N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Onderzoek | Verpleeghuizen Nieuwe ketens van kleinschalige zorg voor ouderen veroveren de markt. Zij presenteren zich als verpleeghuizen, maar hun bewoners moeten niet te veel gebreken krijgen.
Kan dat zomaar, vroeg huisarts Marcel Janssen uit Waalre zich af. Ineens kreeg zijn drukke praktijk in 2018 de verantwoordelijkheid voor een heel verpleeghuis erbij. Een nieuwe zorgvilla in het dorp opende zijn deuren, de huisarts werd geacht de twintig (hoog)bejaarde bewoners als patiënt onder zijn hoede te nemen, stuk voor stuk bewoners met een scala van aandoeningen. „Ik heb nog uitgezocht of ik het kon weigeren, maar dat bleek niet mogelijk”.
De huisarts was niet enthousiast. Dit zou veel extra werk betekenen voor een overvolle praktijk. En Janssen realiseerde zich dat hij onderdeel zou worden van een verdienmodel. In een traditioneel verpleeghuis is een specialist ouderengeneeskunde medisch eindverantwoordelijk. Maar deze commerciële zorgvilla maakt gebruik van een handigheidje: juridisch gezien wonen de villabewoners thuis. En dus hebben zij alleen recht op een huisarts, dat geeft minder kosten. „En met dat principe ben ik het niet eens. Het gaat hier om mensen die echt in een verpleeghuis horen.”
Investeerders springen de laatste jaren enthousiast in het gat tussen de vertrouwde woning thuis en het verpleeghuis als laatste leefomgeving. Dat gat is vrij geruisloos ontstaan. Een nieuwe generatie lucratieve commerciële ‘woonzorgcentra’ breidt zich razendsnel over het land uit. Terwijl de traditionele verpleeghuizen worstelen met kaalslag en geldnood, weten nieuwkomers in het marktsegment van dementerenden miljoenenwinsten te realiseren.
Het kabinet, en vorige kabinetten, ontmoedigen uitbreiding van het aantal bedden in verpleeghuizen. Plekken zijn wegbezuinigd. Het Haagse credo is: zelfredzaamheid. De moderne senior blijft zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen. Het bejaardenhuis vol fitte ouderen bestaat niet meer. En ook het verzorgingshuis, waar mensen iets meer hulp en ondersteuning krijgen, is uit het straatbeeld verdwenen. In leegstaande verzorgingscentra verblijven nu volgens branchevereniging Actiz 1.500 Oekraïense vluchtelingen.
Terwijl de traditionele verpleeghuizen worstelen met kaalslag en geldnood, weten nieuwkomers in het marktsegment van dementerenden miljoenenwinsten te realiseren
Thuis is de norm. De toegang tot het verpleeghuis is alleen nog weggelegd voor bejaarden die permanente en intensieve zorg nodig hebben, driekwart van de bewoners is incontinent.
Maar een groeiend aantal ouderen wacht op een plek in het verpleeghuis, ruim 19.000 volgens de laatste telling van zorgverzekeraars en toezichthouder Zorginstituut Nederland. Veel ouderen zijn nu al te hulpbehoevend om thuis te kunnen blijven wonen, zeggen huisartsen en wijkverpleegkundigen. De norm is niet langer thuis wonen, zeggen zij, de norm is crisismanagement: hobbelen van incident naar incident.
Neen, thuis wonen, dát is wat ouderen willen, herhaalt minister Conny Helder (ouderenzorg, VVD). Maar zorginvesteerders weerleggen dat verhaal. Er is een levendige markt ontstaan voor senioren die zorg nodig hebben en bij elkaar willen wonen. Commerciële partijen openen aan de lopende band nieuwe kleinschalige verpleeghuizen, zo blijkt uit onderzoek door NRC.
De ondernemers kopen ook reeds bestaande locaties op, vooral voor mensen met dementie. Ze zijn er in alle soorten en maten: van luxueuze zorgresidenties met chef-koks op landgoederen tot meer bescheiden woonzorgcentra waar de ‘menselijke maat’ geldt en geadverteerd wordt met „betaalbaar voor iedereen!”.
Het Franse zorgconcern Orpea (3,9 miljard omzet, 69.000 werknemers) bestiert in Nederland inmiddels 116 vestigingen met plek voor bijna 3.000 bewoners. Zorgketen Korian, een (eveneens Franse) concurrent, runt met 1.500 werknemers ruim vijftig huizen voor 1.000 bewoners. „De gemoedelijkheid van thuis in zorghuizen met een dorps karakter”, zo prijst Korian een van haar ‘zorgconcepten’ aan. „Gewoon, als thuis” is de lijfspreuk van Dagelijks Leven, de succesformule van Orpea.
Zorgverzekeraars (die namens de overheid het budget voor langdurige zorg verdelen) moedigen de nieuwkomers aan, want zij zijn minder kwijt aan deze jongste formules die zich over de ouderen ontfermen. Bewoners en familie tonen zich overwegend tevreden, zo blijkt uit de beoordelingen op ervaringsplatform Zorgkaart Nederland. Bankiers van ING noemen de zorg van de nieuwe spelers in een recent rapport ‘doelmatiger’ en ‘efficiënter’. Adviseurs als Deloitte pluggen het ‘concept’. En de minister heeft de nieuwe generatie verpleeghuizen tot staand beleid gebombardeerd, want hier hebben bewoners ‘meer regie’ – en blijft het voor het Rijk betaalbaar.
Bovendien zijn bewoners niet per se meer geld kwijt. Gemene deler bij deze nieuwe verpleeghuizen is dat bewoners naast zorg apart huur betalen. Dat gebeurt niet in een traditioneel verpleeghuis. Brochures van de nieuwkomers wemelen van de rekenvoorbeelden waaruit blijkt dat tegenover de huur lagere verplichte eigen bijdrages en soms huursubsidies staan. Een rijke oudere betaalt maximaal 913 euro eigen bijdrage per maand in de nieuwe verpleeghuizen tegen 2.506 in een traditionele instelling. Het verschil kan gebruikt worden voor huur en extra inkoop van service, zoals het wassen van kleding, beter voedsel, dagbesteding, et cetera.
Wie zou hier niet enthousiast van worden?
Anna (55), een taalkundige uit Noord-Brabant, kwam er keihard achter wat het verschil tussen een traditioneel verpleeghuis en een moderne kleinschalige locatie in de praktijk kan betekenen. Het was voor haar een traumatische ervaring hoe er met haar moeder werd omgesprongen. Zij is nu zelf ongeneeslijk ziek en wil niet maar haar volledige naam in de krant.
Anna’s demente moeder kwam in een luxe zorgvilla in de buurt van Eindhoven terecht. Zij ging snel achteruit, kwijnde weg op haar kamer en had steeds meer zorg nodig. Dat werd niet vanzelf aangeboden. Het personeel had niet genoeg tijd. Anna moest strijden voor de inzet van meer specialistische hulp. De huisarts was het aanspreekpunt. De zorginstelling huurde uiteindelijk een specialist ouderengeneeskunde in, die eenmaal per week een ochtend langs kwam. Een psycholoog was lange tijd niet voorhanden.
Ingewikkelde cirkel
De huisarts was ook ongelukkig met de situatie, vertelt ze, want hij had te weinig tijd. „Als familie kom je in een ingewikkelde cirkel terecht: met wie moet je hierover in gesprek?” Zij pendelde tussen directie, huisarts en extern ingehuurde specialisten. De huisarts verwees naar de specialist en de specialist naar de huisarts. Er waren ook afstemmingsproblemen tussen alle zorgprofessionals onderling. „Ik liep tegen een constructie aan. Er was veel te weinig zorg voor mijn moeder toen de hulp die zij nodig had complexer werd.” Ze schreef haar machteloosheid van zich af in een blog.
Slim concept
Anna stuitte in feite op de nadelen van wat je een slimme herverkaveling van maatschappelijke geldstromen zou kunnen noemen.
De nieuwe verpleeghuizen blijken te floreren op een uitgekiende constructie die financieel en juridisch voordelig is. Die werkt als volgt. De politiek introduceerde in het laatste decennium stap voor stap regelgeving die het makkelijker maakt voor mensen meer zorg thuis te krijgen, tot heel intensieve zorg aan toe. Dat vergt weliswaar een haarfijn netwerk van artsen, verpleegkundigen en thuiszorgmedewerkers, maar de heersende overtuiging in politiek Den Haag is dat dit beter en goedkoper is dan een traditionele verpleeginstelling. Een staaltje eigentijdse emancipatie: met een „Volledig Pakket Thuis” (VPT), een uitgebreid arrangement van zorg, maaltijden en schoonmaak van een en dezelfde instelling, kunnen ouderen met een indicatie voor een verpleeghuis tóch thuis blijven wonen.
Alleen betaalden verzekeraars te weinig voor zo’n pakket. Het kon niet uit om tegen de vastgestelde tarieven dag en nacht zorg te leveren, een arts thuis langs te sturen, en een schoonmaker, de wijkverpleegkundigen, en soms een psycholoog, en ook nog de medicijnen van de apotheek langs te brengen.
Toen ontstond het volgende idee: als we nu ons verpleeghuis het nieuwe ‘thuis’ noemen, dan hoeven al die zorgverleners niet meer heen en weer te reizen tussen de thuis wonende ouderen. Dan zitten die ouderen allemaal op één plek. Dat is goedkoper, efficiënter en stukken winstgevender. Gevolg is dat veel verpleeghuizen nu zorg aanbieden „op basis van een Volledig Pakket Thuis”. Of ze zeggen in de toelichting op de kosten: wij werken ‘volgens het VPT-model’. Zij gedijen op het arrangement dat beleidsmakers voor langer thuis wonen hadden bedacht.
Veel instellingen wekken daarbij de indruk dat het helemaal niets uit maakt of je in een traditioneel verpleeghuis woont of in zo’n nieuw woonzorgcentrum. „Volledig Pakket Thuis (VPT) omvat alle geplande en ongeplande zorg en begeleiding zoals die ook in een verzorgings- en/of verpleeghuis geboden worden”, belooft Azora uit de Achterhoek. Een instelling op de Veluwe die tegen haar bestaande verpleeghuis met de nieuwe formule aanleunwoningen bouwde, legt in een brochure uit: „De verpleegzorg die u krijgt, is dezelfde als de zorg die we ‘binnen de muren’ (…) leveren.”
Veel instellingen wekken daarbij de indruk dat het helemaal niets uit maakt of je in een traditioneel verpleeghuis woont of in zo’n nieuw woonzorgcentrum
Maar achter het jargon van ‘VPT’ schuilt een wereld van verschil voor bewoners zodra het om hun medische zorg gaat. Bij traditionele verpleeghuizen is er 24 uur per dag medisch toezicht en draagt een specialist ouderengeneeskunde eindverantwoordelijkheid. In de nieuwe verpleeghuizen hoeven verpleegkundigen ’s nachts niet permanent aanwezig te zijn. Dat heb je thuis toch ook niet? Veel huizen hebben als achtervang lager gekwalificeerde ‘woonbegeleiders’. En de plaatselijke huisarts blijft gewoon medisch eindverantwoordelijk, niet een medisch specialist. Dat is allemaal stukken goedkoper. Dagbesteding zit er bij commerciële instellingen niet standaard bij. Voor medicijngebruik geldt in de VPT-huizen een eigen risico, net als thuis. De zorg bij VPT-huizen ziet er dus anders uit dan traditionele verpleeghuizen. En dat vertaalt zich in financieel rendement.
Terug naar Anna. Omdat haar demente moeder steeds meer was gaan dwalen, vluchtgedrag vertoonde en zich aan de groep onttrok, wilde de leiding van de Brabantse zorgvilla haar gedwongen uit huis plaatsen, met hulp van de rechter. Een grote verrassing. Dit is de laatste plek voor uw moeder, had de uitbater bij het intake-gesprek gezegd, tot het moment dat zij een gevaar voor zichzelf of de omgeving zou worden. Dat laatste werd nu een twistpunt.
Anna moest noodgedwongen opnieuw op toer langs verpleeghuizen omom een nieuwe plek voor haar moeder te vinden. Zo groeide haar vermoeden dat een regulier verpleeghuis „meer expertise in huis heeft dan de particuliere instelling waar mijn moeder verbleef”.
Haar familie verzette zich tegen de gedwongen uithuisplaatsing. De instelling zette de procedure niettemin door, ook al ging haar moeder zo snel achteruit dat de directe aanleiding – vluchtgedrag – inmiddels al niet meer aan de orde was. „De procedure werd koste wat kost doorgezet. Harteloos.”
Een verhuisoperatie bleef haar moeder uiteindelijk bespaard. Ze overleed in april 2021. Anna vond daarna in haar moeders brievenbus nog de uitnodiging van de rechtbank om haar ter zitting te horen. „Dat was wel zuur.”
Op Zorgkaart Nederland zijn de waarderingen voor de zorgcentra lovend. De huizen voldoen aan de behoefte aan kleinschaligheid. Er bestaat doorgaans meer aandacht voor goede kwaliteit eten, voor bronnen van levensvreugd als natuur, muziek en ander vermaak. Daar worden patiënten en hun families blij van. De extra zelfstandigheid draagt bij aan zingeving.
Maar zulke waarderingen hebben beperkte zeggingskracht, waarschuwt Doede Veltman, specialist ouderengeneeskunde. „Het is vergelijkbaar met de vraag wat passagiers van een vliegreis vinden. Zij kijken naar de maaltijden aan boord. Was de steward of stewardess vriendelijk? Alleen dát beoordeel je dan. De veel belangrijker zaken – is het toestel goed onderhouden, is de piloot competent en goed opgeleid – kan zo’n klant niet waarnemen.”
„Eigenlijk zijn wij blind ingestapt”, zegt Hetty Termeer (69) uit Gelderland over haar moeder die in een woonzorgcentrum huist. Een arts ouderengeneeskunde die niet aan de instelling was verbonden, verzekerde haar destijds in een adviesgesprek: als uw moeder in de toekomst meer zorg nodig heeft, dan kunnen zij dat bieden. Na een herseninfarct bleek dat tegen te vallen. „Het natje en droogje is oké. Maar er is een tekort aan gekwalificeerd personeel. Na haar infarct vertoont zij complex gedrag, is ze vaak opstandig. Daar kunnen ze lang niet allemaal mee omgaan.”
Termeer, zelf oud-wijkverpleegkundige: „Dan zeggen zij: ‘mevrouw u moet wel op de bel drukken, als u hulp nodig heeft’. Maar dat kan mijn moeder niet. Ze zeggen ook dat mijn moeder niet wil dat ze haar controleren. Dan verwacht ik dat ze daar een manier voor vinden in de omgang. We hebben het over iemand die de telefoon pakt als ze de televisie aan wil doen. Als mijn moeder verschoond moet worden of als zij valt, zal zij niet op de bel drukken.”
Het zijn vooral de valse verwachtingen die haar teleurstellen. „Een woonzorgcentrum is niet geschikt als iemand verder achteruitgaat. Je verwacht meer zorg. Als ik langskom krijg ik alleen maar excuses van het personeel. Nu zitten we in een spagaat. Eigenlijk zouden we haar moeten verhuizen, maar dat proberen we te voorkomen.” Voor mantelzorgers als Termeer verandert er weinig: ze zijn, net als toen hun naaste nog thuis woonde, veel tijd kwijt aan afstemming, gedoe en zorg.
We hebben het over iemand die de telefoon pakt als ze de televisie aan wil doen. Als mijn moeder verschoond moet worden of als zij valt, zal zij niet op de bel drukken
Hetty Termeer over haar moeder in een wooncentrum
De opkomst van de centra doet denken aan excessen in de kinderopvang: investeerders privatiseerden crèches, verslechterden de dienstverlening en zadelden de organisaties met schulden op. Ouders hadden weinig keuze.
Kwetsbare ouderen haal je evenmin als kleine kinderen zomaar uit hun sociale omgeving. De horde daarvoor is heel hoog. Of, zoals hoogleraar Marcel Canoy vorige maand bij zijn oratie zei: „Je gaat je oude vader niet zomaar verschepen als zaken niet goed bevallen. Markten waar overstappen moeilijk is, functioneren matig, omdat er geen disciplinerende werking uitgaat van stemmen met de voeten.”
Verwarrend woordenspel
Door de nieuwe verpleeghuizen juridisch gezien „thuis” te noemen, komen bewoners en hun familieleden in een verwarrend woordenspel terecht. Bij Zorggroep De Laren (7 villa’s) „blijft u dus eigenlijk ‘thuis’ wonen”, luidt de uitleg. Dagelijks Leven, gewoon als thuis, met tachtig vestigingen de grootste keten van dit moment, zegt het zo: „Elke bewoner heeft een eigen, onzelfstandige, studio.”
Thuis en toch niet thuis.
Wat deze grensverkenningen kunnen betekenen, ondervond de gemeente Den Bosch. Het college werd eerder dit jaar gedagvaard door een bewoner van Dagelijks Leven omdat de gemeente een vergoeding voor een tillift had afgewezen. Mijnheer woont in een instelling, redeneerde het gemeenteloket van Den Bosch.
Neen, zei klager, ik woon thuis. En heb daarom recht op die vergoeding. Hij stapte met advocaten van het zorgconcern naar de rechter. Eis: de gemeente moet mijn tillift vergoeden.
Op zitting begreep de rechtbank dat Dagelijks Leven eigenlijk thuiszorg levert, maar dan op één plek. De rechters stelden vast dat als de benodigde zorg voor de bewoner te zwaar wordt, „hij naar een andere instelling – buiten Dagelijks Leven – zal moeten verhuizen. Dat is contractueel vastgelegd”.
Dat is dus geen thuis wonen, concludeerden de rechters, want thuis hoef je niet verplicht te verhuizen als je meer zorg nodig hebt. Kortom, de gemeente zou niet hoeven te vergoeden, want mijnheer woont feitelijk niet thuis. De bewoner is inmiddels in hoger beroep gegaan.
In een recente analyse concludeert toezichthouder de Nederlandse Zorgautoriteit: „De diversiteit aan woonzorgvormen laat zien dat het onderscheid tussen de begrippen ‘thuis’ en ‘in het verpleeghuis’ niet goed te maken is.”
De creativiteit in de wereld is altijd veel groter dan beleidsmakers denken, zegt Hans Buijng van brancheorganisatie Thuiszorgnl. Hij schreef mee aan ‘kwaliteitskaders’ die normen voor zorg voorschrijven. „Bij deze hybride woonvormen kom je in grijs gebied terecht. Ik denk dat we dat niet sluitend hebben gedefinieerd. Het wordt zo heel ingewikkeld voor toezichthouders.”
De inspectie worstelt er ook mee. Natuurlijk gaat er soms een deur op slot voor de dwalende bewoners van zorgvilla’s. Maar dat is wel „onvrijwillige zorg”, net als het toedienen van verplichte medicatie. Vrijheidsbeperkende maatregelen zijn ingrijpend en alleen toegestaan als de instelling dat meldt en registreert bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Uit inspectierapporten blijkt dat de nieuwe formules zich vooral op dit punt niet aan de wet houden. Bij Huize Roosdael uit Roosendaal (Orpea) weten ze niet eens dat je het bij de inspectie apart moet melden wanneer je dwang toepast. „Het management is hier desgevraagd niet van op de hoogte”. In Hoorn (Risdamhuis, Orpea) ontdekte de inspectie dat ze daar zonder overleg vrijheidsbeperkende maatregelen namen. Bewoners waren hier niet bij betrokken „omdat zij dit over het algemeen niet meer begrijpen.” Maar ze wonen wel thuis.
En de sector doet het al zo slecht. De afgelopen vijf jaar bezocht de inspectie 649 verpleeghuizen. In bijna de helft van de zorgorganisaties is de bewaking van de kwaliteit en veiligheid van de zorg onvoldoende en bij ruim een derde van de organisaties is onvoldoende deskundig personeel beschikbaar.
De Nederlandse Zorgautoriteit, een toezichthouder, plaatst vraagtekens bij het uitgangspunt dat ouderen die intensieve zorg nodig hebben graag nog thuis zouden willen blijven wonen. De redenering is simpel: als mensen naar zo’n nieuw ‘woonzorgcentrum’ verhuizen, is hun wens om thuis te blijven wonen kennelijk niet zo groot. „Bovendien blijkt dat (…) ze vaak niet bewust voor een leveringsvorm kiezen, maar voor de locatie of de zorgaanbieder, áls er in hun – soms urgente – situatie al iets te kiezen valt”, noteert de toezichthouder in een recente analyse. Anders gezegd, het verpleeghuis light is mede succesvol omdat er niets anders is.
Boze huisartsen
De grootste onvrede over de verpleeghuizen nieuwe stijl hebben de huisartsen. Zij zien dat de zorg die voorheen door specialisten ouderengeneeskunde werd gegeven nu bij hen belandt. Terwijl huisartsen generalisten zijn, geen specialisten.
„Specialisten ouderengeneeskunde hebben niet voor niets rond de honderd patiënten onder zich, tegen zo’n tweeduizend patiënten voor ons”, zegt huisarts Gijsbertjan van Breukelen uit Woerden. Ja, er is een groter tekort aan specialisten ouderengeneeskunde dan aan huisartsen, maar dat probleem los je niet op door de zorg dan gewoon maar naar de dokterspraktijk om de hoek te verhuizen, zegt hij. Huisartsen staakten dit jaar vanwege overbelasting.
Het verpleeghuis light is mede succesvol omdat er niets anders is
Ook omwonenden zijn zich ervan bewust dat de nieuwe verpleeghuizen gevolgen hebben voor de lokale gemeenschap. In Bosch & Duin ontstond verzet tegen de geplande vestiging van een nieuwe zorginstelling. Een van de argumenten: de toegang tot de eigen huisarts wordt bemoeilijkt door nieuwe hoogbejaarde inwoners die veel zorg en aandacht vereisen.
En huisartsen kunnen dat niet zomaar weigeren. Er zijn zwaarwegende redenen voor nodig om van de wettelijke acceptatieplicht af te wijken. Huisarts Marcel Janssen uit Waalre merkte bovendien dat de nieuwe zorginstelling in zijn dorp een argument had waar hij weinig tegenin kon brengen. Als deze mensen met een Volledig Pakket Thuis echt thuis zouden wonen, zou u ze toch ook helpen?
De samenwerking met de nieuwe instelling verloopt inmiddels goed, vertelt Janssen, maar in het welgestelde Waalre zijn in de tussentijd twee nieuwe zorgvilla’s verschenen waardoor opnieuw discussie is ontstaan over de externe inhuur van en afstemming met specialisten ouderengeneeskunde.
Dat was ook de reden dat zorgbestuurder Piet van der Maas zich verzette tegen de komst van een nieuwe instelling in Terneuzen. Zeeuws-Vlaanderen is een heel groot leeg gebied, zegt hij, waarbij zorg bovengemiddeld veel kost. Er is één grote zorginstelling waarvan hij bestuurder is: Zorgsaam. Daaronder ressorteren ziekenhuizen, verpleeghuizen, wijkverpleegkundigen en thuiszorgmedewerkers die elkaar „blind kunnen vinden”. Dat haal je allemaal overhoop.
„Ik heb tegen de toezichthouder gezegd: wat wil je nu? Dat er straks twee aanbieders met elkaar strijden om het schaarse personeel en er uiteindelijk niet een overblijft? Of dat er gewoon één stabiele zorginstelling is?”. Hij vindt het een ongelijke strijd.
Jeroen Kleinjan, zelf werkzaam geweest bij een traditioneel verpleeghuis, begrijpt die frustratie. Maar de directeur van Dagelijks Leven zegt dat zijn huizen in een grote behoefte voorzien. „Waar wij met een nieuwe locatie komen, zijn wij een leuke frisse formule.” Dagelijks Leven heeft 80 vestigingen met gemiddeld 20 bewoners. Overal in het land poppen dezelfde bouwdozen op. „Onze nieuwbouw is vrijwel identiek. We bouwen heel gestandaardiseerd en geprotocolleerd, zodat het betaalbaar is voor Jan Modaal”.
Wij zijn een leuke frisse formule
Jeroen Kleinjan Directeur van Dagelijks Leven
Kleinjan vertelt enthousiast over de merites van de keten van zorginstellingen die hij leidt. Gevraagd naar verschillen met traditionele verpleeghuizen blijft hij de voordelen benadrukken. Het feit dat niet bij elke vestiging een specialist maar een huisarts medisch eindverantwoordelijk is, brengt hij niet zelf ter sprake. Dagelijks Leven heeft volgens Kleinjan landelijk een slimme oplossing gevonden om expertise lokaal in te vliegen indien nodig. Hij erkent dat in de contracten staat dat bewoners eventueel weer moeten verhuizen als zij te veel zorg nodig hebben, maar onderstreept dat het slechts sporadisch is voorgekomen dat bewoners moesten verhuizen. „Dat is een misvatting, wij zijn geen tussenstation”.
Winstmachines
Traditionele verpleeghuizen zijn sterk gereguleerde instellingen die financieel beknot worden. Over de nieuwkomers bestaat discussie welke regelgeving voor hen geldt, per saldo opereren ze onder een lichter toezichtsregime en mogen ze winst uitkeren.
En dat doen ze dan ook. De holding van Dagelijks Leven behaalde in het laatst bekende boekjaar 24 miljoen euro winst. Op iedere euro omzet maakte de investeerder 15 procent winst, terwijl traditionele verpleeghuizen gemiddeld niet eens de 2 procent halen.
Dagelijks Leven is onderdeel van het Franse beursgenoteerde concern Orpea. Dat werkt, wellicht om fiscale redenen, met een tussenholding in Luxemburg waaronder 14 Nederlandse bv’s hangen. Bij de financieringsconstructie zijn daarnaast 174 vastgoed-bv’s betrokken.
Orpea raakte eerder dit jaar in opspraak na onthulling van een Franse onderzoeksjournalist over misstanden bij de verzorgingshuizen van het concern. Winstmaximalisatie zou ten koste gaan van goede zorg. Er zou sprake zijn van structurele bezuiniging op luiers, chronische onderbezetting en zelfs van verwaarlozing van bewoners. De Franse topman vertrok nadat duidelijk werd dat hij aandelen had verkocht vlak voor publicatie van deze onthullingen, waarna de beurskoers onderuitging.
In België raakten ook vestigingen in opspraak na bezoeken door de inspectie. In Nederland hebben diverse vestigingen kritiek van de toezichthouder gekregen. In Arnhem bleek Wonen bij September, een Orpea-dochter, bij een inspectie afgelopen juni op vijf van de achttien normen onvoldoende te scoren, vooral op het terrein van deskundig personeel, hygiëne en infectiepreventie.
Grootste vrees onder professionals is dat de verpleeghuizen nieuwe stijl de krenten uit de pap vissen door zich alleen te richten op de nog enigszins makkelijk verzorgbare ouderen en dat de traditionele huizen met de zwaarste (onrendabele) patiënten achterblijven.
De vraag is wanneer het moment aanbreekt dat juist de allerzwaksten van zorg verstoken blijven. Eén verpleeghuis bekende recent bij toezichthouder NZa bewust de grenzen van de wet op te zoeken, bijvoorbeeld bij de verplichte 24-uurs aanwezigheid van personeel. Een ander verpleeghuis zei door de verzekeraar te zijn gedwongen zijn zorg om te katten naar de uitgeklede Volledig Pakket Thuis-aanpak. De verzekeraar „bood anders geen contract aan”.
Dat klemt te meer bij een bedrijf als Achmea dat onlangs 32 woon-zorgcomplexen kocht van Orpea. Profiteert de beleggingspoot van het concern hier niet van de wijze waarop de aanpalende zorginkoopafdeling de verpleeghuizen light aanmoedigt?
Het gezeul met ouderen ontneemt hem de arbeidsvreugde, zegt huisarts Marcel Janssen uit Waalre. Steeds vaker is hij bezig met crisismanagement. „Eerst waarschuw je overal – bij de thuiszorg, bij de gemeente, bij de wijkverpleging, bij de zorgverzekeraar – dit kan niet meer met mijnheer thuis, dit gaat fout, dit moet anders. Daarna volgt het incident, zoals een harde valpartij, en een gang naar het ziekenhuis.” Als zo’n broze oudere het geluk heeft weer op te krabbelen begint het weer van voren af aan. „Geen plek, dan maar tijdelijk thuis, wachten op de volgende crisis.”
De vraag is daarmee of dat nieuwe verpleeghuismodel werkelijk wel zoveel goedkoper is voor de samenleving. Ja, wel voor de zorgverzekeraar die alleen naar zijn budget kijkt. Ja, wel voor het woonzorgcentrum dat minder duur personeel heeft en verdient op het vastgoed. En ja, wel voor het ministerie van VWS dat zijn eigen uitgaven toetst. Maar een ander departement geeft nu meer uit aan huursubsidie en ook bejaarde burgers zijn dikwijls meer geld kwijt. Het antwoord is niet te geven, zegt de NZa. „Hoe de balans uitpakt is moeilijk te berekenen. We weten dus nu ook nog niet wat scheiden van wonen en zorg de maatschappij in financieel opzicht gaat opleveren of kosten.”
Eerst waarschuw je overal – bij de thuiszorg, bij de gemeente, bij de wijkverpleging, bij de zorgverzekeraar – dit kan niet meer met mijnheer thuis, dit gaat fout, dit moet anders. Daarna volgt het incident, zoals een harde valpartij, en een gang naar het ziekenhuis
Marc Janssen huisarts
Wel duidelijk is dat tweedeling op de loer ligt. „Er kunnen situaties van willekeur en ongelijkheid ontstaan”, waarschuwt de NZa wat eufemistisch. Huisarts Janssen ziet het voor zijn neus gebeuren. De nieuwe zorgcentra trekken personeel weg bij de traditionele verpleeghuizen. Jan Modaal moet langer wachten.
Mevrouw Menkveld uit Bunnik (63) weet wat wachten inhoudt. Haar 78-jarige partner lijdt aan alzheimer. Hij is daarbij nog blind. Mevrouw Menkveld verzorgt hem al jarenlang thuis, maar die taak is te zwaar geworden. „Ik kan het niet meer, ik ben op.”
Maar veel verpleeghuizen wijzen haar man af. „Hier in het dorp is een huis met een lange gang. Mijn partner heeft een-op-een hulp nodig als hij die moet aflopen, en daar hebben ze geen tijd voor.” De meeste huizen waar zij aanklopte, adviseerden haar verder te zoeken. De zoektocht duurt al tien maanden.