N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Rapport Raad voor Volksgezondheid & Samenleving De coronacrisis heeft volgens de adviesraad laten zien dat de GGD’s te weinig mensen en geld hebben voor reguliere taken in preventie – van vaccinaties tot infectieziektebestrijding. Nederland is qua de gemiddelde levensverwachting in de EU afgezakt van de kop naar de middenmoot.
Het fundament onder de publieke gezondheidszorg in Nederland is „zwak”, „wankel” en „te kwetsbaar”. Daarmee staat de volksgezondheid onder druk. Die noodkreet slaakt de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) in het advies Op onze gezondheid, dat deze dinsdag verschijnt.
De raad, een belangrijk adviesorgaan voor regering en parlement, schrijft: „Het is te vrijblijvend en versnipperd geregeld, te veel gericht op de korte termijn en er wordt te weinig in geïnvesteerd.”
De helft van de Nederlanders heeft inmiddels een of meer chronische ziekten. Er zijn grote sociaal-economische gezondheidsverschillen. En Nederland is qua gemiddelde levensverwachting afgezakt van een koppositie in de EU naar de middenmoot. „We zaten in de voorhoede, maar we hobbelen achteruit”, zegt de voorzitter van de raad, Jet Bussemaker.
Publieke gezondheidszorg wordt grotendeels uitgevoerd door de 25 GGD’s, die onder de gemeenten vallen. Taak van de GGD’s is het beschermen en bevorderen van de gezondheid van bewoners. Het gaat dan bijvoorbeeld om vaccinaties, jeugdgezondheidszorg (zoals het consultatiebureau), infectieziektebestrijding, en het in kaart brengen van de gezondheidsrisico’s van bijvoorbeeld verontreinigd oppervlaktewater of een fabriek in de buurt.
Het belang van publieke volksgezondheid werd heel duidelijk tijdens de coronapandemie, toen GGD’s druk waren met het tegengaan van de verspreiding van corona en met het verhogen van de vaccinatiegraad. Nu Covid de endemische fase heeft bereikt, is het risico groot dat de aandacht voor publieke gezondheid weer afzwakt, constateert de RVS: „En dat mag niet gebeuren.” Zeker niet omdat de GGD’s, door hun nadruk op preventie, fors kunnen bijdragen aan het verminderen van de druk op de overbelaste zorgsector.
Een medisch-specialist heeft een veel hogere status dan een arts in de publieke gezondheidszorg
Jet Bussemaker voorzitter VWS
Weinig mensen, weinig geld
Maar wat de coronacrisis ook heeft laten zien, stelt de RVS, is dat de GGD’s te weinig mensen hebben om reguliere taken uit te voeren. „Ook zonder pandemie komen GGD’s onvoldoende toe aan de veelheid van taken die zij hebben.” Het tekort aan forensisch geneeskundigen is „rampzalig”. Verschillende GGD’s „zakken hierdoor momenteel door de bodem” en kunnen hun taken, zoals het uitvoeren van zedenonderzoeken bij minderjarigen die slachtoffer zijn van seksueel geweld, nauwelijks aan. Ook de capaciteit bij GGD’s om infectieziektebestrijding uit te voeren, is ontoereikend.
Verder hebben de GGD’s te weinig geld. Ze moeten soms eindeloos „bakkeleien” met gemeenten over hoeveel geld ze krijgen, en welke taken daarbij horen, zegt Bussemaker. „Er is nooit rust aan het front.” In sommige gemeenten gaat dat onderhandelen over geld goed, in andere zijn ze een sluitpost.
Volgens de raad wordt er „schokkend weinig aan publieke gezondheidszorg” uitgegeven. Het geld is bovendien vaak tijdelijk. De financiering is in vergelijking met de curatieve zorg „mager”. In 2019 werd 97 miljard uitgegeven aan de zorg. Voor publieke gezondheidszorg was 2,8 miljard beschikbaar.
‘Niet sexy’
Reden kan zijn dat publieke gezondheidszorg „niet sexy” is en minder tot de verbeelding spreekt, zegt Bussemaker, oud-staatssecretaris van VWS en oud-minister van OCW. „Een medisch-specialist heeft een veel hogere status dan een arts in de publieke gezondheidszorg. Het is altijd interessanter om een gelukte – of mislukte – bijzondere operatie te laten zien.” Ook zijn GGD’s – net als de effecten van hun werk – minder zichtbaar voor inwoners. Resultaten zijn vaak lastiger meetbaar in vergelijking met bijvoorbeeld een ziekenhuis, waar je kan tellen hoeveel specifieke operaties er zijn gedaan. Bussemaker: „Publieke gezondheid is meer een sluipend proces. Er is niet één moment waarop je dat kan zien.”
De taken van de GGD, vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg), zijn heel breed. Gemeenten kunnen daar een beperkte of uitgebreide invulling aan geven. Zo is er in Noord-Brabant veel veehouderij, dus let de GGD extra op gezondheidsrisico’s door dierziekten en fijnstof. In Amsterdam staat soa- en aidspreventie hoog op de agenda, in Groningen de gezondheidsgevolgen van de gaswinningsproblematiek.
Gezondheidscommissaris
De RVS doet een flink aantal aanbevelingen om de publieke gezondheidszorg te versterken. Zo moet het budget structureel omhoog en moeten wettelijke doelstellingen worden vastgelegd in de Wpg, bijvoorbeeld dat de gemiddelde levensverwachting in Nederland in een bepaald jaar in de Europese topvijf moet staan. Nu zijn die doelen „te vrijblijvend”.
Verder moeten andere ministeries dan VWS meer betrokken worden. Nu is de GGD nog een dossier van het ministerie van VWS en is er „geringe betrokkenheid” van andere ministeries. Dat is „een smalle en kwetsbare basis”, schrijft de RVS.
Lees ook: André Rouvoet: ‘Nieuwe crisisorganisatie is nodig’
Een nieuwe, speciale regeringscommissaris, vergelijkbaar met de Deltacommissaris, moet daarbij helpen. Die „krachtdadige figuur met een duidelijke opdracht en een helder mandaat” moet langjarig worden benoemd. Deze gezondheidscommissaris moet voorstellen doen voor wettelijk vastgelegde doelen, een gezondheidsagenda opstellen, gemeenten aansporen beter hun best te doen, en rapporteren aan de Tweede en Eerste Kamer.
Extra personeel vinden is een veel lastiger klus. Maar een meer zichtbare GGD – bijvoorbeeld door die onder te brengen in een gezondheidspraktijk of ze meer de wijk in te laten gaan– en meer betrokkenheid vanuit de landelijke politiek kan daarbij helpen, denkt de raad.