N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Kopstuk De aanslag op de luchthaven in de Afghaanse hoofdstad Kaboel in de zomer van 2021 werd gepleegd in de chaotische nasleep van de overname van de Taliban. De Amerikanen trokken zich destijds na twintig jaar oorlog terug uit Afghanistan.
De Taliban hebben een belangrijke leider van de terreurcel van Islamitische Staat (IS) gedood. Dat melden meerdere Amerikaanse media dinsdag, waaronder The New York Times. Het kopstuk, dat niet bij naam wordt genoemd, leidde in augustus 2021 een operatie waarbij de luchthaven van de Afghaanse hoofdstad Kaboel met zelfmoordaanslagen werd aangevallen. De aanslag vond plaats in de chaotische nasleep van de overname van de Taliban, nadat de Amerikanen zich na twintig jaar oorlog terugtrokken uit Afghanistan. Bij die aanslagen kwamen 170 Afghaanse burgers en 13 Amerikaanse militairen om.
Begin april zouden de Amerikaanse inlichtingendiensten de dood van de IS-terrorist bij een door de Taliban uitgevoerde operatie hebben vernomen. Het was onduidelijk of de Taliban het specifiek op de man hadden gemunt of dat zijn dood het gevolg was van de vele gevechten tussen de Taliban en strijders van IS. Ook werden geen details rond zijn dood vrijgegeven.
Volgens The New York Times stelde Washington maandag de getroffen familieleden van de omgekomen Amerikaanse militairen bij de aanslag in augustus 2021 op de hoogte. De nabestaanden kregen te horen dat de man in „de afgelopen weken” gedood is.
De Taliban grepen in de zomer van 2021 opnieuw de macht in Afghanistan. Sindsdien is de economische situatie aanzienlijk verslechterd. Eerdere schattingen van de Verenigde Naties gaven aan dat zo’n twintig miljoen Afghanen, ruim de helft van de bevolking, moeite hebben om rond te komen. Daarnaast perkte het Talibanregime de rechten van vrouwen in het openbare leven sterk in. Zo zijn vrouwen en meisjes niet meer welkom op universiteiten en scholen.
Een bestuurder van een beursgenoteerde bank vervolgen, dat is voor het Openbaar Ministerie (OM) geen alledaagse kost. En dus is het logisch dat het strafrechtelijk onderzoek naar voormalig ING-topman Ralph Hamers behoorlijk wat tijd in beslag neemt. Maar vóór het einde van dit jaar neemt het OM een definitief besluit over de vervolging van Hamers, beloofde de landsadvocaat vrijdag tijdens een kort geding bij de rechtbank in Den Haag.
Daarmee neemt het strafrechtelijk onderzoek naar de voormalige ING-topman, met de codenaam Eastwood, precies vier jaar in beslag. Het OM kreeg in december 2020 van het gerechtshof in Den Haag de opdracht Hamers als „feitelijk leidinggevende” te vervolgen, nadat de bank een schikking van 775 miljoen euro had getroffen wegens een nalatig antiwitwasbeleid. Criminelen hadden volgens justitie jarenlang „nagenoeg ongestoord” geld kunnen witwassen via rekeningen bij ING.
„Het hof was zich er in december 2020 van bewust dat het onderzoek [naar de betrokkenheid van Hamers] tijdrovend zou zijn. Ook het OM meent dat het onderzoek lange tijd in beslag neemt”, zei landsadvocaat Marianne Hirsch Ballin tijdens de zitting.
Het kort geding werd aangespannen door financieel activist Pieter Lakeman, die meent dat het OM te lang talmt met het nemen van een besluit over de eventuele vervolging van Hamers. „Er had allang een dagvaarding moeten liggen”, zei hij daags voor de zitting al tegen NRC. Lakeman wil dat de rechter het OM dwingt om vóór 1 november, of in elk geval zo snel mogelijk, een besluit te nemen over de vervolging – liefst door het versturen van een dagvaarding aan de voormalige ING-baas.
„Het bevel van het hof laat geen andere ruimte dan Hamers te dagvaarden”, betoogde Lakemans advocaat Kerem Canatan tijdens de zitting. Hij wees erop dat het gerechtshof het in 2020 „nodig” vond om Hamers te vervolgen, mede omdat de voormalige ING-bestuurder geen publieke verantwoording had afgelegd. In de beschikking noemde het hof het destijds „van belang dat in een openbaar strafproces de norm wordt bevestigd dat ook bestuurders van een bank niet vrijuit gaan als zij feitelijke leiding hebben gegeven aan ernstige verboden gedragingen.”
Volgens Lakeman en zijn advocaat is er bovendien haast bij de vervolging, omdat een deel van de strafbare feiten dreigt te verjaren. „Elke dag vertraging zorgt ervoor dat een groter deel van de feiten verjaart. Eind 2028 is het gehele feitencomplex verjaard. Daarom moet de zaak zo spoedig mogelijk op zitting worden gebracht,” zei Canatan. „Het OM laat gebeuren dat Hamers straks vrijuit gaat door getalm.”
Het OM onderzoekt mogelijke betrokkenheid van Hamers bij ‘schuldwitwassen’ en overtredingen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Simpel gezegd bekijkt het OM of Hamers zich als bestuurder bewust was van het tekortschietende witwasbeleid binnen zijn bank, en of hij aantoonbaar naliet er iets tegen te doen.
Eenzijdige beeldvorming
Ralph Hamers, die tussen 2020 en 2023 topman was bij de Zwitserse bank UBS, heeft zich als belanghebbende in het kort geding gevoegd, bleek tijdens de zitting. De voormalige ING-bestuurder was zelf niet aanwezig, zijn advocaat Daan Doorenbos wel. Die betoogde dat Hamers na de schikking van ING in 2018 te maken kreeg met „eenzijdige beeldvorming”. Omdat de zaak nooit voor een strafrechter kwam, zijn er volgens Doorenbos strikt genomen nooit strafbare feiten vastgesteld. Dat het OM in de schikking destijds sprak van „jarenlange en structurele overtreding van de Wwft”, omschreef Doorenbos als „meningen van het OM”.
Hamers heeft bij het OM aangedrongen op een zeer uitvoerig onderzoek naar zijn betrokkenheid, bleek tijdens de zitting. „Vanaf de werkvloer tot aan de top,” zei Doorenbos. „Welke overtredingen zijn er gepleegd, wie waren erbij betrokken?” Volgens hem was een langdurig strafrechtelijk onderzoek het enige logische gevolg, aangezien ING tienduizenden medewerkers heeft en in veertig landen actief is.
De advocaten van Hamers verzochten justitie ook om tijdens het onderzoek meer dan honderd getuigen te verhoren. Die wens werd slechts deels ingewilligd. De afgelopen tijd werden 23 getuigen gehoord, onder wie Hamers zelf.
Tijdens zijn betoog liep Doorenbos vooruit op de uitkomsten van het nog lopende strafrechtelijk onderzoek: volgens hem is er „geen bewijs” gevonden tegen Hamers. „Er ligt inmiddels een omvangrijk dossier. Dat bevat veel informatie over de taken die Hamers had, en welke hij niet had. Iedere getuige heeft ontlastend over hem verklaard.”
Doorenbos: „Een dagvaarding zou leiden tot een soort showproces met maar één uitkomst: vrijspraak. Daar is niemand mee gediend.”
De landsadvocaat ging hier tijdens de zitting niet op in, maar merkte wel op dat een zogeheten ‘bewilligingsverzoek’ ook nog tot de mogelijke uitkomsten behoort. Bij zo’n verzoek concludeert het OM dat er geen strafrechtelijke basis is om iemand te vervolgen en vraagt het gerechtshof om de vervolging te mogen staken.
Pieter Lakeman zei de indruk te hebben dat het OM „aan de leiband” van Hamers loopt. Hij verdenkt Hamers’ advocaten van het optuigen van een „gigantisch vertragingscircus, dat door het OM gedoogd wordt. Voor zover ik weet is dat nooit eerder gebeurd bij iemand die verdacht wordt van serieuze criminele feiten.”
De voorzieningenrechter besluit binnen drie weken op Lakemans verzoek om het OM zo snel mogelijk tot vervolging te dwingen.
Toen de zwager van Wesley van Bockel (43) vorige maand de Dam tot Damloop liep, ruim zestien kilometer van Amsterdam naar Zaandam, reed hijzelf met zijn fatbike langs het parcours met drinken voor onderweg. Dochter Bobbie, acht jaar, zat voorop. ’s Ochtends vertrokken uit Amsterdam Zuidoost, waar ze wonen, bij het Azartplein met de pont over het IJ, toen naar metrostation Noorderpark. Daar kwamen de lopers onderdoor, net twee kilometer in de benen. Doorgefietst zijn ze toen naar Oostzaan, om daar, rond kilometer elf, weer even aan te moedigen en een flesje water aan te geven. Zwager richting finish, Van Bockel met z’n dochter voldaan richting biefstukrestaurant Loetje, aan ’t IJ, hapje eten, toen pontje naar de overkant, waar ze aan het eind van de middag, in de P.C. Hooftstraat, werden aangesproken door fotograaf Saskia van den Boom. Of ze op de foto wilden met hun fatbike.
Wilden ze wel.
De dag op die manier besteden, dat had met de auto niet gekund. Met de ‘gewone’ fiets – ja, misschien, maar „dat zal toch ietsje langer duren”, zegt van Bockel. „Dan ga je minder hard, en in Noord moesten we nog een heel stuk omrijden. Ik ben gewoon blij met die trapondersteuning, laten we het daarop houden.”
Van den Boom, de fotograaf, merkte dat het de laatste tijd in de media veel ging over de fatbike én dat zij ze steeds meer tegenkwam in Amsterdam. Allerlei verschillende types ook, jong en oud, scholieren en ouders met jonge kinderen. Ze nam zich voor er honderd te fotograferen. De meesten sprak ze aan op straat, bij een stoplicht of zo. Kort praatje, foto maken, de charme van de momentopname. Dit is de eerste oogst. Ze had iets meer jongeren willen doen, zegt ze, maar die gingen vaak te hard om te stoppen. „Hallo!”, riep ze dan nog, „mag ik je fotograferen!” Tevergeefs.
In plaats van een Gazelle
Toeval of niet, van de mensen die wel meededen is er niet één die zegt de fatbike te hebben opgevoerd zodat-ie een stuk harder kan dan de toegestane 25 kilometer per uur. Want dat is waaróm deze Harleys onder de elektrische fietsen veel aandacht kregen de afgelopen tijd: de snelheidsbegrenzing aanpassen is niet moeilijk en het aantal ongevallen met de fatbike stijgt hard, zeker onder jongeren. Er is een wet in de maak voor een helmplicht en een minimumleeftijd van 14 jaar.
Lees ook
Kamermeerderheid vóór helmplicht en leeftijdsgrens fatbikes
Voor Mohammed Kazouri (36), een schilder en timmerman uit Noord, hoeft het ook niet sneller te gaan. Het is goed zo. „Je begint te trappen en hij gáát al, snap je?” Hij heeft de zijne, een V20 Pro, nu twee weken. „Kort daarvoor had ik een klus in het centrum. Ik ging gewoon met mijn Gazelle. Het was misschien achttien minuten fietsen, maar toen ik aankwam was ik helemaal uitgeput. Toen kwam die fatbike in mijn hoofd.”
„Mijn leven is totaal verrijkt”, zegt Ömer Sari (39), die de zijne een paar maanden geleden overnam van een vriend. Sari is ondernemer, hij verkoopt vapes aan winkels en reed „veel te lang” in een lease-auto naar klanten. Die deed hij weg: het werd te duur, zeker met parkeerkosten erbij en „heel veel boetes”, want „je vergeet die app aan te zetten” of je blijft een half uurtje langer hangen dan gepland. Binnen Amsterdam doet hij nu alles met de fatbike – eentje die hij bovendien kan inklappen. Moet hij naar een andere stad en is de bestelling die hij aflevert niet te groot, dan zet hij de auto „lekker ver” en gaat met de fiets verder. Mandje achterop, snelbinders van de Action. „Heerlijk.”
Krijgt hij weleens negatieve reacties in het verkeer? „Nee, helemaal niet. Ik krijg juist complimenten. Het is een statussymbool, een mode-item. Als je een beetje goed gekleed bent, en met zo’n fietsje, dan zie je er hartstikke goed uit, man.”
Boodschappenmandje voorop
Dat zeggen meerdere mensen: dat ze van weerzin tegen de fatbike, ondanks die media-aandacht, zelf weinig merken. „Ik denk wel dat veel mensen hard langs anderen scheuren”, zegt Sanne (27) uit Amsterdam-Oost, die liever niet met haar achternaam in NRC staat. „En ik snap dat dat vervelend is. Maar ik probeer juist extra netjes te doen.” Ze staat op de foto met haar zoontje achterop en haar nichtje voorop, en daarvoor nog een boodschappenmandje met een tas en ballonnen – ze waren net naar de babyshower van haar schoonzus geweest, acht maanden zwanger. Ze heeft haar fatbike nu twee jaar en zit er dagelijks op. „School, boodschappen, uitjes, Artis, het zwembad, van alles.”
Scholier Abigail Carmona Bakker (16) vindt het fijn „dat je kunt fietsen zonder dat je echt het werk van fietsen moet doen”, zegt ze. Ze heeft geen fatbike, maar haar goede vriendin wel – dat is dus de fatbike waarmee ze op de foto staat. Met z’n tweeën gaan ze graag op dat ding naar de stad, afspreken met vrienden, ergens wat eten. Plekken waar ze anders met het ov naartoe zouden zijn gegaan – dit gaat sneller en makkelijker. „Maar het is ook weer niet zo dat onze dag verpest is als we géén fatbike hebben.”
Bij Wesley van Bockel thuis hebben ze er zelfs twee, vertelt hij: een voor hem en een voor zijn vrouw. Over twee weken loopt zijn zwager de marathon van Amsterdam en dan gaat hij weer op een paar plekken langs de kant staan. Maar eigenlijk zitten ze er elk weekend wel op. Met de twee kinderen – Bobbie heeft een oudere broer van vijftien – de stad in, fiets in de ondergrondse stalling, ergens wat eten, even naar de Bijenkorf. Of even op en neer naar Weesp („hebben ze een heel goede ijssalon”) of Abcoude. „We zijn ook een keer naar het Nigtevecht gereden, gewoon uit het niets.”
‘De geschiedenis herhaalt zich”, zegt Jan Uittenbroek (80). „Het lijkt alsof we in dit land niks hebben geleerd van de bromfietstijd.” Uittenbroek is trotse eigenaar van ruim tweehonderd brommers, die hij in een halve eeuw heeft verzameld. In Waddinxveen staan ze uitgestald in een bedrijfshal, waarin ooit zijn verfspuiterij voor machines was gevestigd. Zijn verzameling noemt hij ‘Nationaal Bromfiets Museum’. Eén zaterdag per maand is het geopend.
De ontwikkeling van de elektrische fiets vertoont parallellen met die van de bromfiets. Aanvankelijk zijn beide een gewild vervoermiddel van ouderen, die zichzelf willen verlossen van tegenwind en ander ongemak. Daarna volgt de hype, wordt het trots bezit onder jongeren.
Uittenbroek kocht kort na 1960 zijn eerste bromfiets, een Magneet Cheetah, met een leren rafelrand rondom het zadel. „Mijn vriend Harry had ook een fraai exemplaar. Samen reden we hele zondagen rond in Gouda: de mooiste brommers, met de mooiste meiden achterop, waren van ons.”
In de jaren 50 maakte de bromfiets Nederland „mobiel”, zegt Wout Meppelink, uitgever van boeken en tijdschriften over bromfietsen. „De snelle groei van het autoverkeer volgde vijf à tien jaar daarna. Pas vanaf 1964 werden méér auto’s dan bromfietsen verkocht.”
In het eerste decennium van het bromfietstijdperk ging zowat geen dag voorbij of ergens werd melding gemaakt van een dodelijk ongeluk. De Leeuwarder Courant op 14 november 1951: ‘Bromfiets eist in ons land al 1.514 slachtoffers.’ Vanaf die tijd kreeg een statistiek als deze jarenlang een prominente plek in jaaroverzichten.
Bezorgdheid in de Tweede Kamer klonk bij de behandeling van een nieuwe verkeersbegroting op 20 december 1955. De woorden bromfiets en brommer vielen ruim zestig keer – steeds in negatieve zin. „Beperkende maatregelen kunnen niet achterwege blijven”, sprak het ene na het andere Kamerlid in dit debat. „Wij moeten het publiek opvoeden voor het verkeer. (..) Egoïsme in de meest erge zin viert hoogtij.” Berijders zouden geen rekening houden met medeweggebruikers. Ze kenden de verkeersregels niet. Ze scheurden te hard. Er zouden speciale brommerrijbewijzen moeten komen. Gemeenten zouden hoognodig bromfietsvrije wegen en zones moeten instellen.
Weinig gewend
Was de nood werkelijk zo hoog? Het land was weinig verkeersdrukte gewend. De bevolking groeide tussen 1950 en 1965 van tien naar twaalf miljoen inwoners. Vele malen sneller steeg het aantal bromfietsen, van nog geen vijfduizend in 1950 naar ongeveer een miljoen in 1960. De groei zou tot halverwege de jaren 70 doorzetten en daarna vrij snel weer inzakken, totdat de scooter werd geïntroduceerd.
In al die jaren draalde de politiek om in te grijpen. Het is beschreven in een historisch standaardwerk, De Bromfiets. 1948-2015, met een verongelijkte ondertitel: Een geschiedenis van de verschoppeling van de weg. Wout Meppelink, uitgever van dit brommerboek, illustreert deze kwalificatie met een voorbeeld. „Eerst werd gedacht dat het aantal ongelukken zou dalen wanneer bromfietsen minder op autowegen en meer op fietspaden zouden rijden. Waar mogelijk werd dat de regel. Gevolg: meer ongelukken en daardoor meer slachtoffers onder fietsers en bromfietsers.”
Een aparte verzekering voor bromfietsen, aparte registratie, aangescherpte regels voor wielgrootte, een verbod op één zadel voor twee personen, helmplicht – het zijn allemaal pogingen geweest bromfietsen op de weg veiliger te maken. Het aantal verkeersongelukken en -slachtoffers daalde niet. En de aandacht in de samenleving verschoof, naar een razendsnelle toename van auto-ongelukken.
In de loop van de jaren 60, toen ouders en ouderen massaal hun eerste auto’s aanschaften, puilden de Nederlandse schuren uit van ongebruikte brommers. Het was koren op de molen van ‘opgeschoten jongens’, een typering uit die tijd, die vielen voor de snelheid en het motorgeluid. Uit de Winterswijksche Courant van 7 oktober 1964: „De omwoners van een cafetaria in Krommenie hebben schriftelijk aan B&W gevraagd maatregelen te treffen tegen bromnozems, die overlast veroorzaken.”
Ruim een halve eeuw later zijn vergelijkbare berichten over fatbikegebruikers eenvoudig te vinden. De Leeuwarder Courant maakte afgelopen augustus melding van ‘fatbike-terreur’ in Sneek. Een tiental jongens had kunstgrasvelden van twee voetbalclubs misbruikt als crossterrein. Vermaningen van clubleden hadden ze beantwoord met dreigementen. De hekken van de clubs gingen op slot, tot verdriet van kinderen die niet meer spontaan konden langskomen om te voetballen.
„Kei- en keihard ingrijpen is dringend gewenst”, klonk het afgelopen 3 september in het vragenuurtje in de Tweede Kamer. „Het egoïstische dikke-ik-gedrag loopt de spuigaten uit”, sprak CDA-Kamerlid Harmen Krul.
Bromfietsverzamelaar Jan Uittenbroek heeft wel een oplossing: „Ik ben voorstander van een leeftijdsgrens van 16 jaar en een helmplicht. Voor álle e-bikes.”