G7-landen willen groene technologie afsnoepen van China

Grondstoffen Westerse landen en Japan willen samen gaan werken bij het veiligstellen van grondstoffen voor de energietransitie, zo maakten ze bekend tijdens de IMF-vergadering in Washington.
De Japanse onderminister van Financiën Masato Kanda, minister van Financiën Shunichi Suzuki en gouverneur Kazuo Ueda van de Japanse centrale bank tijdens een persconferentie van de G7 in Washington.
De Japanse onderminister van Financiën Masato Kanda, minister van Financiën Shunichi Suzuki en gouverneur Kazuo Ueda van de Japanse centrale bank tijdens een persconferentie van de G7 in Washington. Foto Stefani Reynolds / AFP

De grootste westerse economieën en Japan hebben afgesproken nauwer te gaan samenwerken om de aanvoer van grondstoffen en onderdelen voor de energietransitie veilig te stellen. Daarvoor moet publieke financiering worden ingezet. Het besluit kan worden gezien als stap tegen China, dat de productieketens van grondstoffen als nikkel, koper en lithium domineert, evenals bijvoorbeeld de markt voor bepaalde onderdelen van batterijen.

De ministers van Financiën van de G7-landen – de Verenigde Staten, Canada, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Japan – besloten woensdag in Washington om gezamenlijk te gaan optrekken bij het opzetten van nieuwe productieketens voor grondstoffen en onderdelen voor groene energie.

De „diversificatie” van de nu „zeer geconcentreerde” aanvoerketens voor groene technologie „kan bijdragen aan de energiezekerheid” en dient tegelijk het klimaat, staat in de verklaring die de G7-ministers vrijgaven. Minister van Financiën Shunichi Suzuki van Japan, de huidige G7-voorzitter, zei tijdens een persconferentie dat het besluit „niet tegen een bepaald land” is gericht, maar voegde eraan toe: „in het geval van schone energie gaat de concentratie over China”. Voor de „economische veiligheid” is concentratie door één land „niet wenselijk”.

Lees ook: Meer Made in Europe, minder afhankelijkheid van China: hoe haalbaar zijn de Europese plannen voor groene industrie?

China is bij de productie van groene technologie op meerdere manieren dominant. Het bezit veel kobaltmijnen en beheerst de raffinage van kobalt, dat onder meer in batterijen van elektrische auto’s zit. Ook verreweg de meeste magneten die nodig zijn in elektrische auto’s en windturbines komen uit China. Het baart westerse politici in toenemende mate zorgen. Onlangs presenteerde de Europese Commissie plannen om de productie van groene technologie naar Europese bodem te halen.

Politiek signaal

De G7-landen spreken af om „de samenwerking te versterken” om aanvoerlijnen veilig te stellen, door de inzet van „publieke financieringsmiddelen”, zoals „belastingvoordelen, subsidies, garanties, overheidsleningen en investeringen”. Arme en opkomende landen, die grondstoffen en onderdelen produceren, moeten daar ook van profiteren.

De afspraken zijn vooralsnog weinig concreet, maar het politieke signaal is er niet minder om: democratische landen moeten in tijden van oplopende geopolitieke spanningen met China en Rusland sterker voor de eigen economische belangen opkomen. Japan en Nederland besloten onlangs om, onder Amerikaanse druk, de export van chiptechnologie naar China aan banden te leggen.

Door de pandemie – waarin het Westen afhankelijk bleek van Chinese medische beschermingsmiddelen – en door de Russische oorlog tegen Oekraïne – die liet zien dat Europa afhankelijk was van Russisch gas – is gebleken dat „economische weerbaarheid” belangrijk is, staat in de G7-verklaring.

Economische fragmentatie

De G7-ministers voerden overleg in de marge van de voorjaarsvergaderingen van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. Eén van de grote thema’s bij de IMF-vergadering is ironisch genoeg „geo-economische fragmentatie” – het uiteenvallen van de wereldeconomie in rivaliserende blokken. In feite is de G7-afspraak hier een voorbeeld van.

Het IMF maakt zich zorgen over deze trend: hoe meer barrières voor de vrije handel er ontstaan, hoe meer de wereldeconomie als geheel daaronder lijdt. Beslissingen over handel en grensoverschrijdende investeringen vinden steeds meer plaats op basis van (geo)politieke overwegingen, en minder op basis van economische overwegingen.