Een eindspel

De laatste schaakrubriek In 1846 verscheen de eerste schaakrubriek in het Algemeen Handelsblad, voorloper van NRC. Sinds 1989 ontfermde grootmeester Hans Ree zich over de rubriek. Voor zijn laatste koos hij een eindspelstudie van Jan Timman.

Ding Liren denkt na tijdens de WK-wedstrijd die deze dagen in Kazachstan wordt gespeeld tegen Jan Nepomniasjtsji. Hans Ree schreef meestal over spannende partijen, maar beschrijft in zijn laatste rubriek de schoonheid van het schaken.
Ding Liren denkt na tijdens de WK-wedstrijd die deze dagen in Kazachstan wordt gespeeld tegen Jan Nepomniasjtsji. Hans Ree schreef meestal over spannende partijen, maar beschrijft in zijn laatste rubriek de schoonheid van het schaken.

Foto Radmir Fahrutdinov/EPA

In het Algemeen Handelsblad, een van de twee kranten waaruit later de krant is ontstaan die eerst NRC Handelsblad heette en nu NRC, stond op maandag 23 november 1846 de hartverwarmende tekst: „Wij geven gaarne gehoor aan het uitgedrukt verlangen om eene plaats in het Bijblad aan het edele Schaakspel te wijden.” Vervolgens werd de schaaknotatie uitgelegd, zodat de lezers de oplossing van een matprobleem konden opschrijven en naar de krant sturen.

Dat was de eerste schaakrubriek in onze krant en dit is de laatste. Tot mijn groot verdriet liet de hoofdredactie me weten dat er op het internet zoveel gratis artikelen over schaken zijn te vinden dat een wekelijkse rubriek in de krant te weinig meerwaarde heeft. De redenering overtuigde me niet meteen, maar aan de andere kant, het heerst in krantenland, want dit jaar werd eerst de schaakrubriek van Max Pam in Het Parool en daarna die van Gert Ligterink in de Volkskrant opgeheven.

Van de landelijke kranten heeft alleen De Telegraaf nog de rubriek van Hans Böhm. Die werd al een paar jaar geleden van wekelijks gereduceerd tot eens in de twee weken, maar hij bestaat in ieder geval nog.

Ik heb vaak gedroomd over schaken en over schakers, maar anders dan bijvoorbeeld Jan Timman heb ik nooit een mooie en sterke zet kunnen dromen. Bij mij was het altijd onzin.

In de tijd dat ik piekerde over het lot van onze schaakrubrieken droomde ik over Hans Böhm. Ik zat in een tram in Amsterdam die stilstond, omdat er iets met een wissel was. De bestuurder pakte zijn gereedschap om het op te lossen en vloekte hartgrondig. „Altijd dat gedoe.” Toen stond Hans Böhm op voor een toespraak. Hij klom op een stoel en zei dat het een schande was dat er in de tram gevloekt werd. Hij eiste dat de bestuurder verwijderd zou worden en dat iemand anders die niet vloekte hem zou komen vervangen. Er waren mensen in de tram die protesteerden omdat ze haast hadden en de vervanging van de bestuurder veel tijd zou kosten, maar daar werd niet naar geluisterd.

Waarom had ik die droom? Ik had nog nooit over Hans Böhm gedroomd en waarom nu opeens wel? Nadat ik wakker werd duurde het nog flink lang voor ik besefte dat die machteloze tramreizigers natuurlijk Max Pam, Gert Ligterink en ik waren.

In het mooie boek Secrets of Spectacular Chess van Jonathan Levitt en David Friedgood, uit 1995, schrijven de auteurs aan het begin (in mijn vertaling): „Het is de schaamteloze bedoeling van de schrijvers om de lezers van dit boek te overweldigen met een rijkdom van oogverblindende en schitterende voorbeelden op een manier dat ze met ons het plezier en de schoonheid in het schaken zullen delen voor de rest van hun leven!”

De lezers overweldigen met een rijkdom van schoonheid, genoeg voor de rest van hun leven, dat is ook een mooie taak voor iemand die een wekelijkse krantenrubriek maakt, maar net als de meeste van mijn collega’s heb ik het misschien te weinig gedaan. Het boek van Levitt en Friedgood gaat voornamelijk over eindspelstudies. Die vertegenwoordigen in het schaken inderdaad het rijk van de pure schoonheid. Maar er was altijd iets actueels aan de hand, nu weer een wereldkampioenschap, en dan ga je toch weer schrijven over strijd, spanning, emoties en eigenzinnige persoonlijkheden.

In deze laatste rubriek moet een eindspelstudie staan. Hij is gemaakt door Jan Timman en won de eerste prijs in een concours dat de Duitse, in Oekraïne geboren grootmeester Michael Prusikin had uitgeschreven ter gelegenheid van zijn 45ste verjaardag.

Er is een speciale grootmeestertitel voor componisten van eindspelstudies. Die titel heeft bijna niemand, ook Prusikin niet. Er zijn onder de levenden maar elf mensen in de wereld met deze titel. Ter vergelijking: grootmeesters in het gewone schaakspel, als een strijd tussen twee mensen, zijn er bijna tweeduizend.

Een van die elf studiegrootmeesters is de Israëliër Yochanan Afek, die we een beetje als een Nederlander mogen beschouwen, omdat hij al meer dan twintig jaar in Amsterdam woont. Zijn laatste boek is de monumentale Anthology of Miniature Endgame Studies, waarvoor Jan Timman een voorwoord schreef. Yochanan neemt voor de verkoop vaak een stapeltje boeken mee naar plaatsen waar schakers komen en ik zag hem een exemplaar overhandigen aan iemand die veel jonger was dan hijzelf, met de woorden: „Zo, nu heb je genoeg schoonheid voor de rest van je leven.”

Jan Timman heeft met zijn eindspelstudies veel prijzen gewonnen en Yochanan zei mij eens dat Jan een goede kans zou maken om zelf ook opgenomen te worden in het selecte gezelschap van de studiegrootmeesters, als hij de moeite zou nemen om zijn kunstwerkjes in te sturen naar de prestigieuze FIDE Albums, die eens in de paar jaar verschijnen. Maar ach, waarom zou hij? Hij heeft al genoeg eerbewijzen ontvangen.


Jan Timman, 1ste prijs Prusikin 45Jaar-Toernooi, 2023. Wit begint en wint.

Een natuurlijke stelling, in de zin dat hij lijkt op iets dat in een gewone partij had kunnen voorkomen. Niet alle liefhebbers van eindspelstudies vinden dat belangrijk, maar de meeste wel.

Het zou hier te ver voeren om bij elke zet van wit varianten aan te geven die bewijzen dat het steeds de enige winstzet is en bij de zetten van zwart dat ze steeds de meest hardnekkige verdediging zijn. Een schaakcomputer kan helpen.

1. Th4 Pe4 2. Dd5 Tb7 3. Pe5 Dxb2 4. De6+ Kb8 5. Pc6+ Ka8 Nu komt de zet die de studie zijn schoonheid geeft. 6. Df6


Wit zet de dame op een veld waar die op drie manieren kan worden geslagen, maar na 1…Dxf6 2. Ta3+ of 1…Txf6 2. Th8+ of 1…Pxf6 2. Ta4+ gaat zwart mat. 6…Pf2+ Nog de meest hardnekkige verdediging. 7. Kh2 Pg4+ 8. Kg3 f4+ 9. Dxf4 Txf4 Ook nu heeft wit maar één winnende zet, een echo van zijn zesde zet. 10. Th8+ Na alle andere zetten zou wit verliezen. Dxh8 11. Ta3+ Ta7 12. Txa7 mat.

Voor dit meesterwerkje ontving Timman de vorstelijke prijs van 50 euro.

Zo, dat was het dan. Ik heb meer dan vijftig jaar een wekelijkse schaakrubriek gemaakt, eerst voor het blad dat toen Haagse Post heette en vanaf 1989 voor deze krant, en ik hoop dat de lezers er evenveel plezier aan hebben beleefd om ze te lezen als ik had bij het schrijven. Ik dacht wel eens dat ik ermee vergroeid was, maar dat hoeft niet zo te zijn. De grote uitvinder Alexander Graham Bell (1847-1922) schreef de bemoedigende woorden: „Als een deur sluit opent zich een andere deur; maar vaak kijken we zo lang en spijtig naar de gesloten deur, dat we de deuren die zich voor ons openen niet zien.”