N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Janneke kookt Ineens stond ik oog in oog met een kist piepjonge rabarber. Daar kwam meteen een taart van.
De gebruikelijke grijze lucht en gierend koude wind hadden eindelijk plaatsgemaakt voor zachter weer en een pril doch gedecideerd zonnetje. Het was zo’n dag waarop je er geen genoeg van kunt krijgen om buiten te zijn, en dus wandelde ik terug van mijn afspraak in de binnenstad van Den Haag in plaats van de tram te pakken. Omdat het leven te kort is om in de schaduw te lopen, zéker op eerste voorjaarsdagen, stak ik daarbij telkens straten over. Alles om dat gele, strelende licht dat mijn gezicht zo gul verwarmde maar te kunnen blijven voelen.
Alweer bijna thuis liep ik van de ene, beschaduwde stoep van de Weimarstraat naar de andere, zonnige stoep en stond ineens oog in oog met een kist piepjonge rabarber. Dunne, knalroze stengels waren het, kaarsrecht en bijna obsceen glanzend. Het is dat ze bleekgroene pruikjes op hadden, de aanzet van het indrukwekkende gebladerte dat rabarberplanten tooit en dat in dit geval voor het logistieke gemak was afgesneden, anders hadden het net zo goed zuurstokken kunnen zijn.
Ach, de zuurstokken die ik vroeger weleens kocht van mijn zakgeld; fel, glimmend roze aan de buitenkant en wit van binnen. Je kon er je tanden op breken, zo hard waren ze. En zoet natuurlijk, verzengend zoet. Hoewel ik echt wel wat gewend was op dat gebied – we kregen thuis weinig snoep, maar des te verleidelijker was het om stiekem hapjes suiker uit de suikerpot te nemen – kon ik zo’n stok gewoon niet in een keer op. Althans, de keren dat ik het probeerde moest ik bekopen met een middag misselijkheid.
Daar stond ik nu, voor een kistje rabarber in de Weimarstraat, en ik voelde me weer dat kind met vijf brandende dubbeltjes in haar broekzak, dralend voor de deur van de snoepwinkel. Zal ik? ‘Go girl’, zou ik in retrospectief tegen haar willen roepen. Of ‘YOLO’. Maar ze zou me vast bevreemd hebben aangehoord, wartaal van een oud wijfie.
Ik bundelde een paar stelen en liep er de Rechtstreex-winkel mee binnen. Rechtstreex is een netwerk dat, via een webwinkel en een flink aantal afhaalpunten in de zuidelijke Randstad, lokale boeren en consumenten aan elkaar koppelt. Ik kom regelmatig in deze vestiging, bijvoorbeeld voor de verrukkelijke kwark van boerderij Van Winden in Schipluiden of voor een zakje quinoa uit de Hoeksche Waard.
De rabarber was afkomstig van boerenbedrijf Bruijnzeel Agro in Piershil en bleek ‘geforceerd’ te zijn. Hiervoor worden rabarberplanten, in een kas, twee weken lang kunstmatig verwarmd door een kachel, waarna ze het verder op eigen kracht kunnen en een vroege oogst opleveren. Moest ik me nu schuldig gaan voelen over die twee weken kachelwarmte? Was het heel egoïstisch van mij om half maart rabarber te willen kopen ter verhoging van de voorjaarsvreugde? Ik besloot van niet. YOLO enzo.
Nog net niet huppelend vervolgde ik mijn weg naar huis, aan de zonzijde van de straat uiteraard, scharrelde wat ingrediënten bij elkaar en begon aan het bakken van een taart. Omdat de boter op was – die had ik overigens zo bij Rechtstreex kunnen kopen; bijvoorbeeld de rauwmelkse roomboter van kaasboerderij Kwakernaak uit Oud Ade – gebruikte ik half om half olijfolie en volvette Turkse yoghurt. En terwijl ik een stuk bakpapier onder de stromende kraan hield, deze in mijn vuist verfrommelde en uitkneep, vervolgens weer uitvouwde en in een springvorm vlijde, bedacht ik dat ik deze bak-hack binnenkort maar eens met u moest delen. En dan ook meteen dat rabarbertaartrecept.