N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Geschiedenis Honderdduizenden Nederlanders legden in 1943 hun werk neer, uit protest tegen een voorgenomen gevangenneming van ex-soldaten. Terecht besteedt een nieuw boek daar aandacht aan.
Het is een kwajongensstreek, maar wel één met fatale gevolgen. Op maandag 3 mei leggen een paar jongens wat boomstammetjes op een weg in de buurt van Marum, Groningen. Niet ver daar vandaan, in het gehucht Trimunt, hebben de Duitse bezetters een radarstation gebouwd. Daarmee kunnen ze zien wanneer geallieerde bommenwerpers op weg zijn naar Duitsland.
Een paar dagen eerder zijn er stakingen uitgebroken, in heel het land, maar vooral buiten de Randstad. Als Duitse soldaten in een vrachtwagen op weg naar de radarstelling op de boomstammetjes stuiten, leggen ze die eerst opzij. Maar wanneer ze een tijdje later terug willen rijden over dezelfde weg liggen ze er opnieuw. De Duitsers ontsteken in woede. Ze gaan naar twee boerderijen in de buurt en pakken lukraak mensen op, zestien in totaal. De jongste is Steven van de Wier, dertien jaar oud. Korte tijd later worden ze in groepjes van vier doodgeschoten. Hun lichamen worden begraven in een massagraf.
De reactie van de Duitsers heeft alles te maken met het feit dat honderdduizenden Nederlanders een paar dagen eerder het werk hebben neergelegd. De april-meistakingen van 1943 waren de grootste stakingen in bezet Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toch zijn ze bij het grote publiek vrijwel vergeten, anders dan de Februaristaking van 1941 die jaarlijks groot wordt herdacht. Een van de verklaringen daarvoor is ongetwijfeld dat de stakingen hoofdzakelijk een provinciale aangelegenheid waren. Een boek, Staken op leven en dood, en een driedelige documentaireserie van BNNVARA met dezelfde titel die vanaf maandag 24 april te zien is, brengen de ‘vergeten’ stakingen nu opnieuw in herinnering. Initiatiefnemer van het project is tv-presentator Erik Dijkstra, die samen met historicus Hans Morssinkhof de hoofdauteur is van het boek.
Aanleiding voor de stakingen was de aankondiging van de Duitse bezetter dat alle Nederlandse ex-militairen opnieuw krijgsgevangen worden gemaakt. Aan het Oostfront verloopt de oorlog in 1943 niet voorspoedig voor de Duitsers. Ze hebben dringend nieuwe manschappen nodig, en de Nederlandse oud-militairen kunnen mooi de plekken opvullen die daardoor in Duitse fabrieken ontstaan, is de gedachte.
Lees ook deze recensie van een boek over Nederland in de meidagen van 1940
De stakingen beginnen bij machinebouwer Stork in Hengelo, en verspreiden zich van daar naar de mijnstreek, naar Eindhoven (Philips) en naar het noorden van het land. -Hanns Albin Rauter, de hoogste SS’er in Nederland, krijgt de opdracht de protesten met grof geweld neer te slaan. De Duitsers voeren standrecht in. Daarmee houden ze een schijn van legaliteit op, maar in feite komt het erop neer dat mensen zonder fatsoenlijk proces terechtgesteld worden. In enkele dagen tijd worden tachtig mensen geëxecuteerd. Daarnaast vallen er nog 95 doden.
Net verloofd
Welk een grof geweld de Duitsers gebruiken wordt onder meer geïllustreerd door het verhaal van Grietje Dekker uit het Groningse Musselkanaal. Ook daar is het onrustig op 1 mei 1943 – stakers hebben zich verzameld bij het postkantoor. Het gaat grotendeels voorbij aan Grietje Dekker. Ze heeft zich die dag verloofd met haar geliefde. Samen zitten ze aan de kant van de sloot voor het huis van haar ouders, als even verderop een Duitse overvalwagen stopt. ‘Soldaten stappen uit met hun mitrailleurs in de aanslag’, schrijft Erik Dijkstra. ‘Opeens beginnen ze wild om zich heen te schieten. Her en der vallen mensen gewond neer. Ook Grietje wordt geraakt, nog steeds zittend aan de kant van de sloot.’ De dorpsarts die probeert haar te redden wordt weggestuurd. Soldaten hijsen de bloedende Grietje in een wagen. Even verderop overleggen ze met hun commandant, die koffie aan het drinken is in het huis van een NSB’er, wat te doen. Korte tijd daarna wordt Grietje in de berm van een weg aan de rand van het dorp met pistoolschoten gedood. Haar lichaam is nooit teruggevonden.
Telefonistes
Natuurlijk is het niet zo dat er nooit iets is geschreven over de april-meistakingen. In 1950 verscheen een studie van P.J. Bouman in opdracht van het toenmalige rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie, en ook Loe de Jong schreef erover in Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Maar de auteurs van dit nieuwe boek hebben gelijk als ze stellen dat deze gewelddadige episode diep is weggezakt in het collectieve geheugen. Ze laten ook vrij overtuigend zien dat het beeld dat Bouman en De Jong schetsten van de stakingen – dat deze spontaan waren ontstaan – niet klopt.
Centraal in hun verhaal staat de bijzondere geschiedenis van machinebouwer Stork. Bij Stork werd nooit gestaakt. Vanaf de opening van het bedrijf in 1868 spande de directie zich in om arbeiders op te leiden en aan zich te binden, ‘onder meer door uitgebreide sociale en culturele voorzieningen’. ‘Vanaf 1883 betrekt de directie bovendien de arbeiders bij de te varen koers, door de instelling van een personeelsvertegenwoordiging: de Kern.’ Als de vakbonden in de oorlog genazificeerd worden, zeggen arbeiders hun lidmaatschap op. Maar de Kern weet zich daaraan te onttrekken en blijft functioneren. In april 1942 wordt er in een overleg tussen de directie en de Kern al gesproken over een staking. De directie aarzelt. Besloten wordt dat twee mannen, Jan Berend Vlam, bedrijfsleider bij de Hengelose metaalgieterij Dikkers & Co, en Tjitte Roorda, afdelingschef bij Stork, eerst het land in gaan om de stakingsbereidheid bij andere bedrijven te peilen. Op kosten van de werkgevers.
Als de bezetter een jaar later aankondigt dat oud-soldaten in krijgsgevangenschap worden genomen, is er dus al voorbereidend werk gedaan. Telefonistes van Stork bellen bedrijven elders in het land met de boodschap dat er in Hengelo wordt gestaakt.
De auteurs van het boek leggen de nadruk op persoonlijke verhalen – die doen het ongetwijfeld goed in een tv-documentaire. De analyse is daardoor soms wat mager. Ook zitten er nogal wat dubbelingen in de hoofdstukken, die door zes verschillende auteurs zijn geschreven. De stakingen waren een waterscheiding in de Tweede Wereldoorlog, stellen ze. Nadat de Duitsers de stakingen met grof geweld hadden neergeslagen konden ze het wel vergeten de bevolking nog voor zich te winnen. Ook die stelling is geloofwaardig, maar ze had nog wel wat verder uitgewerkt mogen worden.
De persoonlijke verhalen maken dit boek niettemin de moeite waard. Ontroerend is bijvoorbeeld het verhaal van Foppe de Jong, een van de jongens die boomstammetjes op de weg bij Marum legden. De dertienjarige Steven van de Wier die werd doodgeschoten was zijn beste vriend. Tot de slachtoffers behoorde ook de vader van Foppe de Jong. Toen hij er vorig jaar, kort voor zijn dood, over werd geïnterviewd biechtte hij op dat het zíjn idee was die boomstammetjes op de weg te leggen. ‘Geen een van de nabestaanden weet dat’, zei hij. ‘Daar ben ik helemaal kapot aan gegaan.’