N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Geboortegrond Lopen door bos of duin, over zand of asfalt, roept bij Ashuqullah Amin herinneringen op aan Afghanistan. Hans Steketee loopt met hem mee.
Bospad
„De grond waarop wij nu lopen is niet mijn geboortegrond. Maar ik kan er wel aan denken: de bergen van Afghanistan, de watervallen. Na de winter smelt de sneeuw en vullen de rivieren zich. Dan zijn de meeste provincies groen. Vanaf mei is het droog tot november.
In Kunduz is veel rijst. Vroeger werd er ook veel katoen verbouwd en verwerkt in een fabriek. Uit het katoenzaad werd olie geperst voor in de keuken. En het afval werd veevoer.
Ik ruik nog steeds liefde van de mensen daar. Het zintuig ruiken betekent voor mij: met mijn hart. Dat iedereen met liefde voor elkaar was. Letterlijk ruik ik ook de bloemen, een sterke geur. Ik ruik… ah, lekker brood. Bakkers die hun brood buiten zetten, heerlijk platbrood. Ik zal je straks een paar foto’s laten zien.
En in de lente – er is een stuk vlak land, zo lang dat je het eindpunt niet kan zien. Daar gingen we met de familie spelen, picknicken, maar dat mag niet meer van de Taliban. Na de voorjaarsregen groeit daar veel gras. En dat gras dat ruikt echt, echt lekker.
Komkommer ruikt ook heel lekker. Hier heeft komkommer die reuk niet meer.
Als we met ramadan de vasten gingen breken, kwam iedereen samen en deelde eigen eten met anderen. Dat herinner ik me heel goed. Als iemand ziek was, kwam iedereen op bezoek. Dat is uit elkaar gevallen door de oorlog. Die liefde bestaat niet meer.
Af en toe praat ik met mijn familie via WhatsApp, als internet werkt. Ik heb drie broers en vier zussen. Mijn vader werkte als koopman, en wij gingen naar school. Nu moet in Afghanistan een hele familie werken om aan genoeg eten te komen.”
Zandpad
„Met mijn vrienden over straat lopen, dat mis ik. Collega’s, klasgenoten, docenten, buren – als ik zeg buurman of buurvrouw bedoel ik de hele wijk. Toen ik in Oegstgeest kwam wonen, ben ik vrijwilligerswerk gaan zoeken. Zo kwam ik terecht bij de kringloopwinkel. Soms werkte ik binnen, soms als chauffeur. Ik wilde mijn netwerk verbreden en mijn Nederlands verbeteren. En ik ben gaan helpen op de school van mijn kinderen, met een klasse-ontbijt, of bij schoolreisjes.
In onze cultuur hoef je geen afspraak te maken als je iemand wilt zien. Je hoeft ook niet te zeggen: ik kom volgende week bij je langs. Want dan zeg je eigenlijk: je moet iets voor mij voorbereiden. Je komt gewoon, maakt niet uit hoe laat, en je bent altijd welkom. In Afghanistan hebben mensen veel tijd voor elkaar. Hier niet, ik moet dat respecteren. Maar Nederlanders met wie wij contact hebben, zijn ook weer een beetje gewend geraakt aan onze cultuur.”
Duinpad
„In Afghanistan hebben we ook een soort duinen, daar kun je niet komen, daar liggen nog landmijnen uit de oorlog met Rusland in de jaren 80.
Ik heb met mensen uit verschillende landen gewerkt, de laatste jaren met Nederlanders bij de politiemissie in Kunduz. Aardige mensen. Ik wist niets van Nederland, maar ik zag wel een verschil met Duitse mensen. Ik vond inburgeren niet moeilijk, en als je ergens komt wonen en er blijft, moet je de mensen en de cultuur leren kennen, dat is belangrijk.
Mijn oudste zoon is in Afghanistan geboren, mijn tweede zoon en mijn dochter hier. Wij zijn nooit terug geweest. We vertellen ze niet over de oorlog. Ik heb zelf te veel meegemaakt. Al toen ik zes, zeven jaar was moesten we regelmatig vluchten. Ik heb mensen op straat zien liggen. Maar dat vertel ik mijn kinderen niet. Ik vertel over de mooie dingen. Over hoe warm en zorgzaam mensen er zijn. Ik ben blij als ik op de schoolrapporten van mijn kinderen zie dat ze goede cijfers krijgen voor gedrag tegenover de leerkracht en andere klasgenoten.
Nederland is nu hun vaderland. Mijn vader is overleden toen ik 25 was. Mijn moeder aan het begin van de Covid-pandemie. Ik heb haar niet meer gezien. De moeder van mijn vrouw leeft nog. Af en toe, als wij aan het bellen zijn, geven we de kinderen de telefoon om eventjes een praatje te maken met de tante, de oom of de oma.
Thuis spreken we Dari. Ik ben een Pashtun en ik spreek ook Pashto. Nazanin, mijn vrouw, behoort tot de Tadzjieken. In Afghanistan was zij radiojournalist. Nu werkt ze bij een kinderdagverblijf en doet een pedagogische opleiding. Mensen kennen haar ook van de stukjes die ze schrijft voor de Oegstgeester Courant. Ze belde net om te vragen of het nog leuk is op deze wandeling. Ik moest een paar foto’s maken.
Ik ben niet goed met koken. Eitjes bakken, pannenkoeken lukt nog wel. Mijn lievelingsgerecht is palau: rijst met amandelen, soms pistachenoten, rozijnen, wortels, kruiden, vlees.
Bij Afghanistan denken mensen nu aan de Taliban en oorlog en heroïne, maar zo was het niet. Veertig jaar geleden was Afghanistan mooier dan Nederland, vrouwen werkten net als mannen, overal. Meisjes gingen naar school en de universiteit met korte rokken. Nu mogen ze niet naar school en alleen in boerka op straat en niet zonder mannelijke begeleider.”
Asfalt
„Kijk, die mensen rijden in hun auto naar de golfbaan. Misschien zijn ze met pensioen, dat is in Nederland goed geregeld. In Afghanistan kennen we geen pensioen. Vakantie ook niet. Als je één dag minder werkt, heb je één dag minder te eten. We hebben ook niet veel goede wegen.
Tijdens mijn verplegersopleiding hoorde ik mijn klasgenoten vaak klagen. Ik zei: jullie veiligheid is gratis, daar heb je tot nu toe niets voor gedaan. Jij hebt goed te eten, een lening van de regering voor je studie. En jij klaagt! Mensen maken zich zorgen over energiekosten, maar geven per maand honderden euro’s uit aan sigaretten.
Toen de Taliban terugkwam moesten veel Afghanen hun dromen verbergen. Mijn familie ook. Ik probeer positief te denken, over de toekomst. Als ik alleenstaand was, maakte het misschien niet zoveel uit als ik verdrietig zou zijn… Maar nu heb ik een gezin, wij zijn verbonden. Als ik ziek word, krijgt mijn vrouw last, en mijn kinderen. Dat wil ik voorkomen. Meestal houd ik me bezig met simpele dingen, zodat ik me niet alles herinner. Ik heb niet veel contact met mijn familie, anders word ik elke dag verdrietig. Dan zeg ik: ik ben alleen zaterdag en zondag bereikbaar, ik kan niet steeds jullie telefoontjes opnemen als ik aan het werk ben. Maar ja, ik kan ook niks doen.
Het was mijn moeders droom dat ik arts zou worden. In Afghanistan ben ik met tandheelkunde begonnen. In Nederland wilde ik daarmee verder, maar dat is niet gelukt. Toen wilde ik mondzorg doen. Mijn Engels, natuurkunde, scheikunde en biologie waren goed, maar mijn Nederlands was nog niet voldoende. Toen ben ik hbo-verpleegkunde gaan studeren. Ik specialiseer me nu als endoscopie-verpleegkundige. Als ik daarmee klaar ben wil ik de master physician assistant doen, waarmee je sommige taken van een specialist kunt overnemen.
Tijdens Covid heb ik dag en nacht gewerkt. Een collega zei: je moet nu twee weken uitrusten. Dat waren mijn twee weken vakantie. Als iemand met een betere gezondheid naar huis kan, of door een operatie jaren verder kan leven, maakt me dat blij. Mensen helpen is een goed doel voor mij.”
Schelpenpad
„Soms denk ik: wie heeft bepaald wat een land is, waar de grenzen liggen. Wat maakt dat we al jaren oorlog hebben in Afghanistan? Wat is er met ons? Waarom moeten zoveel gewone mensen sterven? Kijk naar Oekraïne. Ik heb veel van zulke vragen.
Ik heb de zee voor het eerst in 2016 gezien, in Katwijk. Ik hou van zee, het geluid van de zee geeft rust. Ik kom hier met mijn kinderen in de zomer. Maar ik zwem nog niet in zee. Ik ben nu bezig met mijn A-diploma. Ik doe het ook voor hen, je moet gezellig zijn voor je kinderen. De oudste twee gaan nu op voor hun C-diploma. Ze maken bommetjes en zeggen tegen mij: kom ook in het water, we gaan naar het diepe.
Mijn ouders hebben nog een zoon gehad. Hij is verdronken in een watertje waar we waren met de familie. Zijn naam was Baryalai.
Soms kom ik hier om een beetje na te denken. Een klein stukje van de ruimte bij de zon, dat is aarde. Wij leven hier. Hoe kan dat? Ik ben bang van de schorpioen, maar je gebruikt zijn gif om een medicijn van te maken. Iedereen is hier met een doel gekomen, alles heeft een functie. En die gekke Taliban begrijpen niet wat ons doel is.
Jij bent hier geboren en verbonden met dit stukje van de aarde, maar die plek is niet van ons. Als ik doodga, komt er iemand anders leven. Ik kan die plek niet meenemen. Overal is grond voor mij gewoon grond. Het is belangrijk dat je die goed gebruikt, er met liefde woont en dat je nuttig bent voor andere mensen.”
Foto’s Olivier Middendorp