‘Met de drukpers als wapen zette Willem van Oranje de zaken geraffineerd naar zijn hand’

René van Stipriaan: „Luther had met zijn 95 stellingen bewezen dat je zo enorm veel kon bereiken en daar heeft Oranje goed naar gekeken. Informatie kon zich voor het eerst razendsnel verspreiden.”

Interview

René van Stipriaan | biograaf Een gekwetst ego was de motor achter het conflict van Willem van Oranje met Spanje, zegt zijn biograaf.

René van Stipriaan, literair-historicus, publiceerde anderhalf jaar geleden zijn biografie van Willem van Oranje (1533-1584) en nog steeds is hij verrast door de ontvangst. Twee prestigieuze prijzen. Tienduizenden verkochte exemplaren. Prachtige recensies. „Behalve in Vlaanderen”, zegt hij. „In Vlaanderen is mijn boek nauwelijks besproken.”

Wat zegt dat?

„Er heerst daar vermoed ik het beeld van Oranje als grote onruststoker die de Zuidelijke Nederlanden enorm achterop heeft geholpen. Antwerpen verloor in de opstand tegen Spanje zijn positie als rijke haven- en handelsstad en Amsterdam ging aan de haal met de buit. Dat doet mogelijk nog altijd een beetje zeer.

In Nederland, vertelde je in een lezing laatst, kreeg je alleen kritiek van een dominee.

„Dominee Klink uit de Alblasserwaard, gepromoveerd op Willem van Oranje. Hij vond mijn boek prachtig, maar kon niet leven met mijn opvatting over Oranjes religiositeit.”

Voor hem was Oranje een diep belijdende calvinist?

„En dat was hij niet. Ik heb het in de bronnen niet kunnen waarnemen.”

Filips II ligt ’s nachts in zijn kussen te bijten vanwege de ketterij in de Nederlanden

Een steeg in de binnenstad van Amsterdam, daar woont René van Stipriaan. Hij vertelt dat zijn belangstelling voor Oranje begon toen hij een literatuurgeschiedenis schreef – Het volle leven (2002) – en zag dat Oranje zo tussen 1560 en 1580 alle grote literaire talenten in de Nederlanden wist in te zetten voor zijn politieke propaganda. „Mijn volgende boek moest over die propagandamachine gaan. Toen wilde ik weten wat er áchter het beeld zat dat van Oranje de wereld in werd geholpen en zo zette ik ongemerkt de stap naar een biografie, een titanenklus. In 1568 ontstond er in de Nederlanden een conflict op Europese schaal en Oranje wist met het wapen van de drukpers heel geraffineerd zaken naar zijn hand te zetten. Dat was vrij revolutionair.”

Want niemand deed dat nog?

„Luther had in 1517 met zijn 95 stellingen tegen de corruptie in de katholieke kerk bewezen dat je zo enorm veel kon bereiken en daar heeft Oranje ongetwijfeld goed naar gekeken. Informatie kon zich voor het eerst razendsnel verspreiden.”

Je schrijft dat er veel nepnieuws in omloop werd gebracht.

„Je zou het de waarheidscrisis van de zestiende eeuw kunnen noemen en die lijkt op de waarheidscrisis die we nu doormaken. De gevolgen waren zeer destabiliserend.”

Wat verborg Oranje met zijn propaganda?

„Dat zijn gekwetste ego de motor was achter het conflict met Spanje. Oranje was van hoge adel, opgevoed aan het hof van Karel V in Brussel. Hij zal verwacht hebben dat hij binnen de Habsburgse machtsverhoudingen een leidende rol zou gaan spelen. Maar toen Karel V het gezag over de Nederlanden had overgedragen aan zijn zoon Filips II in Madrid, veranderden de verhoudingen. Oranje moest mannen boven zich dulden die hij minderwaardig vond. En dan zie je dat hij eigenlijk al in 1568 in staat is om van zijn eigen probleem het probleem van alle verdrukte Nederlanders te maken. Hij bouwt hele redeneringen op over in gewetensnood verkerende protestanten en getergde kooplieden. Hij werpt zich als het ware op tot hun schutspatroon.”

In je boek komt Filips II naar voren als een wat stuurse man, rigide en streng katholiek.

„En Oranje was een charmeur, een man van de gezelligheid, van lange avonden met goed eten en veel drank. Ik hou het voor mogelijk dat de opstand zijn kiem had in een incompatibilité d’humeur van deze twee ambitieuze mannen.”

De slim gekozen eretitel ‘Vader des Vaderlands’ verleent Oranje een aureool van soevereiniteit

Die allebei radicaliseren.

„Filips II ligt ’s nachts in zijn kussen te bijten vanwege de ketterij in de Nederlanden en stuurt de hertog van Alva om orde op zaken te stellen. Hij had er verstandig aan gedaan om dat niet te doen en dat werd hem ook van alle kanten geadviseerd. Pak het nou even rustig aan. Maar nee. Alva installeert in Brussel de Raad van Beroerten, die al snel de Bloedraad heet, zoveel doodvonnissen worden er uitgesproken. Honderden protestanten gaan op de brandstapel. Alle Nederlandse bezittingen van Oranje worden geconfisqueerd. In 1568 moet hij bij de lutherse vorsten in Duitsland gaan bedelen om geld voor de oorlog tegen Alva.”

De protestantse Nederlanders gaan pas echt met Oranje meedoen als Alva in 1569 belasting wil gaan heffen.

„De tiende penning, ja. Een soort btw op alle verkopen van roerende goederen. Dat viel niet goed. Je moet bij Nederlanders niet aan hun geld komen. Kooplieden dreven handel met steeds grotere delen van Europa en de angst was dat hun concurrentiepositie ondermijnd zou worden, wat niet ondenkbaar was.”

De wereld, zegt hij, was sinds de vijftiende eeuw razendsnel aan het veranderen. Er werd naar Azië gevaren, naar Amerika, er kwamen enorme handelsstromen op gang en het zwaartepunt van alle activiteit lag in Noordwest-Europa, aan de Atlantische Oceaan. De Nederlanden begonnen door hun gunstige ligging uit te groeien tot een economische grootmacht, zeker nadat half Antwerpen naar het Noorden was gevlucht. „Tegen die achtergrond wordt het bijna triviaal”, zegt Van Stipriaan, „dat Filips II de Nederlanders er met geweld onder probeert te houden. Die hebben geen zin om zich nog iets aan te trekken van die koning in Spanje. In 1581 gooien ze hem er met het Plakkaat van Verlatinghe gewoon uit.”

Steeds weer zijn er types die een sekte beginnen en hun waarheden verkopen alsof ze God recht in de ogen hebben kunnen kijken

Van het gezag van de paus in Rome moesten ze al heel lang niets meer hebben.

„Het autoriteitsdenken was bij de protestanten ook in religieus opzicht een andere kant opgegaan. Ze lezen zelf de Bijbel, wat in de katholieke kerk verboden was, en vormen zich er zelf een mening over. Protestantse kerken worden van onderop bestuurd. De opstand tegen Spanje gaat over religie en geloof, maar de economisch-politieke ontwikkeling is in mijn ogen leidend.”

Voor de protestanten was Oranje de Vader des Vaderlands.

„Een slim gekozen eretitel, die voor het eerst opduikt in 1571. Het suggereert een eenheid die er nog lang niet is. Het verleent Oranje een aureool van soevereiniteit. Rond 1577, als hij de boel aardig onder controle lijkt te hebben, moet hij een verpletterende indruk op mensen gemaakt hebben. Je moet dat zien tegen de achtergrond van een periode waarin mensen door het oorlogsgeweld en al die veranderingen erg nerveus waren. Er duiken voortdurend denkbeelden op over een naderende apocalyps. Er zijn pestepidemieën, hongersnoden. Het klimaat verandert, later zou er gesproken worden van de kleine ijstijd. Wat je nu in de politiek ziet – de versplintering, de single-issuepartijen – zag je toen in het geloof. Steeds weer zijn er ambitieuze types die een sekte beginnen en hun waarheden verkopen alsof ze God recht in de ogen hebben kunnen kijken. Maar ook toen gold dat je succes bepaald werd door de mate waarin je in staat was om een goede organisatie op te bouwen. De lutheranen in Duitsland konden het. De calvinisten in Nederland konden het ook.”

Oranje bekent zich pas rond 1572 tot het calvinisme.

„Nadat hij herhaaldelijk de vraag had gekregen waar hij nou eigenlijk stond. Werd het geen tijd om daar duidelijkheid over te verschaffen? Zo nee, dan gingen de protestanten een deurtje verder kijken, op zoek naar een andere bondgenoot die hen politiek gezien uit de problemen kon helpen. Oranje was een voorstander van religievrede en geloofsvrijheid, en ik denk dat hij dacht: vanuit de kern van het christelijke geloof redenerend maakt het me niet veel uit waar ik bij hoor. Als ik maar niets met de paus van Rome te maken heb.”

Áls Willem een keer thuis was bouwden ze onmiddellijk de hel met elkaar op

De calvinisten zijn ook voorstander van geloofsvrijheid, tot ze de macht krijgen.

„Dan wordt er enorm hardhandig tegen de katholieken opgetreden, vooral tegen geestelijken. Daar zijn gruwelijke voorbeelden van. Roermond, Alkmaar, de martelaren van Gorcum. Ze worden gefolterd en opgehangen. Incidenten, maar toch. Katholieke bezittingen worden op grote schaal geconfisqueerd.”

De moeder van Willem van Oranje schrijft haar zoon kort voor haar dood in 1580 een brief vol godsdienstige vermaningen.

„Ze was zelf luthers en had haar kinderen – ze kreeg er zeventien – rechtlijnig opgevoed, maar in Willem vermoedde ze een grote mate van religieuze onverschilligheid. Ze hadden elkaar trouwens sinds 1572 niet meer gezien. Uit die periode zijn er tien brieven van haar aan Willem overgeleverd, van Willem aan zijn moeder is het er één. ‘Ik weet dat u medelijden met me zult hebben, wanneer u zou zien met welke grote zaken ik dagelijks belast ben…’ De brief kwam waarschijnlijk pas na haar dood aan.”

De vrouwen van Oranje hadden het ook niet gemakkelijk.

„Een rode draad in zijn biografie, die huwelijken die zo slecht verlopen, in elk geval de eerste drie. Anna van Buren, Anna van Saksen en ook wel Charlotte de Bourbon maken diepe persoonlijke crises door. Dat moet wel iets te maken hebben gehad met de enorme spanning in het leven van Oranje.”

En hij was nooit thuis.

„Bij Anna van Buren was dat overduidelijk een groot probleem. Ze was wees en trouwde op haar achttiende met Willem, en dan zit ze daar, op zijn kasteel in Breda. Hij is op veldtocht of in Brussel bij Karel V. Na zeven jaar huwelijk sterft ze onder merkwaardige omstandigheden. De arts die haar behandelde stuurde Willem nog een brief: dat ze leed aan koorts en aan een ‘zware en wonderlijke zwaarmoedigheid’. Er hangt een zweem van suïcide omheen.”

Bij de kerkenraad kwamen klachten binnen over de ‘banketten en andere onbeschaamdheden’ aan het hof van Oranje

Anna van Saksen eindigt ingemetseld in het kasteel van haar familie in Duitsland.

„Zij was ook al snel heel eenzaam. Ze had niet de persoonlijkheid om zich gedwee op te stellen, dus áls Willem een keer thuis was bouwden ze onmiddellijk de hel met elkaar op.”

Waarna er weer een baby wordt geboren.

„De procreatie gaat altijd door. Oranje had nog maar één zoon en die werd opgevoed aan het hof van Filips II. Hij moest nog een zoon hebben, een paar zonen.”

Met Charlotte de Bourbon krijgt hij in zes jaar zes dochters.

„Dat huwelijk begon ook slecht en het lijkt erop dat hij toen heeft besloten om zijn gezin meer te betrekken bij wat hij deed. Hij neemt haar en de kinderen mee op zijn reizen door Holland en Zeeland. De bevolking vindt het prachtig.”

Wat zegt het dat Oranje zich in zijn laatste jaren liet afbeelden als een eenvoudige man, in het zwart?

„In ieder geval óók dat hij goed toneel kon spelen, zoals iedere politicus. Hij was met Louise de Coligny naar Delft verhuisd en bij de kerkenraad kwamen klachten binnen over de ‘banketten en andere onbeschaamdheden’ aan het hof van Oranje. Er werd gedanst, wat bij de calvinisten streng verboden was. Toch lijkt er ook iets anders te spelen: hij heeft zoveel meegemaakt dat hij rust lijkt te vinden bij de gedachte aan het eeuwige. Dan past eenvoud.”


Lees ook: Willem van Oranje stuurde de geschiedenis de beslissende kant op, zegt zijn biograaf