Het stikstofboek van Arnout Jaspers is een selectief pleidooi tegen vitale snippers groen

Recensie

Stikstofboek De kritiek van Arnout Jaspers op het strenge Nederlandse stikstofbeleid is een moreel pleidooi. Hij verkondigt halve waarheden en kiest alleen de feiten die hem uitkomen.

De Bergvennen bij Denekamp, Overijssel, een van de 162 zogeheten Natura 2000-gebieden in Nederland.
De Bergvennen bij Denekamp, Overijssel, een van de 162 zogeheten Natura 2000-gebieden in Nederland. Foto Eric Brinkhorst

Het boek De stikstoffuik van wetenschapsjournalist Arnout Jaspers doet veel stof opwaaien. Hij beschrijft het in zijn ogen absurde Nederlandse stikstofbeleid en vraagt zich af hoe het zo ver heeft kunnen komen. Hij trekt fel van leer tegen de politiek, de rechtspraak en de wetenschap. Het beperken van de neerslag van stikstof op beschermde natuurgebieden is „een obsessie” geworden. Het beleid richt „enorme schade aan Nederland” aan.

Sommige partijen, zoals de politieke BoerBurgerBeweging, hebben het boek met open armen ontvangen. Andere hebben zich de afgelopen weken afgevraagd in hoeverre Jaspers gelijk heeft. Kloppen de feiten die hij aandraagt? Maar om zijn aanklacht in een kader te zetten, is het beter om te beginnen bij zijn wereldbeeld.

De school van Jaspers vindt dat natuur de economie niet in de weg mag staan

Bij het denken over duurzaamheid zijn er twee stromingen, zo schrijft Holmes Rolston III, een van de grondleggers van de milieuethiek, in zijn boek A new environmental ethics, waarvan in 2020 een herziene versie is verschenen. In de eerste stroming staat de economie centraal. Verbetering van milieu en natuur is bijzaak en alleen gerechtvaardigd als die de economische groei niet in de weg staat. Land en grondstoffen worden beschouwd als natuurlijk kapitaal. Het model is „extractief”.

In de andere stroming heeft het milieu de prioriteit. De economie moet opereren binnen allerlei grenzen, bijvoorbeeld voor schone lucht, gezonde landbouwbodems en aantrekkelijke landschappen.

Over zijn morele overtuigingen heeft Jaspers het niet, maar zijn boek past naadloos in de eerste stroming. Dat Nederland als gevolg van de stikstofcrisis op slot zit, vindt hij onbestaanbaar. Meerdere keren benadrukt hij de sociaal-economische kosten ervan. Van de 162 beschermde natuurgebieden (Natura 2000) die Nederland telt, zou hij er het liefst een hele serie schrappen. Het zijn voor hem slechts „onbeduidende snippers groen”.

Grote rol bij ontstaan fijnstof

Jaspers (1958) hoort hiermee tot een minderheid. Uit enquêtes in Nederland, en ook Europa, blijkt dat een steeds groter percentage van de ondervraagden bescherming van natuur en milieu belangrijk is gaan vinden. Dat percentage ligt inmiddels rond de 90. Zijn beeld staat ook haaks op de beweging die Europa aan het maken is, naar meer en strikter beschermde natuur, naar gezondere bodems, schoner water en meer biologische landbouw.

Zover het beeld. Dan de feiten. Daarin kiest Jaspers erg selectief. Zo benadrukt hij de sociaal-economische kosten van de stikstofcrisis. Maar nergens noemt hij de kosten die de hoge stikstofuitstoot nu met zich meebrengt. De twee bronnen, de stikstofoxiden uit met name verkeer en industrie, en ammoniak uit met name de landbouw, spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van fijnstof in de lucht. En fijnstof zorgt in de EU jaarlijks voor circa 300.000 vroegtijdige sterfgevallen (door onder meer astma, hart- en vaatziekten en longkanker). Alleen al daarvan worden de sociaal-economische kosten op ten minste 230 miljard euro per jaar geschat.

Selectief is Jaspers ook als hij het over de staat van de natuur en de biodiversiteit in Nederland heeft. Volgens hem is die natuur „zeer vitaal”. Hij ziet „een weelde aan groen, vogels en andere dieren”. Hij ergert zich aan de „ecolobby” die beweert dat de natuur achteruitgaat. Als ondersteuning noemt hij de Living Planet Index (LPI) van het Wereld Natuur Fonds, die sinds 1990 wereldwijd de populatieomvang van duizenden soorten zoogdieren, broedvogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, libellen en vlinders volgt. Voor Nederland, waar 351 soorten worden gevolgd, is de situatie gemiddeld ietsje verbeterd sinds 1990. Geen achteruitgang dus.

Vermesting en verzuring

Maar daar is wel wat op aan te merken. Zo zijn er naast de LPI andere indicatoren, zoals het grote aantal bedreigde soorten op de Rode Lijst, die laten zien dat het niet goed gaat met de natuur. En uit de laatste zesjaarlijkse evaluatie van de Natura 2000-gebieden blijkt dat van de 52 gerapporteerde habitattypen er slechts zes in een gunstige staat zijn. Dit vermeldt Jaspers niet.

En wat betreft de LPI zelf, die meet pas vanaf 1990. Dat is een slechte uitgangssituatie, benadrukken ecologen. Want de gemiddelde populatieomvang is de afgelopen eeuwen met naar schatting 85 procent afgenomen – in Nederland trouwens veel meer dan in andere Europese landen. Jaspers erkent dat de situatie achteruit is gegaan. Maar het heeft volgens hem geen zin om terug te willen naar 1900 of 1700. Want inmiddels wonen er veel meer mensen in Nederland en zijn er meer wegen.

Hij heeft deels gelijk. Bevolkingstoename, verstedelijking en het verdwijnen van veel natuurgebieden waren aanvankelijk belangrijke drijvers van de achteruitgang van de natuur. Maar zeker sinds de jaren vijftig speelt de geïntensiveerde landbouw een centrale rol. In eerste instantie met zijn ruilverkaveling, monoculturen, kunstmest en bestrijdingsmiddelen, maar de laatste decennia vooral door verlaging van de grondwaterstanden, wat voor verdroging zorgt, en de te hoge uitstoot van stikstof, die tot vermesting en verzuring leidt.

De te hoge stikstoflast is momenteel een van de meest nadelige factoren op de natuur

Juist de natuur op het platteland blijft achteruit hollen. En landbouwgrond maakt ruim de helft van Nederland uit. Hierover heeft Jaspers het niet – hij legt de rol van de landbouw in het stikstofprobleem sowieso slecht uit. Hij volstaat met te zeggen dat je kunstmest en bestrijdingsmiddelen nou eenmaal nodig hebt, terwijl wereldwijd druk wordt gezocht naar duurzamere vormen van landbouw.

Veel aandacht besteedt Jaspers aan de in zijn ogen belachelijk strenge grenswaarde die nu in Nederland geldt voor de toegestane stikstofneerslag: 0,07 gram per hectare per jaar. Dat is bijna niks. Een vogelpoepje. Jaspers vergelijkt de situatie met die in Duitsland en Denemarken, waar de regels volgens hem soepeler zijn. Met wetenschap heeft dit niks te maken. De waarden in Duitsland (300 gram per hectare per jaar) en Denemarken (700 gram per hectare per jaar) zijn door de politiek vastgesteld. En de Nederlandse waarde is het gevolg van de uitspraak van de Raad van State in september 2019. Het oordeel komt er kortweg op neer dat de overheid te weinig deed om de schade aan Natura 2000-gebieden te beperken. Het beleid was in tegenspraak met de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn die voorschrijft dat Natura 2000-gebieden in een goede staat van instandhouding moeten worden gebracht en gehouden. En achteruitgang van de toestand is verboden.

De omgekeerde wereld

Maar in veel Natura 2000-gebieden is de stikstofneerslag nog steeds veel te hoog, ook al is die sinds 1990 al flink teruggelopen. Nederland heeft, met Vlaanderen, Noordwest-Duitsland en de Po-vlakte, de hoogste stikstofuitstoot per hectare. Bovendien is de daling van de stikstofneerslag gestagneerd sinds 2010, het startjaar van het eerste kabinet-Rutte.

Door de uitspraak van de Raad van State geldt: eerst de neerslag van stikstof op gevoelige Natura 2000-gebieden flink terugbrengen, dan weer economische ontwikkeling. Dat is voor Jaspers de omgekeerde wereld. Hij vindt de rechtspraak te streng, en pleit ervoor om de waarde van Duitsland over te nemen. Dat zou toch weer economische activiteiten – en een mogelijke stijging van de stikstofneerslag – mogelijk maken. Want waarom zou Nederland zo’n uniek streng beleid willen voeren, vraagt hij zich af?

Maar je kunt het ook omdraaien. Misschien is Nederland wel de voorbode voor andere landen. In Vlaanderen is vorige maand een akkoord gesloten om de ammoniakuitstoot in 2030 met 40 procent te hebben verminderd ten opzichte van 2015, en de uitstoot van stikstofoxiden met 45 procent. Duitsland wil de ammoniakuitstoot in 2030 met 30 procent hebben teruggebracht.

Jaspers vindt ten slotte ook dat Nederland veel te eenzijdig en streng vaart op de zogeheten kritische depositiewaarde (KDW), die aangeeft boven welke hoeveelheid stikstofneerslag de natuur schade kan oplopen. Terwijl de Vogel- en de Habitatrichtlijn dat niet voorschrijven. Dat klopt. Die richtlijnen zeggen alleen dat Natura 2000-gebieden in een goede staat van instandhouding moeten worden gebracht en gehouden. In de praktijk kijken natuurbeheerders naar meer verstorende factoren, zoals geluid, licht, recreatiedruk. Maar de te hoge stikstoflast is momenteel een van de meest nadelige factoren op de natuur, naast onder meer verdroging. Dus is het logisch dat de KDW zo’n centrale rol speelt. Dat is niet alleen in Nederland zo. Duitsland heeft twee jaar geleden vastgelegd dat in 2030 in 50 procent van de Natura 2000-gebieden de stikstofneerslag onder de KDW moet liggen. Vanaf 2027 zullen er in de EU flink strengere eisen voor de waterkwaliteit bijkomen. De grondwaterstand mag dan bijvoorbeeld niet meer verslechteren.

Jaspers legt de werkelijke problematiek slecht uit en laat de lezer in verwarring achter

Jaspers voert ook aan dat de KDW een waarde met grote onzekerheid is. In wetenschappelijk onderzoek wordt die waarde vaak als een range aangegeven. Voor beukenbossen bijvoorbeeld is het 10 tot 20 kg stikstof per hectare per jaar. Maar in beleid en vergunningverlening wordt vaak voor één waarde gekozen, en die is aan de strenge kant. Maar dat is wat de Vogel- en de Habitatrichtlijn voorschrijven: bij twijfel geldt het voorzorgsprincipe. Dat kun je streng vinden. Maar het is wel wat EU-lidstaten hebben afgesproken.

Je kunt, zoals Jaspers, zeker kritiek hebben op de overheid. Die heeft sinds 2010 nagelaten de stikstofoverlast, vooral vanuit de landbouw, verder naar beneden te krijgen. En nu, na de uitspraak van de Raad van State in 2019, wil ze de boeren opeens heel strenge eisen opleggen, onder dreiging van gedwongen uitkoop en onteigening. Geen wonder dat er protesten komen.

Jaspers heeft die kritiek ook. Hij gebruikt het om zijn beeld te onderbouwen: maak het niet zo streng. De economie mag namelijk niet worden gedwarsboomd, zeker niet door „al die piepkleine onbelangrijke Natura 2000-gebiedjes”. Zijn boek is vooral een moreel pleidooi. Ter ondersteuning selecteert hij feiten die in zijn beeld passen en verkondigt hij halve waarheden. Hij legt de werkelijke problematiek slecht uit, en maakt niet goed duidelijk wat voortkomt uit politiek, rechtspraak of wetenschap, de lezer in verwarring achterlatend. Hij gaat ook voorbij aan Europese milieu- en klimaatafspraken, waar Nederland nou eenmaal mee heeft ingestemd, en waar we alleen maar meer mee te maken krijgen. In dat opzicht voert Jaspers een achterhoedegevecht.