N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Lezen Daan Heerma van Voss werd, onder strenge voorwaarden, toegelaten tot de Niet-De-Freud-Boekenclub.
Hij vond iets heel kostbaars bij deze „slechtste boekenclub van Nederland”.
Ik heb een side mission voor ons dagje in de bungalow, een doel dat verder gaat dan gewoon samenzijn. Ik wil hun de vraag stellen die ik, in het kleine jaar dat ik lid ben, nooit heb durven stellen: waarom hebben ze me ooit gevraagd voor hun boekenclub? Ze hebben zich ooit juist in clubverband verenigd als reactie op mij, of zelfs tegen mij. Ja, deze boekenclub is misschien wel de enige boekenclub ter wereld die uit wrok is ontstaan. En nu maak ik er deel van uit.
We zetten onze boodschappen van de dorpssupermarkt op tafel. Claudia en Kim krijgen het grote bed. Anna neemt de uitklapbank, die goed opgeruimd moet worden, muizen hebben aan de randen geknaagd, ik hannes met de stofzuiger als een gescheiden vader die de moed erin probeert te houden. Ik ‘kies’ het enige overgebleven kleine bed.
Zo hoort het ook. Zij zijn al jaren bevriend, waren dat al voor hun boekenclub, ik ben de buitenstaander die zich soms in bochten moet wringen om uit te leggen waarom ik met drie vrouwen in een clubje zit, van wie één (Kim, 36) getrouwd is met een van mijn beste vrienden en een ander (Anna, 29) de ex is van een andere beste vriend. Over de derde, kunstenares Claudia (29), valt zowel heel veel als heel weinig te vertellen. Als ze over haar leven praat, is het soms alsof ze een droom van eergisteren probeert na te vertellen, er zijn flarden, er zijn gebeurtenissen, maar van een verband is geen sprake. Voor dit artikel volstaat het misschien te zeggen dat ze ooit op een tractor is ontsnapt van een Schotse kostschool, dat ze niet meer welkom is in Spanje, en dat het haar vorig jaar een goed idee leek om haar hele huis met rubber te bekleden, waarna het er uiteraard ging ruiken als het circuit van Zandvoort. Kim (de echtgenote) is een voormalig neurowetenschapper die op haar briljantst is als ze klaagt, over de luidruchtige mensen naast haar in de trein, over Sander Schimmelpenninck, over de zogenaamd progressieve culturele instelling die haar via een obscure zzp-constructie minder dan het minimumloon wilde betalen. (Spoiler: De Balie.) Ze heeft altijd gelijk, waardoor haar klagen als verlossend aanvoelt voor de toehoorders: zij vertolkt wat jij eigenlijk voelt maar niet durft te zeggen. Anna (de ex) is filosofe, aan het afstuderen op Lacan. Ze is soms zo dromerig dat klasgenoten, wanneer ze vroeger in de klas weer eens afdwaalde, elkaar aanstootten en zeiden: daar gaat ze weer. Ze committeert zich niet altijd even makkelijk, vandaar ook dat ze geen officieel lid is van de boekenclub, maar statutair gezien een mascotte is. De vriendinnen hebben elkaar bijgestaan in periodes van liefdesverdriet, bij mislukte dates, bij ziekte en ontslag. Ze stonden naast elkaar in cafés, op de dansvloer, op het pontje naar die ene nieuwe club, ze omhelsden elkaar en dachten: misschien word ik nooit meer zo gelukkig als nu, op dit moment. Het waren kortom echte vrienden. Ja, en ik was er sinds kort dus ook bij.
Mijn eerste vriendengroep
Claudia kookt vanavond. Ze heeft laatst ergens het beste tomatensausrecept aller tijden gevonden. Op de vraag of dit niet te hoog gegrepen is, reageert ze monosyllabisch: de-bes-te-ooit. Zodra duidelijk is geworden dat ik de verliezer van het kaartspel ben dat we spelen, vraag ik voorzichtig hoe de boekenclub eigenlijk is ontstaan.
Claudia vergeet soms dat we een boekenclub zijn, zegt ze. „Ik denk dat als je een groep van vier willekeurige mensen in Nederland kiest, ze meer boeken lezen dan wij.”
Er zit wat in. De term ‘boekenclub’ is zowel te veel als te weinig eer voor de band die er tussen ons is ontstaan. Er zijn in totaal twee boeken gelezen. My year of rest and relaxation, van Otessa Moshfegh, was het eerste, in 2021, nog vóór mijn toetreding. Na dat boek brak een moeilijke periode voor de boekenclub aan, waar ik zo op terugkom.
Tegenover het karige leesgedrag van de club staat de overgave waarmee we, sinds mijn toetreding op 11 mei 2022, bevriend zijn geraakt. Het is de eerste vriendengroep uit mijn leven. Ik ben meer iemand die een-op-een tot zijn recht komt. (Maar besef terwijl ik dit schrijf dat iedereen zonder veel vrienden dit waarschijnlijk tegen zichzelf zegt.) We hebben vrijwel voortdurend contact, en loodsen elkaar door de dag heen.
Terug naar het ontstaan van de club. Het was tijdens een feestje van Kim, vlak voordat corona uitbrak, dat ik een aanwezige daar, die geïnteresseerd was in het werk van Sigmund Freud, uitnodigde een keertje mee te komen naar een sessie van een andere boekenclub, waarbij ik me kort daarvoor had aangesloten: de Freud-Boekenclub. Wat we daar deden: ons onder leiding van een kenner zin voor zin door Freuds belangrijkste obscure essays worstelen. Voor elke vijf uur uren durende sessie kregen we een bups aan elkaar geniete papieren van de leidsman.
Kim vond het hinderlijk dat ik had geprobeerd om op haar feestje iemand te rekruteren voor een boekenclub waar zij niet voor was uitgenodigd (omdat ik niet dacht dat het haar interesseerde). Ze zocht Claudia op. Niet veel later startten zij hun eigen boekenclub. De Niet-De-Freud-Boekenclub. Toen ik ervan hoorde vroeg ik haar of de Niet-Freud-Boekenclub misschien een betere naam zou zijn geweest. „Dat is een andere club”, zei Kim, nippend van een biertje. „Daar hebben ze misschien nog wel een plekje vrij. Of probeer anders de taalnaziclub, die zoeken altijd nieuwe leden.” Het moge duidelijk zijn: destijds was ik nog niet aangenomen als lid.
Solitair
De Niet-De-Freud-Boekenclub intrigeerde me direct. Het was misschien wel de meest gepassioneerde boekenclub die ik kende. Dat die passie de vorm van wrok had, die zich ook nog eens had toegespitst op mij, deed wat mij betreft niet zo ter zake. Mogelijk wakkerde dat mijn interesse juist aan. In de beroemde woorden van Groucho Marx: wie wil er nou lid worden van een club die jou aanneemt als lid?
Bovendien had ik ook bijzondere interesse in het fenomeen van de boekenclub, dat ik nooit helemaal had begrepen. Ik kan weinig activiteiten bedenken die zo solitair zijn als lezen; al lezend verzink je in het verhaal, en ontstaat er een ingebeelde maar zeer reële band met de personages, en via hen met de schrijver. Op geen enkele wijze is lezen een sociale bezigheid. In bibliotheken en leeszalen wordt je toegesist als je geluid maakt.
Ik weet dat je tijdens boekenclubs niet gezamenlijk leest; je reflecteert collectief op wat er gelezen is, en welke associaties, gedachten en gevoelens dit heeft opgeroepen. Op deze manier kun je de leeservaring verrijken. (Als je niet oppast, kun je deze trouwens ook verstoren; door de denkbeelden van anderen te horen kan de intieme band die jij als lezer met het werk hebt opgebouwd, veranderen. Daardoor kun je het gevoel krijgen dat jou iets intiems wordt ‘afgenomen’.) Ondanks dit voordeel van het collectief bespreken, hebben boekenclubs voor mij altijd iets contradictoirs gehouden. Ik heb nog steeds de indruk dat ze ook iets weghebben van massabijeenkomsten voor liefhebbers van het spel patience.
Waarom zijn boekenclubs dan zo populair? Volgens een artikel in Trouw uit 2017 telt Nederland drie- tot vijfduizend leesclubs, met gemiddeld negen leden per groep. Dat zijn grotendeels boekenclubs van de oude stempel. Literaturfest, de reeks boekenbijeenkomsten in het begin van de jaren tien georganiseerd door Tim de Gier (die later Dag en Nacht Media begon), Ernst-Jan Pfauth (die later uitgever van De Correspondent werd) en Daniel van der Meer en Toine Donk (die samen uitgeverij Das Mag begonnen), rekende af met het stoffige imago van de boekenclub. Sindsdien komen allerlei bekende en minder bekende millennialschrijvers bijeen om boeken te bespreken, vaak met Instagram-fotosessies erbij om te laten zien hoe leuk het was. De populariteit van BookTok, waarover vorig jaar veel is geschreven, heeft de nieuwe generatie lezers kennis laten maken met de boekenclub.
Schutteren
Al snel besefte ik dat ik me veel liever bij de Niet-De-Freud-Boekenclub aansloot dan dat ik bij de Freud-Boekenclub bleef, die aan het schutteren was geslagen. Dankzij corona en drukke agenda’s kwamen we eigenlijk niet meer bij elkaar. Ook de WhatsApp-groep bloedde dood.
Binnen enkele maanden was de Niet-De-Freud-Boekenclub daarentegen geprofessionaliseerd. Er was merchandise: een grote zwarte trui met de naam van de boekenclub erop. De club kende destijds niettemin nog altijd slechts twee leden: Kim en Claudia. (En Anna dus, als mascotte.) Toen kwamen de moeilijkheden.
Op Oudejaarsavond 2021 meldden twee nieuwe kennissen, die over de club hadden gehoord, zich als kandidaat-leden. Kim en Claudia kenden aarzeling, maar lieten zich overhalen door het enthousiasme van het tweetal. Als er ooit op Videoland een reconstructie van deze donkere dagen in de geschiedenis van de boekenclub zou worden gemaakt, stel ik me zo voor dat een terugblikkende Kim zou spreken van „een fatale vergissing”.
Het grote misverstand: de twee nieuwe leden hadden aangenomen dat er ook echt gelezen zou gaan worden. Abusievelijk namen ze aan dat een document met boektitels dat in de appgroep circuleerde (de appgroep werkt met Signal en niet met WhatsApp, omdat Signal ontraceerbaar is) een verplichte leeslijst was. De twee sloegen driftig aan het lezen en konden al snel een paar titels wegstrepen. De nieuwelingen hadden binnen de kortste keren meer gelezen dan Kim en Claudia. Ook drongen ze aan op een strakker schema – wanneer zouden ze welk boek gelezen hebben, wanneer spraken ze af, en was het de bedoeling dat er notities gemaakt werden?
Royementen
Voor Kim en Claudia was lezen ineens huiswerk geworden, in plaats van een alibi om af en toe bijeen te komen en het overal en nergens over te hebben. (Kim en Claudia zijn aanhangers van het Seinfeld-principe dat gesprekken pas ergens over gaan als ze nergens over gaan). De nieuwelingen wilden richting, ze wilden harde afspraken. Het bleef stil in de appgroep. Na een tijdje barstte de bom. Een van de nieuwelingen noemde de Niet-De-Freud-Boekenclub ‘geen echte boekenclub’. De twee nieuwelingen werden eruit gezet. Het laatste bericht in de groepsapp: ‘gaat m niet worden deze week’. De Niet-De-Freud-Boekenclub is vermoedelijk de boekenclub met het hoogste percentage royementen in Nederland.
In mei van 2022 kreeg ik een mail met felicitaties. Tot mijn verrassing was ik, voor mijn gevoel uit het niets, toegelaten tot de boekenclub. Wel werd mij op het hart gedrukt dat de club mij op elk moment zou mogen royeren, als bij mij het onterechte vermoeden zou ontstaan dat dit ‘niet om een echte boekenclub’ ging. Verder werd me op het hart gedrukt om vooral Signal te downloaden, omdat we geen paper trail wilden achterlaten. Dat dit me een dubbelzinnige ambitie leek voor een boekenclub hield ik voor me.
Toen we voor het eerst bijeenkwamen, werd mij duidelijk gemaakt dat van mij geen enkel initiatief werd verwacht. Ik moest vooral níét met suggesties voor titels of geschikte avonden komen aanzetten. Ik schikte me in mijn nederige rol als novice, en wachtte tot de eerstvolgende titel bekend werd gemaakt. Als het om passiviteit gaat, hoef ik zelden aangemoedigd te worden.
Het werd Imre Kertész’ klassieker Onbepaald door het lot (1975), waarin de lezer door de ogen van een optimistische Joodse jongen, die wordt overgebracht naar Buchenwald en Auschwitz, kennismaakt met de gruwelen van de Holocaust. We lazen het afzonderlijk, kwamen bijeen, en hadden niet veel te zeggen. Het was prachtig, treurig, eigenlijk precies wat we vooraf verwachtten. En, in de woorden van Claudia: „Het is gewoon niet echt een zomerboek.”
Aanmoedigingsberichtje
De pasta is trouwens klaar. Hij is lekker. Is het de beste saus aller tijden? „Ik wil het niet horen”, zegt Claudia na een te lange stilte. „Ondankbare honden.”
De daaropvolgende maanden passeerden via Signal eindeloos veel boeken die we niet zouden gaan lezen, omdat de cover te deprimerend was (konden we er niet bij hebben) of juist te vrolijk (bah), omdat de schrijver raar haar had, kortom, om een variëteit aan redenen die er totaal niet toe deden. Ondertussen lazen we behoorlijk veel, maar altijd buiten de club om. We hielden ook geen officiële bijeenkomsten. Verwonderd sloeg ik dit proces gade. Vonden ze de club soms niet meer leuk nu ik erbij zat? Maar ik hield mijn mond.
Toen begreep ik pas dat het niet bijeenkomen als club juist het doel was: op die manier bleven we in gesprek. We doken steeds vaker in elkaars leven op. Kims vader werd in het ziekenhuis opgenomen, dus ik haastte me erheen. Anna kwam in de knoop met haar scriptie, dus ik stelde een schema voor haar op, en stuurde haar elke ochtend een aanmoedigingsberichtje. Toen ik op een nacht instortte, kwam Kim langs om de wacht te houden en blues met me te luisteren. Anna en ik trokken eropuit om meubels voor Claudia te kopen. Sinds haar huis was ontdaan van rubber, was het er behoorlijk kaal.
In zekere zin waren we de slechtste boekenclub van Nederland. Aan de andere kant hadden we de essentie van de boekenclub perfect begrepen. Via het alibi van een solitaire bezigheid als lezen hadden we ons leven op grootse wijze verrijkt, en hadden we een nieuw verhaal geschreven: dat van een vriendengroep die niet meer zonder elkaar kon. Waar gaat onze boekenclub over? „Alles life”, aldus Claudia. Op mijn verjaardag kreeg ik een trui met het logo erop, en een beker, en een sleutelhanger.
Als ik de afwas heb gedaan en de lege flessen tegen de deur van de bungalow heb gezet, durf ik het eindelijk aan: „Waarom hebben jullie me eigenlijk uitgenodigd?”
„Uitgenodigd?”, vraagt Kim. „Je drong jezelf echt totaal op.” (Als ik de Freud-Boekenclub iets langer had gevolgd, zou ik hebben geweten dat ik dat verdrongen heb.)
„En je zag eruit alsof je wel een club kon gebruiken”, zei Anna. Het begon te schemeren. We vielen samen in slaap, en werden samen weer wakker.
De volgende ochtend vertelde Claudia dat ze het perfecte nieuwe boek voor ons had: het dagboek dat ze laatst had gevonden in haar Greenwheels. „Dit wordt het zomerboek van 2023.”