Het is een woensdagavond en eind maart wanneer zesenvijftig mensen zich na het achtuurjournaal achter hun computer zetten om een anderhalf uur durende online workshop bij te wonen over het bakken van zoeteaardappelfriet. Zesenvijftig mensen. Zoeteaardappelfriet. Dan is je leven verder af, toch?
Niet lullig bedoeld hoor, uw zaterdagse receptioniste was een van deze zesenvijftig. Die ochtend had ik op Facebook over de workshop gelezen. Ik had voor 9,95 euro een digitaal kaartje gekocht en me de rest van de dag verheugd op de onthulling van het grote geheim achter écht krokante zoeteaardappelfriet. Dat was namelijk wat meneer Wateetons, de workshopgever, in zijn Facebook-post beloofde. Maar liefst zes structuurverhogende technieken zou hij met ons, zijn cursisten, delen.
Meneer Wateetons legt zich al jaren toe op het doorgronden van de meest uiteenlopende kooktechnieken, van fermenteren tot worst maken en van roken tot frituren. Hij schrijft boeken over deze onderwerpen en geeft er zowel fysieke als online cursussen over. Ik ben fan van het eerste uur van meneer. Niet alleen weet hij zijn kennis en kunde goed over te brengen, hij maakt me daarbij vaak aan het lachen. De ondertitel van zijn laatste boek, Over frituren, luidt: Waarom frituren de beste kooktechniek op aarde is. Op de cover prijkt een sticker met de tekst: f*ck de airfryer.
Terug naar de workshop, te beginnen met de probleemstelling. Waarom wordt zoeteaardappelfriet eigenlijk nooit zo krokant als gewone friet? Dat komt doordat de zetmelen (met name inuline) in deze knol tijdens verhitting worden omgezet in suikers (met name maltose). Suiker is minder stevig dan zetmeel, et voilà, slap hangt je frietje. Dit geldt nog sterker wanneer je zoeteaardappelfriet in de oven bereidt. Dat heeft te maken met de relatief trage hitteoverdracht in een oven en met het feit dat de enzymen die verantwoordelijk zijn voor het omzetten van zetmeel naar suiker actief zijn tussen de 57 en 73 graden Celsius.
De truc is, zo leren we van Wateetons, om zoete aardappels zo snel mogelijk door die 73-gradengrens te jagen. Daartoe dienen de eerste twee structuurverhogende technieken: koken (1), en wel in aangezuurd en/of extra calciumhoudend (dus hard) water (2). Het voorkoken van de frieten zorgt voor een snelle verhitting, waarbij de 73 graden zo snel mogelijk worden gepasseerd. Zuren en mineralen in het water vertragen de afbraak van de celwanden en daarmee de garing. Koken in water met een scheutje azijn en/of met een drup calciumchloride zorgt dus voor steviger friet. (Wees gerust, het kan ook zonder uw scheikundedoos tevoorschijn te halen: zie het kader hiernaast.)
Techniek nummer drie draait om het herintroduceren van tijdens het garen verloren gegaan, structuurgevend zetmeel. Dit doet Wateetons door de warme, voorgekookte frieten onder te dompelen in een zetmeelpapje, opdat ze zich daarmee volzuigen. Daarna mogen, pardon, móeten – we zijn hier tenslotte bezig met een bloedserieus project: Operatie Oranje Krakpatat – de frieten drogen, om, voordat ze gefrituurd worden, nog daarna eens gecoat te worden met een extra laagje zetmeel (techniek nummer vier).
Tot slot mag u raden waaruit structuurverhogende technieken nummer vijf en zes bestaan. Precies, in de woorden van onze frietgoeroe: ‘Fri-fucking-turen. Twee keer.’ En zo waren, eind maart, op een woensdagavond tegen tienen, zesenvijftig mensen getuige van een klein wonder. Zesenvijftig paar ogen zagen meneer Wateetons een oranje patatje tussen zijn tanden steken en zesenvijftig paar oren hoorden een felbegeerde KRAK.
Vorige maand was er ophef over een ‘brief’ die voormalig NRC-redacteur en Het Parool-hoofdredacteur Sytze van der Zee naar onze redactie stuurde. Daarin spuwde hij zijn gal over de nieuwe indeling van de krant, waarbij het dagelijkse economiekatern is opgeheven en artikelen over economie over alle pagina’s verspreid worden. „Dat krijg je ervan als je een vrouw tot hoofdredacteur benoemt”, schreef Van der Zee. „Met haar komst is de verdere feminisering van deze ooit zo gewaardeerde krant een feit. Het begin van het einde.”
In de storm die op de sociale media opstak – ‘openlijk seksisme’, ‘oude zielige man’, ‘dit had nooit gepubliceerd mogen worden’ – hield ik me koest. Ik keek wel uit. Als vrouw wordt er van je verwacht dat je solidair bent met je seksegenoten. Maar afgelopen week dacht ik ineens: dit heeft lang genoeg geduurd.
Want Van der Zee heeft gewoon gelijk. Sinds we Patricia Veldhuis als hoofdredacteur hebben, neemt de feminisering van de krant én redactie hinderlijke vormen aan. En ook ik maak mij daar zorgen over.
Zo worden er sinds februari alleen nog maar knappe jonge mannen aangenomen, worden ze ontslagen als ze trouwen, en hangen er bangalijsten getiteld ‘vers mannenvlees’ naast de koffieautomaten.
We moeten elkaar ook steeds laten uitpraten in vergaderingen, er wordt niet meer tegen elkaar geschreeuwd, je krijgt geen promotie meer als je haantjesgedrag vertoont, en IEDEREEN moet ineens de koffiekopjes in de vaatwasser zetten.
We beginnen de dag tegenwoordig verplicht om 06.00 uur met een Teams-vergadering waarin we samen onze make-uproutine doornemen. Eenmaal op de redactie moeten we elkaar knuffelen, bij elkaar ‘inchecken’, en doen we een plenaire yogasessie om elkaar niet alleen mentaal flexibeler op te kunnen vangen, maar dit ook lichamelijk beter op te kunnen volgen.
De rest van de dag gaat het vervolgens over ‘inclusie en diversiteit’ met de bijbehorende cursussen, workshops, micro-learnings, spiegelsessies (in je broekje) en heidagen om het BESPREEKBAAR te maken. Handtastelijke mannen worden publiekelijk geshamed. Ook als het alleen maar een geintje was.
Verder wordt er gewerkt aan een ‘mindful’ katern, met breipatronen, is huilen op de werkplek meteen een enkele reis naar bedrijfsmaatschappelijk werk, therapie en prikkelloze ruimtes, en er is een werkgroep opgericht om te kijken of we de dagelijkse deadlines kunnen afschaffen omdat die te veel stress opleveren.
Maar al die feminisering met gevoelens en waardenvrije ‘feedback’ is natuurlijk nog maar Fase 1. Fase 2 is de aanstaande fusie met de Linda, met tips over die ene onontdekte wijk met leuke lokale dingetjes in Barcelona, en tops over hoe je samen de badkamer verbouwt.
Fase 3 is het echte werk. De fotootjes van de mannelijke columnisten zijn niet langer meer pasfoto’s, maar kalenderportretten in speedo. Op basis van het aantal likes bij de foto wordt bepaald of de column mag blijven bestaan. Maak je borsthaar maar nat, Youp!
En dan fase 4. Daarin wordt het jaarlijkse voetbaltoernooi vervangen door een dagje samen naar de ‘wellness’, komt er een elektrische viool in de NRC Handelsband, wordt de kookrubriek vleesvrij, mag Bas van Putten alleen nog maar kinderwagens en bolderkarren testen, doen we geen exclusieve interviews meer; alleen nog maar inclusieve, en wordt het verboden nog ironie te gebruiken in columns.
Ik ben niet gek. Ik realiseer me dat de feminisering in de hele samenleving oprukt. Zo was die crisiswet er natuurlijk allang geweest als Marjolein Faber een man was geweest, en was Bert Huisjes allang premier. Maar nu het mijn geliefde old-boys-sigaren-met-pantoffels-krant NRC betreft, kan ik niet langer zwijgen. Laten we elkaar niet voor de gek houden.
Een vrouw als baas is gewoon onnatuurlijk. Een vrouw als baas geeft alleen maar gezeik.
Welke man komt NRC verlossen?!
<dmt-util-bar article="4867642" headline="Ja, ook ik maak me zorgen over de feminisering bij NRC” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/09/30/ja-ook-ik-maak-me-zorgen-over-de-feminisering-bij-nrc-a4867642″>
Wáár zijn de spinnen? Dit is de tijd van het jaar waarin normaal gesproken veel spinnen in en om het huis zichtbaar worden, van kruisspinnen in grote webben tot hooiwagenspinnen achter de kast. Maar net zoals er in de tuinen en bossen deze lente en zomer minder insecten waren, lijken er ook minder spinnen te zijn.
Is dat ook zo?
„Het gekke is dat we dat niet precies weten”, zegt Peter van Helsdingen (89). Hij doet al sinds de jaren 50 onderzoek naar spinnen, en is nog altijd verbonden aan Naturalis Biodiversity Center. Hij is een van de weinige spinnenonderzoekers in Nederland, en er zijn volgens hem simpelweg geen complete overzichten van de aantallen spinnen in Nederland.
Er was tot vorig jaar een Nationale Spinnentelling, uitgevoerd met hulp van vrijwilligers, maar die is bij gebrek aan belangstelling dit jaar niet doorgegaan. „Ontegenzeggenlijk gaat het slecht met de meest zichtbare spinnensoorten”, zegt Van Helsdingen. „Vroeger kwam ik rond deze tijd van het jaar in mijn tuin zó 20, 25 grote webben van kruisspinnen tegen, nu heb ik er pas een handvol gezien. Sommige soorten die ik vroeger de hele tijd zag, zoals het groen kaardertje, een klein groen spinnetje, heb ik al jaren niet meer gevonden.”
Waarom is er wel belangstelling voor vele andere dierentellingen – vogels, egels, wespen, bodemdieren? „Veel mensen vinden spinnen maar eng, denk ik,” zegt Yuting Dong, die aan Wageningen University promoveert op het voortplantingsgedrag van spinnensoorten. „Ik krijg vaak verbaasde blikken van mensen als ik zeg dat ik spinnenonderzoek doe. En dat terwijl ze een centrale rol vervullen in ecosystemen. ”
Spinnen zijn voedsel voor vogels en amfibieën, en ze voeden zichzelf veelal met insecten. Als het slecht gaat met spinnen, gaat het slecht met de natuur.
„En het zijn ronduit fascinerende dieren,” zegt Yuting Dong. „Al was het maar vanwege hun opvallende voortplantingsgedrag.” Ze doet bijvoorbeeld onderzoek naar de uitgebreide voortplantingsrituelen van de valse weduwespin; het mannetje is veel kleiner dan het vrouwtje en na een paringssessie van een uur eet zij hem soms op.
Van Helsdingen: „We weten dat de vliegende insecten met ongeveer 70 procent zijn afgenomen de afgelopen 30 jaar, dus het ligt voor de hand dat het met de spinnensoorten die daarvan afhankelijk zijn net zo hard achteruit gaat.” Maar dat is niet zeker. De waarnemingsmeldingen die vrijwilligers doorgeven via websites als Waarneming.nl zijn soms wel bruikbaar om de ontwikkeling van specifieke soorten enigszins te volgen, maar te versnipperd en onbetrouwbaar om een goed totaalbeeld te krijgen.
Indicator van klimaatverandering
Hoe het met spinnensoorten gaat, kan een indicator zijn van hoe klimaatverandering zich ontwikkelt. De laatste jaren zijn er flink wat spinnensoorten bijgekomen in Nederland die voorheen alleen in zuidelijker landen leefden. Neem de wespspin: die voedt zich graag met sprinkhanen, en met sommige sprinkhanensoorten gaat het de laatste jaren juist goed, waarschijnlijk vanwege het warmere weer. Deze wordt de laatste jaren duidelijk vaker gespot via Waarneming.nl, al kan dat er ook aan liggen dat hij nogal fotogeniek is met felle gele strepen.
Ook vaker gezien: de stekelpotige valse wolfspin, die vrij groot is en mensen kan bijten als hij zich bedreigd voelt, en daarom elk jaar wel weer in het nieuws komt. „Zo’n soort valt natuurlijk wel op,” zegt Van Helsdingen. Valse wolfspinnen komen oorspronkelijk uit Zuid-Europa, de eerste exemplaren zijn waarschijnlijk meegelift met vakantiegangers. De laatste jaren verspreiden ze zich (waarschijnlijk) steeds verder door Nederland.
Het is ook niet makkelijk om spinnen in kaart te brengen, omdat ze verschillende habitats hebben: sommige soorten wonen rond mensen (zogeheten synantropische spinnen) andere leven in bomen of langs oevers. Ze hebben uiteenlopende diëten, van kleine visjes tot insecten en soms zelfs kleine zoogdieren, en ze maken lang niet allemaal een web. „Hoe dan ook verdienen ze meer aandacht,” zegt Van Helsdingen. „Iedereen heeft het over de insecten, maar niemand over spinnen.”
Grote gerande oeverspinEet kikkervisjes
Deze soort blijft het liefst uit de buurt van mensen en woont alleen in laagveengebieden aan de rand van water. Waterverontreiniging is dan ook de grootste bedreiging. De grote gerande oeverspin is een van de grootste inheemse spinnensoorten van Nederland, met een lijf van ongeveer twee centimeter en lange en stevige poten die een centimeter of vier kunnen worden. Hij eet veelal insecten en andere spinnen, soms kikkervisjes en stekelbaarzen.
WespspinKan kilometers vliegen
Deze soort komt sinds de jaren 80 in Nederland voor: eerst alleen in Zuid-Limburg en Noord-Brabant, maar hij trekt de laatste decennia verder noordwaarts. Onderzoekers denken dat dit komt door de opmars van die sprinkhanensoorten die hij eet, die breiden hun leefgebied ook uit, waarschijnlijk vanwege het warmere klimaat. De wespspin, ook wel tijgerspin genoemd, zit veel in grasvelden, en kan met behulp van zijn spinrag kilometers ver vliegen. Dat doen jonge exemplaren met een techniek die ballooning heet: daarbij maakt de spin een soort parachute van spinrag waarmee hij meegevoerd kan worden door luchtstromen.
valse weduweVangt ook spitsmuizen
Afgelopen zomer waren er op de site Waarneming.nl opvallend veel meldingen van deze relatieve nieuwkomer in Nederland. Waarschijnlijk zochten veel exemplaren in het extreem natte voorjaar drogere plekjes in huizen op. Oorspronkelijk leven ze in zuidelijker landen, maar ze zijn waarschijnlijk meegekomen met transporten van bijvoorbeeld fruit en groenten. De valse weduwe heeft krachtig gif en vangt soms zelfs kleine zoogdieren in haar web, zoals spitsmuizen.
Stekelpotige valse wolfspinBijt wel, is niet gevaarlijk
Ook deze spin komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa, maar doet het de laatste jaren opvallend goed in Nederland. Hij rukt op in waarnemingen en spinnentellingen, en heeft zich hier de afgelopen jaren permanent gevestigd. Hij zoekt warme en droge plekken op, zoals huizen. Het is een jager zonder web, en kan bijten als hij zich bedreigd voelt. Die beet is wel giftig maar niet gevaarlijk. Zijn naam – ‘valse’ wolfspin – is niet vanwege dat bijtgedrag, maar omdat hij lijkt op de echte wolfspin.
kruisspinDe meest getelde spin
Steevast was de kruisspin de meestgetelde spinnensoort in Nederland tijdens de Nationale Spinnentelling, met tussen de zes en twaalf exemplaren per tuin. Deze spin is verantwoordelijk voor de grote wagenwielachtige spinnenwebben die vaak in schuurtjes of bij ramen hangen. Na een sterke afname van waarnemingen rond het jaar 2010 lijkt de soort zich nu redelijk te stabiliseren, maar studies in onder meer Groot-Britannië en Zwitserland wijzen erop dat deze soort over de afgelopen 30 jaar gemeten net zo dramatisch afneemt als de populaties van vliegende insecten waar hij zich mee voedt.
In ruim vierhonderd dagen van Amsterdam naar Australië fietsen, met hier en daar een stukje per schip of vliegtuig. Op de mountainbike dwars door Duitsland, Midden- en Oost-Europa en Turkije; via Iran en Pakistan om Afghanistan heen; vanuit Nepal een vlucht naar Thailand; dan vanuit Indonesië per vliegtuig naar Noordoost-Australië en van daaruit nog naar Tasmanië fietsen, dat in het zuidoosten van het continent als een dikke druppel onder Australië hangt. Op 31 mei 2023 fietste grafisch vormgever Robin Héman (43) weg uit zijn woonplaats Amsterdam; op 7 juli 2024 landde zijn vlucht uit Melbourne (overstap op Kuala Lumpur) weer op Schiphol.
Héman heeft zijn hele reis in vier grote volgetekende hardcover-schetsboeken meegenomen naar het café in de Jordaan, waar hij laat zien: „Hier beet een hond twee gaatjes in mijn waterdichte fietstas; hier was ik mijn Iran-visum aan het plannen; dit zijn de grotwoningen in Cappadocië; hier moest ik een heel stuk omfietsen langs het Corbett-tijgerreservaat in India.” Want hij heeft niet alleen elke dag ongeveer honderd kilometer gefietst; hij heeft ook elke dag een tekening gemaakt over wat hij meemaakte.
Als je je zo’n dubbel doel hebt voorgenomen, en het is gelukt, voelt dat dan als een prestatie of als een ervaring? „Een ervaring, absoluut”, zegt Héman meteen. „Inderdaad word ik vaak gecomplimenteerd met de prestatie van het fietsen”, vertelt hij. „Maar achteraf denk ik: als je 100 kilometer kunt fietsen, kun je dat ook gewoon een jaar elke dag doen. Het is fysiek niet zo moeilijk. Ik denk dat mensen zichzelf soms onderschatten, wat dat betreft.” Hij nam laatst zijn moeder van 70 mee, fietsen naar Botshol: 25 kilometer heen, 25 terug. „Ze ontdekte dat dat best te doen was.”
Het dagelijks tekenen was onderdeel van die ervaring. „Het was wel een doel, een uitdaging”, zegt hij, „maar eenmaal onderweg voelt dat niet meer zo. Dan is het gewoon iets wat je doet.” Hij zoekt nog een uitgever voor zijn tekeningen.
Héman tekent zichzelf steevast met een muizenkoppie op een mensenlijf, en andere mensen meestal ook. „Toen ik mijn vriendin ontmoette, acht jaar geleden, had ik een muizenplaag thuis. Toen ben ik gaan tekenen wat die muizen deden. Gaandeweg ging ik ook ons dagelijks leven tekenen, met onszelf als muizen. Op een gegeven moment bedacht ik om dat op reis voort te zetten, als dagboek.”
Dat was ook omdat hij het tekenen, dat hij als kind al deed, „soms heel lang een beetje kwijt” was. Op de kunstacademie, de Rietveld in Amsterdam, deed hij geen beeldende kunst maar grafische vormgeving. „Het leek me een uitdaging om op mijn reis elke dag een tekening te produceren. Ik ben drie maanden voor vertrek al begonnen om een tekendagboek bij te houden, om daar vast aan te wennen.”
Eerste lekke band plakken langs de Donau in Roemenië; Compleet uitgeteld na Ankara in te zijn gefietst over drukke autowegen; Bergen: erlangs, eroverheen of eronderdoor?
Tekeningen: Robin Héman
En misschien ook om alvast te oefenen met fietsen tekenen, een klassiek moeilijk onderwerp? „Nee, ik heb geen moeite met technische dingen tekenen. Wat dat betreft ben ik wel een autist. Maar gezichten tekenen vond ik dus wel weer eng. Om het te laten lijken. Dat is ook een van de redenen dat ik muizen ben gaan tekenen.” Heeft hij echt een autismediagnose? Lachend: „Ja, ergens op het spectrum zit ik.”
Tijdens de reis zette hij zijn tekeningen op Instagram, maar daar was niet duidelijk hoe gróót ze zijn: ruim twintig bij twintig centimeter. Eén tot twee uur deed hij erover, soms langer. Hij tekende met penseel, zwarte inkt en water; in een contactlensdoosje had hij kleine hoeveelheden met water voorgemixte grijstinten zitten. „Die moest ik steeds opnieuw mixen. Als het heet was, verdampten ze door het doosje heen.”
Het idee voor de fietstocht ontstond in 2021, toen Héman een feest gaf voor zijn veertigste verjaardag (een jaar uitgesteld wegens corona). Zijn zes jaar jongere zus Giulia was er niet bij, die woonde in Australië. Een vriendin van Giulia opperde om naar India te gaan fietsen. „Voor een goed doel, om de ezeltjes te helpen”, vertelt Héman „Toen zei ik: misschien kunnen we dan gelijk doorfietsen naar Giulia, als we toch die kant opgaan.”
Het was geen serieus idee, zegt hij, maar bij hem bleef het in zijn hoofd hangen. Héman had een paar jaar daarvoor zijn vaste contract als vormgever bij NRC opgezegd, juist omdat hij nog wilde reizen. Als freelancer kon dat. Hij had een goede financiële buffer. „Dus ik dacht: waarom niet? Maar de grap is wel: toen ik ergens halverwege was, is Giulia terugverhuisd naar Europa.” Ze heeft acht jaar in Australië gewoond en hij heeft haar daar uiteindelijk dus nooit opgezocht.
‘Er is een hele wereld aan fietsdocumentatie’
Voor hij aan zijn tocht begon, was Héman trouwens helemaal geen fanatieke fietser. „Ik was van de grote wandelreizen. Dan ging ik bijvoorbeeld een maand wandelen in de Pyreneeën of de Rocky Mountains.” In zijn eentje. „Ik hou erg van het soort simpele, overzichtelijke leven dat je dan hebt. Heel basaal. Je snuift gewoon de natuur op.”
Zijn wandeltocht in 2014 in Hongarije, het land waar zijn moeder geboren is, heeft hem nog „eventjes beroemd” gemaakt, vertelt hij. „Ik had de gewoonte om mijn telefoon op vliegtuigmodus te zetten om de batterij te sparen. Lekker rustig. Maar dat had ik dus iets te lang gedaan, iets van een week. Aan het eind van die week belde ik mijn moeder en die was… eh… totaal verrast. Toen bleek dat zij mij als vermist had opgegeven en dat ik all-over het Hongaarse nieuws was.” „Nederlander week zoek door vliegtuigmodus mobieltje”, kopte het Algemeen Dagblad.
Voor de reis naar Australië besloot hij dus de mensen thuis goed op de hoogte te houden via Instagram en reisblogsite Polarsteps. „En ik dacht: voor de afstand naar Australië is het misschien prettiger om de fiets te nemen dan te wandelen.”
Om zich voor te bereiden bekeek hij documentaires over fietsers op Netflix en las hij blogs van fietsreizigers. „Bijvoorbeeld van Henk van Dillen, een Rotterdamse jongen die in 2015 naar Singapore is gefietst. Er is een hele wereld aan fietsreisdocumentatie. In Turkije ontmoette ik een fietser die vroeg: zit je al in de Go East-appgroep? Dat bleek dus een WhatsApp-groep voor fietsers die in de richting China of Zuidoost-Azië rijden. Er zaten 900 mensen in op dat moment. En er waren nog specifiekere appgroepen voor bepaalde landen. Dat was echt een verrassing. Er werden handige tips uitgewisseld, bijvoorbeeld over fietswinkels in verre oorden en over visa-aanvragen. Met dat laatste had ik nul ervaring.”
Een van de lastigste momenten op zijn reis had met een visum te maken. Héman had in Teheran zijn paspoort bij de Indiase ambassade ingeleverd om alvast een visum voor India aan te vragen, maar dat bleek twee weken te duren. „En ondertussen was mijn Iraanse visum aan het verlopen. Nee, ik was niet per se heel gestrest, maar het waren wel twee rare weken van wachten in Teheran.” Het kwam uiteindelijk op zijn verjaardag, 7 oktober, allemaal goed. „Een wonderbaarlijke dag. Hamas deed zijn aanval, zoals we allemaal weten. En ik had ook nog een date met een Iraans meisje.” Want waar hij niet over tekende: zijn relatie thuis had intussen de groeiende afstand niet overleefd.
Andere vervelende en soms gevaarlijke dingen die hij meemaakte, kwamen wel in zijn tekeningen terecht. In Pakistan moest Héman als buitenlander door politie vergezeld worden, dus liftte hij een keer ’s avonds met ze mee in een pick-uptruck die plankgas over onverlichte wegen ging, met tegenliggers die uit het niets opdoken. In de bergen in India reed hij met zijn fiets een greppel in toen een inhaalmanoeuvre misliep; hij kneusde of brak een sleutelbeen en enkele ribben (hij nam drie dagen rust). In Bangkok lag hij tien dagen in bed met koorts en hoofdpijn. En hij had in totaal vijftien lekke banden (die heeft hij niet allemaal getekend).
Theepauze op een Pakistaanse politiepost; Portret van vier Pakistaanse agenten van een van de de politie-escortes richting Karachi; Oudejaarsavond met hostelgenoten in Kathmandu.
Tekeningen: Robin Héman
‘In hoeverre is die autismediagnose een vastliggend feit? Kan ik beter worden in sociale interacties?’
„Maar dreiging in de zin van sociale onveiligheid of geweld heb ik totaal niet meegemaakt”, vertelt hij. „Wat dat betreft voelde de reis heel veilig. Ik had heel oké contact met iedereen.” In Iran werd hij voortdurend op de thee gevraagd. Toen hij een tekening van zichzelf op Instagram zette, peinzend over wat hij twee weken in Teheran moest doen terwijl hij op zijn paspoort wachtte, nodigden verschillende mensen die hij al had ontmoet hem uit om te komen logeren. Hij ging naar een stel dat net buiten Teheran een amandelboomgaard had en hielp met de oogst.
Regelmatig was de reis een intens sociaal gebeuren. Héman zocht dat ook op: „Ik wilde mezelf uitdagen om meer contact te maken met vreemde mensen. Ik wilde onderzoeken: in hoeverre is die autismediagnose een vastliggend feit en in hoeverre kan ik beter in worden in sociale interacties?”
En? „Ja, ik heb wel iets meer zelfvertrouwen, denk ik.” Tekenen in het openbaar hielp ook. „Dan kwamen er mensen kijken en in het begin vond ik dat heel eng. Later werd het eigenlijk steeds leuker. Het hielp het ijs te breken. En bij een taalbarrière heb je door die tekeningen iets waar je doorheen kunt bladeren. Je kunt laten zien wat je aan het doen bent.”
Zijn wandelreizen waren minder sociaal. Wat is het dan uiteindelijk wat hij zoekt op zijn reizen – of misschien wel in het leven? „Zo, dat is wel een vraag”, zegt hij. „Maar wel iets waar ik al bezig mee was. Een van de redenen om zo’n reis te maken, is…” Hij zoekt naar woorden. „Interactie met de tastbare werkelijkheid. Gewoon het gevoel van te leven, eigenlijk. Wat de klassieke romantici dan de zoektocht naar het sublieme noemen. Naar de ultieme ervaring, waarbij je je hele zenuwstelsel als het ware open spreidt om de wereld tot je te nemen.”
Het sublieme zat in de ontmoetingen
Heeft hij dat op deze reis ervaren? „Bij vlagen, maar ik vind het moeilijk om er specifieke momenten uit te plukken. Tijdens mijn wandeltochten, tijdens onweer in de bergen bijvoorbeeld, had ik meer dat gevoel van connectie met de natuur. Maar je zou kunnen zeggen dat die politieauto in Pakistan ook kwalificeert. Omdat je dan ook helemaal in het moment zit.” Hij denkt even na. Dan: „Een fietstocht is al met al toch meer een sociaal-culturele ervaring. Misschien zat het sublieme hem hier in de ontmoetingen met bijzondere mensen.”
Toch wordt zijn eerstvolgende reis minder sociaal. Die vindt plaats in zijn hoofd: hij gaat een ruimte-fietstocht maken. Althans, die gaat hij tekenen. „Het leek me een grappig idee”, zegt hij, „om het dagboek in fictie voort te zetten.” En een ruimtereis biedt de gelegenheid om lekker (in zijn eentje) te experimenteren met tekenen.
Wind mee onderweg van de Aboriginal wandschilderingen in Carnarvon Gorge naar Injune, 150 km verderop; Regen en sneeuw op het Central Plateau op Tasmanië; Een aangereden kangoeroe gezelschap houden in afwachting van de Wildlife Rescue in de buurt van Premer, New South Wales.