N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Grondwet De grondwet is het draaiboek voor burger en staat dat niemand echt kent. Of goed leest. Wim Voermans’ kolossale, en ook zeer handzame en leesbare naslagwerk Onze constitutie lost dat op.
Is Wim Voermans’ splinternieuwe magnum opus Onze constitutie (911 bladzijden) een nuttige gids bij de ontbinding van Rutte IV die nu gaande lijkt? Een kabinet dat net doet alsof het onderling het nog steeds eens is. Maar dan alleen over het moment waarop het CDA het regeerakkoord zal opblazen, namelijk deze zomer. Hoewel de Leidse hoogleraar Voermans, bekend als de staatsrecht-fluisteraar van Nieuws-uur, een kolossaal boek schreef, is het óók een handzaam naslagwerk dat in twee delen uiteenvalt. Dus, ja, er valt wat te leren.
Driekwart van het boek loopt synchroon met de grondwet in artikelen en hoofdstukken – bij artikel 43 vind je dat ‘de minister-president en de overige ministers bij Koninklijk Besluit worden benoemd en ontslagen’ gevolgd door uitleg over hoe crises werken, kabinetten vallen en demissionair raken. Wie in de huidige crisispantomime houvast zoekt kan in Onze constitutie terugvinden welke smaken er eigenlijk zijn in soorten kabinetten en wijzen van omvallen. Interim-kabinetten (Zijlstra), rompkabinetten (Biesheuvel II), kabinetten zónder regeerakkoord (Den Uyl) of met een gedoogakkoord (Rutte I). Vijftien procent van álle kabinetten na 1917 was zelfs een minderheidskabinet.
Natuurlijk legt Voermans het ‘homogeniteitsprincipe’ van kabinetten uit dat dezer dagen nogal opzichtig herschreven is. Het verplicht spreken met één mond, dat uit artikel 45 van de grondwet voortvloeit. Geen minister brengt z’n onvrede naar buiten, anders dan door (al dan niet gedwongen) opstappen. Wat minister Hoekstra (CDA, Buitenlandse Zaken) nu lijkt te doen is het regeerakkoord op één punt publiekelijk schorsen. Om daarna het kabinet als geheel te laten bungelen in afwachting van heronderhandelingen.
Staatsrechtelijk onbestaanbaar, maar het gebeurt toch. En zolang een Kamermeerderheid het gedoogt ‘mag’ het ook nog – het bewijst maar weer eens dat staatsrecht levend recht is. Het wordt geschreven waar je bij staat. Het gevolg is een kabinet-in-het-nauw, politiek feitelijk ontbonden, beleidsmatig gestagneerd en dus oorzaak van publieke onzekerheid. Graag had ik nog een alinea gelezen over deze staat van gewichtloosheid, waarin Rutte IV is verzeild. Maar ook boeken hebben nu eenmaal een deadline.
Landerig
Want dat moet in ieder geval gezegd worden: het is behalve imponerend qua omvang ook een zeer leesbaar boek, met vlotte pen en op een opgeruimde toon. De eerste 225 bladzijden lees je echt voor de lol. Er worden twee eeuwen grondwet en vijf eeuwen Nederlandse geschiedenis in samenhang verteld. En het constitutionele bestel van nu wordt helder geschetst. De ‘Grondwet in hoofdstukken’ ofwel de rest van het boek is een naslagwerk – een juridische Michelingids met de grondwet op het menu. Daaruit put je, dat lees je niet. Tenzij je wel eens de héle grondwet uitgelegd wil krijgen, achter elkaar. Maar dan moet het wel een heel landerige middag zijn.
De ambitie van het boek is het staatsrecht toegankelijk maken voor een breder publiek dan alleen (aankomende) juristen. Het past bij precies bij de tv-docent Voermans, die het staats- en bestuursrecht ooit via de vrije studierichting in Tilburg ontdekte en onder de staatsrechtprofessoren aanvankelijk als outsider werd gezien. Immers geen meester, maar een gepromoveerde drs. Nu levert hij een boek af dat afrekent met de ‘grachten vol jargon’ en de specialisten ‘die de slotbrug ophalen’. Die worden dan ook weinig geciteerd; er wordt ook nauwelijks jurisprudentie aangehaald. Maar dat is volgens de auteur om het boek ‘niet nóg verder uit de hand te laten lopen’.
Voor hem is de grondwet de mentale plattegrond van het burgerschap – een onzichtbare sociale constructie die burgers accepteren als grondslag om belasting te betalen en machtsuitoefening te accepteren. Bron van vertrouwen, continuïteit en vooral rechtsbescherming.
Zijn taalgebruik is beeldend en voor juristen soms provocerend. ‘Algemene maatregelen van bestuur’ noemt Voermans kalmpjes ‘regeringsdecreten’. Dat zijn ze inderdaad, maar in de vaderlandse staatsrechtgemeente klinkt dat veel te Frans-centralistisch. Het lijkt een kleinigheid, maar juristerij hangt enorm aan ‘correcte’ termen en rekent elkaar genadeloos af op ‘fout’ taalgebruik.
Ook de stijl is vintage Voermans verfrissend. Hij legt het onderscheid tussen een (direct werkende) EU-verordening en een EU-richtlijn uit, door die laatste een ‘afbakproduct’ te noemen. ‘Een lidstaat moet er iets mee gaan doen’, namelijk omzetten in een eigen wet of regel. De Patriottenopstand van 1781 tegen de Oranjes noemt hij net zo rommelig als de eindmusicals van groep 8. ‘Allemaal reuzegoed bedoeld, lawaaierig en meestal geen touw aan vast te knopen.’ Daar kan Joan Derk baron van der Capellen tot den Pol met zijn beroemde pamflet ‘Aan het volk van Nederland’ het mee doen.
Coproducent
Over de grondwet zélf valt in het licht van de geschiedenis op dat die helemaal niet zo onaantastbaar of onveranderbaar is als in media en politiek wel wordt aangenomen. Gemiddeld verandert er om de acht jaar iets in of aan de grondwet. En er staat ook het nodige niet in. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden bijvoorbeeld. Over politieke partijen, het ‘duizenddingendoekje’ van het staatsrecht, eveneens niets. Het begrip ‘fractie’, ongenoemd. In beginsel totale vrijheid dus voor politieke verenigingen die aan verkiezingen willen deelnemen. Ook vreemd: de Europese Unie komt niet in de grondwet voor. Terwijl dit op dit moment ‘de meest vergaande samenwerkingsvorm tussen landen [is] die niet zelf weer een staat is’. En wat de EU doet is van almaar groter gewicht voor het Nederlandse bestuur – feitelijk struikelt Rutte IV nu met z’n stikstofbeleid over de EU Habitat-richtlijn. Nederland is niet zozeer ‘aangesloten’ bij de EU maar onderdeel van de eigen rechtsorde van de EU. Europees recht is van een hogere orde, heeft voorrang boven nationaal recht: ‘Nederland is coproducent’ van EU-wetgeving, schrijft Voermans. En Nederlandse overheidsinstanties treden in de praktijk vaak op als een EU-instantie om EU-recht uit te voeren. Dat besef lijkt niet echt ingedaald. In het politieke debat wordt ‘Brussel’ nog steeds als een (ongemakkelijk) buitenland behandeld. Hooguit als verdragspartner, waar je weer vanaf moet kunnen. En niet als integraal onderdeel van het eigen staatsbestel. Die illusie laat de grondwet helaas intact.
Wankelen
Wat kun je van Voermans leren over de veelbesproken vertrouwenscrisis tussen overheid en burger? Vooral dat we ons daar in het licht der eeuwen niet te makkelijk door moeten laten meeslepen. Democratie als staatsvorm ‘lijkt namelijk echt te werken’. Het zorgt voor politieke stabiliteit, maakt vreedzame leiderschapswisselingen mogelijk, lijkt minder geneigd tot geweld en is in crisistijden veel flexibeler dan autoritaire systemen. En ja, er zijn problemen met de representativiteit van politieke partijen, die nog maar 2,5 procent van het electoraat vertegenwoordigen. Regeerakkoorden en ‘monisme’ rukken op, verkiezingen in een individualistische samenleving worden almaar conjunctuurgevoeliger. Maar veel kritiek richt zich toch vooral op het verbeteren van het systeem. ‘Democratie kan en moet altijd beter’, is het adagium. Nee, de democratische rechtsstaat ‘staat niet op wankelen’, meent Voermans. Alle noodklokken over bestuurscultuur en vertrouwenskloof ten spijt. De kracht van het systeem zit immers in de mogelijkheid voor ontevredenen om de aanstichters weg te stemmen, te protesteren of naar de rechter te gaan. ‘Van een groeiende legitimiteitscrisis is geen sprake’, zo blijkt ook uit onderzoek. Onvrede over de politiek is tijdloos. Net als dit boek.