De moeizame weg van noodhulp voor slachtoffers van de aardbeving in Syrië

Noodhulp voor Syrië Een kleine stichting in Deventer zamelde drie vrachtwagens vol aan spullen in voor de aardbevingsslachtoffers in Syrië. Hoe ging het verder met die spullen? En in hoeverre is noodhulp in het door oorlog geteisterde land überhaupt op gang gekomen?

Vrijwilligers van de Stichting Help Syrie helpen bij het sorteren in Deventer van goederen voor het transport naar Syrië.
Vrijwilligers van de Stichting Help Syrie helpen bij het sorteren in Deventer van goederen voor het transport naar Syrië. Foto: Stichting Help Syrie (SHS).

Een felgekleurd plastic speelgoedtreintje staat tegen de muur. De rest van de spullen in de opslag – kleding, schoenen, babyvoeding, verzorgingsproducten, dekens, en nog meer – is ingepakt in kartonnen verhuisdozen, stevige plastic tassen en vuilniszakken. Er zitten alleen „nette dingen” in, zegt Shahin Mohammad (46), oprichter van de Stichting Help Syrië die de spullen inzamelde. „Geen dingen met vlekken of scheuren, of die helemaal geel zijn geworden.”

De spullen zijn ingezameld voor Syrische slachtoffers van de verwoestende aardbeving in Turkije en Syrië, op 6 februari. Ze lagen eind februari nog opgestapeld in verschillende opslagruimtes in Deventer, waar de stichting gevestigd is, wachtend op transport. Wat gebeurde er daarna? Hebben deze spullen de mensen bereikt voor wie ze bedoeld zijn? En in hoeverre heeft de noodhulp in Syrië, waar al jaren een oorlog woedt, überhaupt op gang kunnen komen?

NRC hield de afgelopen weken contact met Mohammad over het brengen van de spullen, en vroeg grote hulporganisaties die ter plaatse zijn (geweest) wat hun ervaringen zijn.

Rij-instructeur

Shahin Mohammad, die in 1995 met zijn ouders uit Syrië naar Nederland vluchtte, is bezig met een opleiding tot rij-instructeur als de aardbeving grote schade aanricht in zijn geboorteland, waar toch al zo veel kapot is. Hij laat zijn opleiding even voor wat die is en richt zich vol op zijn stichting, die hij in 2014 heeft opgericht. Meerdere keren heeft hij sindsdien ingezamelde spullen naar Syrië gebracht, vertelt hij.

Lees ook: ‘Bombarderen is goedkoper dan mensen helpen’

Niet alleen in Deventer willen ze wat doen. Na de aardbeving komen in heel Nederland initiatieven op gang. Hoeveel spullen in totaal gedoneerd worden, is niet te achterhalen. Wel bekend: Giro555, dat bij grote rampen geld ophaalt voor elf Nederlandse hulporganisaties, heeft volgens de laatste tussenstand 108 miljoen euro opgehaald voor de aardbevingsslachtoffers in Turkije en Syrië.

Zo’n twee weken na de ramp zijn ze in Deventer gestopt met inzamelen – het wordt te veel, zo melden ze op de website. De goederen worden opgeslagen in gehuurde ruimtes in Deventer, maar ook op creatievere plekken. Zo biedt Evelien van Adrichem, die ook spullen heeft gedoneerd, aan om wat spullen op te slaan bij haar thuis in Olst. „Een zak of dertig” werd langs gebracht en in haar logeerkamer bewaard. „Veel kleding, maar ook maandverband en tampons, luiers, luierdoekjes.” Nu is het zaak om alles naar Syrië te krijgen.

Tekort aan alles

Waar het getroffen gebied in Turkije voor hulpverleners nog redelijk te bereiken is, geldt dat voor het aardbevingsgebied in het noordwesten van Syrië veel minder. De humanitaire hulp in Syrië is „zeer gelimiteerd”, schrijft Artsen zonder Grenzen in een update van begin april over de situatie ter plekke. Terwijl veel mensen het al zo slecht hádden. Al voor de aardbeving woonden in het noordwesten van Syrië bijna twee miljoen mensen in vluchtelingenkampen, beschrijft de medische noodhulporganisatie, en in september vorig jaar was er ook nog een cholera-uitbraak, doordat mensen vervuild water moeten drinken.

Daphne Mulder in Syrië. Foto: IFRC

Voor het Rode Kruis zit de Nederlandse Daphne Mulder (34) nu ruim een maand in Syrië, waar ze heen en weer pendelt tussen hoofdstad Damascus en het getroffen gebied. Ze ondersteunt de lokale zusterorganisatie: de Syrisch-Arabische Rode Halve Maan. Praktische obstakels maken het ingewikkeld om de benodigde hulp te bieden, vertelt ze. „Er is bijvoorbeeld in het hele land een tekort aan benzine.” Veel infrastructuur is kapot, wat het lastig maakt om sommige plekken te bereiken. Aan water, voedsel en elektriciteit zijn ook tekorten.

Ook de veiligheidssituatie maakt hulpverlening ingewikkeld: in het noordwesten van Syrië kan het onrustig zijn, in verschillende gebieden zijn verschillende groeperingen de baas. „Toegang is een obstakel”, zegt Michiel Servaes, directeur van Oxfam Novib in Nederland en vanuit Giro555 voorzitter van de actie voor Syrië en Turkije. Recent was hij een week in het aardbevingsgebied in Syrië, rondom Aleppo. „Direct na de aardbeving was er maar één grensovergang open vanuit Turkije. Inmiddels zijn dat er drie. Maar het is schrijnend dat dat zo veel tijd heeft gekost.” Hij benadrukt wel dat er ondanks alle obstakels „volop” hulp wordt verleend. „In korte tijd hebben hulporganisaties hun operaties fors opgeschroefd. De ervaring en logistieke aanvoerlijnen die we tijdens de Syrische oorlog hebben opgebouwd, komen nu goed van pas.”

Omrijden via Irak

Na de inzameling loopt ook Mohammad met zijn kleine stichting tegen obstakels aan: transport naar Syrië is door de aardbeving nog ingewikkelder geworden. De snelste route is om in Turkije de grens naar Syrië over te steken. Maar: „Die is soms open, en soms dicht.” Daarom besluit Mohammad begin maart om het anders te doen: „We willen nu via Irak gaan.” Dat is wel een stuk omrijden, maar dan is er minder kans op problemen aan de grens, schat hij in.

Op 7 maart is het dan eindelijk zover: een grote vrachtwagen wordt zo vol mogelijk geladen. De volgende dag gaat de wagen op weg – de transportkosten worden betaald uit giften die de stichting kreeg. Mohammad vliegt een paar dagen later naar de stad Erbil in Irak om de uitgifte van de spullen in Syrië te begeleiden. Op de grens tussen Irak en Syrië vangt hij de vrachtwagen op. Een meevaller: „Bij de grenzen is het ons niet moeilijk gemaakt.”

Vanuit een opslag in Kamishli, de geboortestad van Mohammad in het noordoosten van Syrië, worden de spullen uit de vrachtwagen verder gedistribueerd, vertelt Mohammad. Niet alle ingezamelde spullen bereiken het aardbevingsgebied, omdat het zo’n complexe reis is. Een deel wordt daarom uitgedeeld in het noordwesten van Syrië, aan mensen die door het conflict ontheemd zijn geraakt.

Het kost „heel veel moeite” om te regelen dat hij binnen Syrië naar het rampgebied kan reizen. Met hulp van een lokale organisatie weet hij het gebied met een deel van de spullen te bereiken. „Met auto’s, want de wegen waarop we hebben gereden zijn niet met vrachtwagens te berijden.” Een gevaarlijke onderneming? „Ja. Ik bid tot dan God: geef mij kracht en geluk om veilig terug te komen.” Het gebied dat in handen is van Assad vermijdt hij. „Dan zou alles in beslag genomen kunnen worden.” Ook voor hemzelf zou het, als Koerd, te gevaarlijk zijn.

Hij krijgt bij de distributie hulp van Syrische vrijwilligers, die soms al jaren met hem werken. Abdul Razzaq Sharbatji is een van hen, hij is nu twee jaar actief voor de stichting, vertelt hij via WhatsApp. Hij laat weten dat ze lokale contacten hielpen bepalen waar ze precies heen moesten om „degenen in nood” te bereiken, in de omgeving van Aleppo en Idlib.

Gebrek aan onderdak

De vraag waar mensen in het aardbevingsgebied in Syrië het meeste behoefte aan hebben, vindt Daphne Mulder van het Rode Kruis moeilijk te beantwoorden. „Er is niet één ding dat het meest nodig is. Er is wel één ding dat je heel duidelijk kan zien: het gebrek aan onderdak. Veel huizen zijn beschadigd of helemaal ingestort, door de aardbeving of door het conflict.”

Daarnaast hebben mensen ook voedsel en water nodig, zegt Mulder, en warme kleding. „En gezondheidszorg – er heerst cholera.” Ook belangrijk: „Geestelijke gezondheidszorg. Iedereen die ik hier tegenkom, heeft een verhaal. Ik sprak laatst een jonge vrijwilliger van Rode Halve Maan, die had drie van zijn vrienden onder het puin vandaan gehaald, die hij uit zijn kindertijd kende. Eén andere vriend had hij wel kunnen redden.” Mulder is onder de indruk van de vriendelijkheid van vrijwilligers die ze ontmoet, vertelt ze, en hun motivatie om door te gaan.

Lees ook: De Witte Helmen helpen na aardbeving in Noordwest-Syrië zonder steun uit Nederland

Michiel Servaes van Giro555 zag in Syrië dat lokale hulpverleners ermee worstelen dat het opgehaalde geld eigenlijk alleen bestemd is voor slachtoffers van de aardbeving. Maar in de praktijk is dat een beetje een gekunstelde scheidslijn. „Zíj staan in het veld. Als het ene gebouw kapot is door de aardbeving en het andere door de oorlog, moeten ze dan voor het ene gezin wel onderdak vinden en voor het andere niet?”

‘Ik kan er niet meer tegen’

Ook al is hij de afgelopen jaren meermaals in Syrië geweest om gedoneerde spullen te brengen, Mohammad vindt het niet makkelijk om te zien wat mensen moeten doorstaan, vertelt hij half maart in een telefoongesprek – de vrachtwagen is dan al voor een groot deel leeg. Soms krijgt hij tranen in zijn ogen door wat hij ziet, zegt hij. Het verdriet van een vrouw, die zichzelf voor een auto wilde gooien, vond hij heftig. „‘Ik kan er niet meer tegen’, zei ze de hele tijd. Toen kon ik er ook even niet meer tegen.”

De verblijfplaatsen waar hij slaapt, zijn soms gehavend en onveilig door de aardbeving. „In een huis waar we sliepen in de buurt van Aleppo, zaten overal barsten in het plafond.” En dan is hij ook nog ziek geworden van verontreinigd drinkwater.

Eenmaal terug in Deventer is het nog niet klaar: de rest van de dozen en tassen met spullen wachten, die moeten ook nog allemaal die kant op. Eind maart komt een tweede vrachtwagen voorrijden voor transport. Begin april een derde – momenteel zijn deze spullen onderweg, op de grens tussen Turkije en Irak, zegt Mohammad. Hij blijft zelf tijdens deze tweede en derde lading thuis en vertrouwt op de vrijwilligers daar. Hij wil nu echt zijn opleiding tot rij-instructeur afmaken, al blijft hij ook bezig voor Syrië. De melding dat de stichting tijdelijk niet meer inzamelt, is inmiddels weer van de site gehaald. „Wij stoppen nooit.”