Kantoor van EY in Amsterdam. Het bedrijf telt 249 partners. Foto OLAF KRAAK / ANP
De accountants en de consultants van EY gaan toch niet uit elkaar. EY, een van de vier grootste accountants- en adviesconcerns van de wereld, staakt voorlopig het plan om het bedrijf op te splitsen.
Dat heeft de wereldwijde leiding dinsdag bekendgemaakt aan zijn partners en overige medewerkers. De belangrijkste reden is dat de Amerikaanse tak van EY, goed voor pakweg 40 procent van de wereldwijde omzet, een scheiding niet ziet zitten.
Project Everest noemde EY het project dat moest leiden tot een splitsing in twee onafhankelijke financieel-economische dienstverleners. De accountants zouden de naam EY houden, de bedrijfsadviseurs zouden een nieuwe naam krijgen.
Het zou de grootste verandering in de accountancy zijn in twintig jaar. EY wil het concern splitsen, omdat twee losstaande bedrijven meer diensten aan meer klanten zouden kunnen aanbieden dan één concern.
Regelgeving in onder meer de VS en Nederland, die is ingevoerd na het Enron-schandaal in 2001, verbiedt consultants óók de financiële cijfers te controleren van een bedrijf. En andersom. Zo moeten allerlei vormen van belangenverstrengeling worden voorkomen.
EY wil niet langer ‘nee’ verkopen als een klant waarvoor het concern al de boekencontrole doet om bedrijfsadvies vraagt, of andersom.
EY werkte al meer dan een jaar aan Project Everest. Het zou volgens de Britse zakenkrant Financial Times al honderden miljoenen dollars hebben besteed aan de voorgenomen splitsing.
Deze week werd echter bekend dat de directie van de Amerikaanse tak van EY niet verder wil gaan met Project Everest. De Amerikanen zouden onder meer weinig zien in het voornemen om het bedrijfsonderdeel dat belastingadvies geeft in tweeën te knippen en te verdelen over de consultants en accountants. Zo zou die expertise te veel verwateren, was de vrees in de VS. In een memo aan het personeel schrijft de wereldwijde directie: „Gezien het strategisch belang van onze Amerikaanse firma voor Project Everest, stoppen we met het werken aan het project.”
Een bedrijfstransformatie lijkt desondanks niet geheel van de baan. „Wij geloven dat de organisatie een strategische flexibiliteit moet hebben om een nieuwe verandering te ondergaan in de toekomst”, zo staat in het interne memo.
Gevolgen Nederland onbekend
Wat de gevolgen zijn van de afgeblazen scheiding voor EY Nederland is nog onbekend, zegt een woordvoerder van de Nederlandse tak. De 249 partners van EY Nederland zouden pas stemmen over Project Everest na hun Amerikaanse en Britse collega’s. Voor de vijfduizend werknemers in Nederland verandert voorlopig niets, zegt de woordvoerder.
Het afgelopen fiscale jaar (tot en met juni 2022) was voor EY wereldwijd „een van de meest succesvolle jaren in de bedrijfsgeschiedenis met de sterkste groei in twintig jaar”. EY – met PwC, Deloitte en KPMG de ‘Big Four’ van de accountancy – haalde in 2022 een omzet van 45,4 miljard dollar (41,3 miljard euro). Dat was 13,7 procent meer dan het jaar ervoor.
Plop. „Ging-ie er doorheen?” In het commandocentrum konden ze het nog eventjes niet geloven: Felix Baumgartner was als eerste mens door de geluidsbarrière gebroken, tijdens een sprong vanuit een heliumballon. Hij droeg een wit ruimtepak en had een parachute om. Hoogte: 38.969 meter, vlak tegen de dampkring aan. Enkele minuten later landde hij veilig in de woestijn bij Roswell, New Mexico.
Met zijn sprong vanuit de stratosfeer, in oktober 2012, vestigde Baumgartner zijn naam als de grootste waaghals uit het gilde van de basejumpers, mannen en vrouwen die van gebouwen, objecten en bergen springen.
NRC
Sorry, het lukt niet om de video af te spelen.
of probeer het later nog eens.
Hij stierf donderdag in het harnas, tijdens het paragliden aan de Adriatische kust van Italië. Volgens lokale media overleed hij tijdens zijn vlucht aan een hartaanval, waarna hij neerstortte in het zwembad van een camping.
Baumgartner (Salzburg, 1969) werd opgeleid tot machinebankwerker en diende in het Oostenrijkse leger als parachutist, maar verliet de krijgsmacht omdat hij naar eigen zeggen moeite had met het opvolgen van „domme bevelen”. Vanaf de jaren negentig maakte hij furore als professioneel basejumper. Zijn sponsor was de Oostenrijkse energiedrankgigant Red Bull, dat in de jaren daarna zou uitgroeien tot de patroon van extreme sports.
In totaal zou Baumgartner meer dan 130 ‘objectsprongen’ doen: van bruggen, masten, bergen en wolkenkrabbers. Hij sprong van de Sasso Pordoi (2.950 meter hoog) in de Italiaanse Dolomieten, liet zich vallen van het werelberoemde Christusbeeld in Rio de Janeiro (750 meter) en maakte jumps van iconische hoge gebouwen als de Torre Mayor (Mexico-Stad, 225 meter) en de Taipei 101 (Taiwan, 390 meter).
Die sprongen van wolkenkrabbers gebeurden clandestien, aangezien de autoriteiten niet zaten te wachten op dergelijke gevaarlijke strapatsen. Toen Baumgartner zich in 1999 van de 88-ste verdieping van de Petronas Twin Towers in Kuala Lumpur (452 meter hoog) liet vallen, was daar een dagenlange voorbereiding aan vooraf gegaan: hij had het gebouw verkend en was verkleed als zakenman naar binnen gegaan, zijn parachute verstopt in een aktentas.
‘Geen protocol’
Echte wereldfaam verwierf ‘Fearless Felix’ met zijn skydive vanuit de dampkring. Met het doorbreken van de geluidsbarrière haalde hij hoogste snelheid ooit door een mens bereikt (zonder voertuig): 1.357,6 kilometer per uur. En hij vestigde in één klap nog twee wereldprestaties: de hoogste vrije val en hoogste parachutesprong ooit. Dat laatste record werd hem twee jaar later ontnomen door Google-topman Alan Eustace, die van 41.419 meter hoogte sprong, ruim 2.400 meter hoger.
De grootste uitdaging bij zijn sprong, vertelde Baumgartner, was om te voorkomen dat hij als een gek in de rondte zou gaan tollen. Aangezien hij de eerste mens was die een ‘strato-sprong’ deed, zei Baumgartner later, was er „geen protocol”. „Niemand kan je vertellen: Felix, dít moet je doen.” Met handig gebruik van zijn apparatuur wist hij de zwaartekracht de baas te blijven en ongedeerd op aarde te landen.
Na zijn avontuur in de dampkring zette Baumgartner een punt achter zijn carrière als extreme sporter, al deed hij nog wel mee als autoracer aan de jaarlijkse 24-uursrace op de Nürnburgring. Hij ging aan de slag als helikopter-stuntpiloot. Een conflict met de Oostenrijkse belastingdienst over een ingetrokken fiscale korting leidde tot een vertrek uit zijn thuisland. Sindsdien woonde hij in Zwitserland.
Sympathie voor radicaal-rechts
In Oostenrijk kwam Baumgartner sindsdien vooral in het nieuws met de radicaal-rechtse meningen die hij verkondigde in interviews en op sociale media. Zo keerde hij zich tegen de parlementaire democratie en bepleitte „een gematigde dictatuur” waarin „een paar mensen uit het bedrijfsleven” het „werkelijk voor het zeggen” zouden krijgen.
Met enige regelmaat plaatste hij provocerende posts over immigratie, klimaatverandering, lhbti-emancipatie en de positie van vrouwen in de maatschappij. Hij schaarde zich achter de presidentskandidaat van de radicaal-rechtse partij FPÖ en verkondigde dat de autoritaire Hongaarse premier Victor Orbán de Nobelprijs voor de Vrede zou moeten krijgen, omdat die met het sluiten van de grenzen voor vluchtelingen „het enige juiste” gedaan zou hebben: „Zijn land en zijn volk, dat hem verkozen heeft, beschermen.” De leider van de FPÖ noemde Baumgartner na diens overlijden „een moedige pionier” en een „patriot die leiderschap heeft getoond”.
Tijdens de coronapandemie werd hij veroordeeld tot het betalen van vijfduizend euro schadevergoeding aan een journalist die zich positief had uitgelaten over vaccineren. Op X had Baumgartner hem uitgemaakt voor „regelrechte sukkel” en „farma-hoer”.
Afgelopen donderdag plaatse Baumgartner vanaf zijn Italiaanse vakantieadres in Porto Sant’Elpidio nog een bericht op Instagram met de tekst: „Te veel wind.” Enkele uren later stortte hij dood neer.
Als de wereld in brand staat, dan wordt in de kunst vaak (terecht) de noodzaak gevoeld om hierop te reageren. Het leidt tot geëngageerd werk rondom thema’s als klimaat, oorlog en migratie, met al dan niet expliciete boodschappen. De tentoonstelling Where Both Sides Meet is in deze tumultueuze tijd een welkome afwisseling om tot rust en bezinning te komen. Het Cobra Museum presenteert hiermee de eerste Nederlandse solotentoonstelling van de Japanse kunstenaar Kishio Suga (1944).
De 81-jarige Suga creëert composities van natuurlijke materialen als takken en stenen, die in dialoog treden met elkaar, de ruimte en de bezoeker. Hij geldt als een van de kopstukken van de Japanse Mono-ha beweging uit de jaren zestig. ‘Mono’ kan worden vertaald als ding, object of materie, Mono-ha staat voor School der Dingen.
Kishio Suga, ‘Where Both Sides Meet’, installatie Museum Cobra, 2025. Foto LNDWstudio
De installaties van Suga hebben geen vaste vorm die bij elke tentoonstelling precies hetzelfde wordt opgebouwd. In plaats daarvan kijkt hij per ruimte hoe de installaties daarin het beste tot hun recht komen. Omdat Suga vanwege zijn hoge leeftijd niet naar Nederland kon komen, ging het team van het Cobra Museum in de nabije omgeving op zoek naar natuurlijke objecten. Voor de inrichting van de tentoonstellingsruimte keek Suga mee via een videoverbinding.
Op deze manier heeft het werk Standing (1969/2023) een uitstekende plek gekregen. Het is opgesteld vlak bij binnenkomst in de expositie, tegen de glazen gevel van het gebouw. Buiten, achter het glas wuift het groene loof van de bomen. Standing bestaat uit een houten plaat en een glasplaat die als twee kaarten in een kaartenhuis tegen elkaar aan leunen. Ze worden elk gestut met twee stenen. Zonder een van de drie materialen zou het geheel niet blijven staan.
Betekenis
Als bezoeker ben je snel geneigd om naar betekenis te zoeken: zo zou Standing kunnen staan voor wederzijdse afhankelijkheid. Het kan symbool staan voor hoe ecosystemen of mensen onderling afhankelijk van elkaar zijn. Maar Suga nodigt je juist uit om al die gedachten los te laten en je puur te focussen op de dingen zoals ze zijn.
‘Hochi’, zo heet dat ook wel. Het is een kernbegrip in Suga’s werk en betekent ‘alleen laten’ of ‘laten zoals het is’. Wandelend door de tentoonstelling nodigt elk werk je uit tot een geleide zen-meditatie. Een gedachte of interpretatie komt aanwaaien, je bekijkt haar van alle kanten en laat het vervolgens weer los. Want wat zie je nu werkelijk? Niets meer dan glas, hout en stenen die op een intrigerende wijze bij elkaar zijn geplaatst. Het lijkt simpel, maar de kunst van het weglaten en niet-denken blijkt verrassend uitdagend.
Kishio Suga, ‘Where Both Sides Meet’, installatie Museum Cobra, 2025. Foto LNDWstudio
In de tentoonstelling wordt een video getoond met een interview met Suga uit 2012. Hij vertelt hoe de Mono-ha beweging werd geïnspireerd door de Italiaanse Arte Povera beweging (‘arme kunst’) uit de begin jaren zestig. De Italiaanse kunstenaars werkten met povere, alledaagse materialen. Waar Arte Povera een expliciet politieke boodschap verspreidde door met het gebruik van alledaagse materialen het commerciële kunstsysteem te bekritiseren, is Mono-ha meer contemplatief en gericht op de dingen an sich.
Dat laat ook Contorted Positioning (1982-2025) zien, een installatie van door de ruimte kronkelende houten balken, die als dominostenen achter elkaar zijn geplaatst. Het verbindingsstuk tussen de balken is steeds een klein, vertakt takje. Je zou denken dat de grote, industrieel vervaardigde houten balken het eerste in de ruimte zijn geplaatst, met daarbovenop de kleine Y-vertakte boomtakjes als een soort versiering. Maar dat zou te frivool zijn. Juist de kleine takken bepalen de hoek waartoe de ene balk zich tot de ander verhoudt. Zo laat Suga de kleine takjes de grote, industrieel vervaardigde objecten door de ruimte leiden.
Escapistisch?
Mono-ha kwam op in een roerige politieke tijd: door het Veiligheidsverdrag dat Japan en de Verenigde Staten in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in 1960 voor onbepaalde tijd hadden gesloten, behield de VS militaire bases in Japan. Het leidde in Japan tot de grootste protesten van de twintigste eeuw, waar honderdduizenden mensen aan mee deden.
In dit tijdsgewricht maakten Suga en zijn Mono-ha collega’s juist werk dat leek te „ontsnappen” aan de politieke toestand, door terug te keren naar de essentie van materialen en hun onderlinge relaties. Ze distantieerden zich van de radicale oppositiebeweging.
Is hun werk daarmee ook apolitiek of escapistisch? De weigering om kunst onder een politieke boodschap of positie te scharen, kan ook worden beschouwd als een politieke daad. Suga’s werk verlegt je aandacht naar objecten, situaties en mensen in de directe omgeving. Er gaat een poëtische zeggingskracht uit van de manier waarop hout, steen en textiel elkaar voortdurend uitdagen en in balans houden. Een weldadig gevoel van rust is gegarandeerd.
Terwijl ballonpiloot Sven de Hoogd (30) de gasbrander af en toe „een tikkie” geeft, kijkt de familie Butz haar ogen uit. Het gezelschap zweeft op zo’n zevenhonderd meter hoogte. De oude binnenstad van Breda trekt onder de ballon door. Tussen de Hoogds „brandjes” door, valt vooral de stilte op.
„Je hoort geen wind”, zegt Ad Haarhuis (72), „omdat we daarop meedeinen.” Haarhuis witte haren, blauw overhemd, is de oprichter van Ad Ballon. Sinds 1972 heeft hij al meer dan vijfduizend ‘vaaruren’ (een ballon vliegt niet maar vaart) afgetikt, in tientallen landen. Maar, zegt hij, de blik gericht op de horizon: „Dit blijft een vorm van meditatie.”
Ballonvaren is een complexe onderneming. Hoe staat de wind? Hoe warm is het? Waar stijg je op zodat de wind de ballon de gewenste kant opduwt? En hoeveel mensen kunnen mee? „Het is niet voor niets dat ik zeven theorievakken moest halen voor m’n brevet”, zegt De Hoogd. „Je bent constant aan het rekenen.”
De ballonvaarders Ad, Sven en Martijn (links) stippelen een vaarroute uit.
In Oosterhout wordt een heteluchtballon volgepompt met warme lucht.
Foto Merlin Daleman
Instabiel
Komende jaren wordt die rekensom alleen maar lastiger. Onlangs publiceerde het KNMI een „klimaatbericht” over de uitdagingen voor de ballonvaart. Conclusie: ballonvaren wordt moeilijker. Het gematigde zeeklimaat ging al gepaard met wisselvallig weer – door klimaatverandering wordt het nog grilliger.
En ballonvaarders gedijen juist bij stabiel, zonnig – maar niet té zonnig – weer. Midden op de dag kan überhaupt niet gevaren worden vanwege te veel warme luchtbellen, maar ook regen, onweer of te harde wind kunnen een vlucht verpesten. Hoewel het aantal dagen met regen ongeveer gelijk blijft, neemt de hoeveelheid neerslag volgens het KNMI toe (met 9 procent). Verwacht dus in de toekomst kortere en hevigere buien, afgewisseld met langere periodes van droogte.
Ballonvaarders zullen ook vaker stuiten op onverwachtse luchtstromen. Zogenoemde inversies (dalende en samengeperste lucht die steeds warmer wordt) en convergentielijnen (lucht die uit diverse richtingen naar elkaar toe stroomt en buien, turbulentie en winddraaiingen kan veroorzaken) bemoeilijken het stijgen of dalen van een heteluchtballon, of duwen het gevaarte in een ongewenste richting.
„Je bent als ballonvaarder volledig afhankelijk van de weersomstandigheden”, zegt De Hoogd. „In een ballon kun je niet sturen.” Die onvoorspelbaarheid is ook mooi, zegt de ballonpiloot, maar die afhankelijkheid betekent wel dat „je met te heftige wind niet kunt opstijgen of varen. En de laatste paar jaar waait het steeds harder. Normaal konden we al zo’n twee uur voor zonsondergang varen. Nu moeten we vaak langer wachten, vanwege te harde wind en omdat je de ballon moeilijk overeind krijgt.”
Je bent als ballonvaarder volledig afhankelijk van de weersomstandigheden
Soms moet je op het laatste moment een groep teleurstellen. „Vorige week nog”, vertelt Ad Haarhuis. „Tot 17.00 uur lag het er allemaal goed bij. En toen kreeg ik vlak voor ik wilde opstijgen een update: vlagen van boven de tien knopen.”
En dan het warmere weer: sinds 1907 is Nederland gemiddeld zo’n twee graden warmer geworden, het aantal hittegolven neemt toe. Een ballon stijgt als de lucht erbinnen warmer is dan erbuiten. Ergo: hoe warmer buiten, hoe moeilijker het is om op te stijgen. De Hoogd: „Tien graden verschil betekent al snel dat ik één of twee personen minder kan meenemen.”
Dat gaat de ondernemers raken. Het KNMI spreekt van „hoger verbruik van brandstof” en kortere vluchten om „materiaalbelasting te beperken”. Een hittegolf leidt soms zelfs tot annuleringen, als de temperatuur in de mand te hoog wordt. „We kunnen de veiligheid dan niet garanderen, zeker niet die van oudere passagiers”, zegt Alex Jan Barends, voorzitter van de afdeling Ballonvaart bij de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart.
Toch denkt Barends, een ballonvaartveteraan die al langer dan 25 jaar het beroep uitoefent, niet dat klimaatverandering de branche echt in gevaar brengt: „Ballonvaarders zijn zo getraind, zo professioneel, die kunnen zich aanpassen. En je kunt altijd proberen iets eerder in de ochtend of later in de avond te vertrekken.”
Video Merlin Daleman
Landschap
Barends maakt zich drukker over het landschap, dat hij ingrijpend heeft zien veranderen. Een ballon laten landen vereist ruimte en een relatief vlakke ondergrond, bij voorkeur een wei- of grasland. Er moeten dus niet veel objecten hoog de lucht in steken. Een piloot wil niet verstrikt raken tussen de windmolens of een oefengebied voor drones indrijven.
Maar die ruime plekken zijn er steeds minder. Er verrijzen velden met zonnepanelen, rijen van windmolens en woonwijken. De Randstad, Flevoland en Brabant zijn al „aardig volgebouwd”, aldus hoogleraar landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen Theo Spek: „ Flevoland heeft linies aan windmolens. En in Brabant heb je wat ze de ‘Brabantse stedenband’ noemen: Breda, Tilburg, Den Bosch, Eindhoven en alles aan bebouwing daartussen. Ik kan mij dus wel voorstellen dat het ballonvaren gaat slinken.”
Volgens de laatste cijfers van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is het oppervlak met zonneparken „in verschillende provincies ruim verdubbeld” in het jaar 2022. Het aantal windturbines op land- en binnenwateren is gestegen van 323 in 1990 naar 2.509 eind 2022. PBL-experts wijzen ook naar de ‘verdozing’ van het landschap door grote distributiecentra, die vooral in West-, Midden- en Zuid-Nederland in hoog tempo worden gebouwd.
Een ballonvlucht boven Breda.
Foto Merlin Daleman
Lees ook
Magie van een doek, een mandje en een vuurtje
Champagne
Niet alleen klimaatverandering en fysieke obstakels hinderen ballonvaarders. „Er is recent een golf aan extra regelgeving. Met extra Natura 2000-gebieden en sinds kort zelfs oefengebieden voor drones”, vertelt hoogleraar Spek. Ballonvaarders mogen alleen op een bepaalde hoogte over die gebieden vliegen, of dat is zelfs volledig verboden.
Ook die uitdaging kan de beroepsgroep aan, daarvan is Barends overtuigd: „Vooraf maak je altijd een risico-analyse, dus als het goed is, komt er niets onverwachts op je pad. Wellicht zou een oudere ballonvaarder zeggen: het was vroeger allemaal makkelijker. Maar de jongere generatie weet niet beter dan dit.”
Een oudere ballonvaarder kan zeggen: het was vroeger makkelijker. Maar de jongere generatie weet niet beter
Eenmaal geland in Noord-Brabant – exact op het weilandje in Rucphen dat Ad Haarhuis en Sven de Hoogd hadden uitgerekend – is het tijd voor champagne, een traditie binnen de ballonvaart. En iedereen van de familie Butz ontvangt een „luchtvaartoorkonde”, ondertekend door De Hoogd.
Haarhuis, nippend aan een tweede glas champagne, maakt zich geen zorgen over de toekomst van het ballonvaren. Als er één ding is dat hij door de jaren heeft geleerd: „De wind is niet je vijand: als je hem leert kennen, dan wordt hij vanzelf je vriend.”