Watergate kwam te vroeg, in een nog gepolariseerder klimaat lukt het wél.
Af en toe flitst de historische satire The Death of Stalin door het hoofd: wat is potsierlijk verzonnen, wat is potsierlijke werkelijkheid? De sloop van de democratie vereist geen competent handelen, slechts fanatieke toewijding en het geloof dat ‘de ander’ precies dezelfde vuile streken uitvoert, waarschuwt White House Plumbers. Je lacht erom, maar met ongemak. Het is al eens gebeurd. Zou het de volgende keer lukken?