Provincie Zuid-Holland wil ook stop op uitstoot van mogelijk gevaarlijke stoffen

Milieu De provincie Zuid-Holland wil strengere eisen stellen aan de uitstoot van de industrie, maar vindt geen steun bij rechtbank en het ministerie.

Chemieconcern DuPont in Dordrecht. De provincie wilde de uitstoot van alle PFAS-verbindingen beperken, maar kreeg geen gelijk bij de rechtbank.
Chemieconcern DuPont in Dordrecht. De provincie wilde de uitstoot van alle PFAS-verbindingen beperken, maar kreeg geen gelijk bij de rechtbank.

Foto Robert Vos/ANP

De provincie Zuid-Holland wil dat de industrie ook uitstoot van mogelijk zeer schadelijke stoffen tot een minimum beperkt. „Nu mogen we alleen vergaande beperkingen opleggen voor stoffen op een lijst van zeer schadelijke stoffen”, zegt gedeputeerde Frederik Zevenbergen (VVD), die verantwoordelijk is voor het verlenen van vergunningen aan de industrie. „Maar om de volksgezondheid te beschermen willen we verder kunnen gaan.” De wet zou daarom moeten worden aangepast, stelt Zevenbergen in gesprek met NRC.

De herziening van een vergunning voor de fabriek van Chemours in Dordrecht vormt de aanleiding voor de oproep. Zuid-Holland wil het bedrijf verplichten de uitstoot van alle PFAS-verbindingen te beperken. Nog niet van al deze verbindingen is duidelijk hoe schadelijk ze precies zijn. PFAS staan als groep op een lijst van „potentieel zeer zorgwekkende stoffen” van het RIVM. Deze lijst bestaat uit zo’n 350 stoffen waarvan „denkbaar, maar nog niet aangetoond” is dat ze zeer schadelijk zijn. De lijst is onder andere opgesteld om te voorkomen dat bedrijven gevaarlijke stoffen vervangen door alternatieven die later zelf óók schadelijk blijken (regrettable substitution).

Chemours in Dordrecht verving in 2012 een schadelijke PFAS in het productieproces (PFOA) voor een andere PFAS die later óók schadelijk bleek (GenX). De provincie wil herhaling voorkomen door de uitstoot van weinig onderzochte stoffen uit voorzorg te beperken. Gedeputeerde Zevenbergen: „Bedrijven veranderen een paar atomen in een molecuul en hebben een nieuwe stof, terwijl wij jaren moeten wachten om te weten hoe schadelijk die stof is. Dat is frustrerend.”

Chemours tekende bezwaar aan tegen de aangescherpte vergunning en kreeg vorige maand gelijk van de rechtbank Den Haag. Volgens de rechter moet de provincie beter aantonen dat de stoffen schadelijk zijn voordat ze de vergunning kan aanscherpen. De provincie is in hoger beroep gegaan, omdat wetenschappelijk onderzoek naar schadelijkheid en risico’s jaren duurt, maar de chemicaliën ondertussen wel uit de schoorsteen komen.

Chemours heeft sinds 2013 de uitstoot van enkele schadelijke stoffen met 99 procent teruggebracht. Het bedrijf laat weten dat het beoogt om per 1 januari 2024 de uitstoot van overige PFAS met tachtig procent terug te dringen.

Het RIVM houdt sinds 2018 een lijst met „potentieel zeer zorgwekkende stoffen” bij. Twintig tot dertig procent van de stoffen op deze lijst blijkt uiteindelijk zo gevaarlijk dat ze worden aangemerkt als „zeer zorgwekkend”.


Lees ook: OVV: ‘Overheden moeten omwonenden beter beschermen tegen gezondheidsrisico’s industrie

Zuid-Holland besloot daarom in 2019 om alle „potentieel zeer zorgwekkende stoffen” even streng te behandelen als „zeer zorgwekkende stoffen.” Dat zou betekenen dat bedrijven de plicht krijgen om de uitstoot van potentieel gevaarlijke stoffen tot een minimum te beperken. Die plicht geldt al voor stoffen waarvan vaststaat dat ze schadelijk zijn. Ook wil de provincie dat bedrijven elke vijf jaar rapporteren wat ze hebben gedaan om de uitstoot van mogelijk gevaarlijke stoffen te beperken. De provincie actualiseert op dit moment vergunningen van tientallen bedrijven.

Juridisch houdbaar?

Met de recente uitspraak van de rechtbank Den Haag is het de vraag of dit provinciale beleid juridisch houdbaar is.

Geen enkele andere provincie heeft het Zuid-Hollandse beleid overgenomen. De provincie Noord-Holland deed in 2020 wel een poging om de uitstoot van potentieel zeer zorgwekkende stoffen te beperken bij een overslagbedrijf voor kerosine en ruwe olie. Het bedrijf vocht dit besluit aan, en kreeg gelijk van de rechter.

„Er wordt van ons verlangd dat we streng zijn, nu doen we dat en krijgen we het deksel op onze neus”, zegt gedeputeerde Zevenbergen. „We hebben ondersteuning nodig om de volgende stap te zetten.” Zevenbergen vindt het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat tot dusver „afwachtend”.

Een woordvoerder laat in een reactie weten dat het ministerie niet van plan is de wet aan te passen, omdat vergunningverleners al de ruimte hebben om de uitstoot van mogelijk gevaarlijke stoffen uit voorzorg te beperken. Het ministerie is dit jaar wel een programma gestart waarin wordt onderzocht hoe moet worden omgegaan met nieuwe, onbekende stoffen.

Zolang de wet niet wordt aangepast is het belangrijk dat het RIVM meer geld krijgt om de risico’s van onbekende stoffen te onderzoeken, vindt gedeputeerde Zevenbergen. Het ministerie is echter niet van plan hier extra budget voor uit te trekken, zegt een woordvoerder. Provincies kunnen het RIVM al vragen om specifieke stoffen te onderzoeken. Bovendien is het de verantwoordelijkheid van bedrijven om zo nodig onderzoek te doen naar de schadelijkheid van stoffen die ze uitstoten, aldus de woordvoerder.