N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Rotterdam Toen hij na jaren terugkeerde in Rotterdam zag Arjen van Veelen een ingrijpende verandering in zijn stad. Alles was overgenomen door efficiëntiedenken, concludeert hij in zijn nieuwe boek. „Er is een revolutie geweest die niet in de geschiedenisboekjes staat.”
‘We wonen allemaal in Rotterdam.’ Dat is wat hij wil overbrengen, mailt Arjen van Veelen als we een afspraak maken voor een interview. Rotterdam is de titel van zijn nieuwe boek, maar het gaat over veel meer dan dat, vandaar de ondertitel: Een ode aan inefficiëntie. Heel ons leven, stelt Van Veelen, niet alleen dat van Rotterdammers, wordt bepaald door wat hij noemt ‘het vierkante denken’. Wat dat is? Het plan is dat te laten zien tijdens een wandeling/autorit door de stad.
Het pleintje om de hoek van zijn huis, niet ver van het centrum, is een goed begin. De zon schijnt op deze warme herfstdag. In het midden is een groenperk. Er zijn verschillende cafés – in één daarvan heeft Van Veelen net zitten werken achter zijn laptop. De gevels in deze oude stadswijk zien er na een opknapbeurt weer fris uit. Een fijne plek. Toch?
Arjen van Veelen ziet iets anders. „We staan hier op de frontlinie van de gentrificatie”, zegt hij. Het Middenlandplein, zo heet het, is de afgelopen jaren veranderd. „Het was hier superdivers. Maar een ondernemer uit Amsterdam heeft eenentwintig zaken gekocht en maakt alles nu eenvormig. Zijn droom is om hier één grote horecazaak van te maken. In de zomer is hier al een groot terras. Daardoor verandert er iets essentieels. Een plein is een publieke plek. Een terras is een plek waar je moet betalen om er te zijn.”
Er hangt een spandoek op het plein: ‘Welkom op het Middenlandterras.’ Van Veelen wijst op de betonnen rand van het groenperk. Daar gaan mensen op zitten. „Ik heb gezien” , zegt hij, „dat mensen die dat deden werden weggestuurd door het personeel van één van de horecazaken. Mensen die geen overlast veroorzaakten. Hun enige overtreding was dat ze niks consumeerden. Of dat ze niet in het beeld pasten. Want als ik er was gaan zitten, was ik waarschijnlijk niet weggestuurd. Als je dat ziet, smaakt je biologische wijntje toch minder lekker.”
Hoog opgeleide jonge ouders
„Wat je niet ziet”, zegt Van Veelen, „is dat hier de Rotterdamwet geldt. De wet die bepaalt dat de gemeente mensen met een laag inkomen mag weigeren als bewoners in een bepaalde buurt of straat. Dit parkje is aangepast voor mensen zoals ik: hoogopgeleide jonge ouders. Het is groen. De stoep is breder gemaakt, voor de bakfiets. De stad wil een andere bevolking. Dat klinkt erg, maar zo staat het bijna letterlijk in de beleidsplannen. Voor de afrokapper daar op de hoek is straks geen plek meer. Voor het Surinaamse restaurantje verderop ook niet. Ze kunnen de huur niet meer betalen als hun panden zijn opgeknapt. Dan kun je denken: het is maar een winkeltje. Maar de eigenaar van dat restaurant brengt ook eten naar zijn buren die niet meer kunnen koken.”
„Dit plein is een microversie van wat overal in de stad gebeurt. Het is steeds hetzelfde idee: hoe haal ik meer rendement uit een vierkante meter.”
Vier jaar geleden keerde Arjen van Veelen (42), die verhalen en columns schrijft voor onder meer De Correspondent en NRC, terug naar Rotterdam, de stad waar hij opgroeide. Sinds zijn studie woonde hij ergens anders, in Leiden, Amsterdam, de VS, Den Haag. Hij wilde beschrijven hoe Rotterdam is veranderd sinds zijn jeugd in de jaren tachtig in Overschie, een buitenwijk. Aanvankelijk, zegt hij, was hij „straalverliefd” op de stad. „Alsof je naar een reünie van je oude school gaat en een klasgenoot tegenkomt die helemaal is opgefleurd.”
Hij maakte een lijst met wat hij noemde ‘noodzakelijke avonturen’: dingen die hij wilde doen voor zijn boek. Zo sliep hij in een opvang voor daklozen, peddelde hij in een kajak over de Nieuwe Maas. Hij leerde nieuwe mensen kennen, zoals Nadia, een ‘toeslagenmoeder’ die bij hem om de hoek woont, en Ahmed, een postbode die probeerde hem te laten hardlopen. Ook werkte hij een tijdje in de haven. Die haven, daar moeten we ook naartoe, vindt Van Veelen.
Terwijl we over de Erasmusbrug rijden vertelt Van Veelen over OurDomain, een woontoren in het centrum dat 24 verdiepingen telt. „Als je daar naar binnen loopt, zie je mensen uit alle landen van de wereld. Heel idyllisch, het lijken de Verenigde Naties wel. Maar wat je niet ziet, is dat er een heel hard selectiecriterium is: je moet hoger opgeleid zijn. Dat staat op het inschrijfformulier. En de stad steunt dat. Het is een soort gated community met als eis een diploma.”
Lees ook deze reportage over de Afrikaanderwijk in Rotterdam
Logistieke revolutie
Aan de andere kant van het water stappen we uit de auto in de Tweebosbuurt. Of wat daarvan resteert. Graafmachines zijn bezig alles met de grond gelijk te maken, slechts een enkel huizenblok staat nog overeind. In deze buurt woonden veel Rotterdammers met wortels in andere landen.
Van Veelen: „Hier zie je de kracht van het vierkante denken het best. Er stonden hier 600 huizen, misschien slecht onderhouden maar bouwtechnisch in orde. Het probleem was alleen, volgens de gemeente, dat er te veel betaalbare huizen waren. Het was grotendeels sociale huur. Nu komen er vooral duurdere huurwoningen en koopwoningen. Negentig procent van de oorspronkelijke bewoners keert niet terug. De logica is: een zo hoog mogelijke opbrengst per vierkante meter. Maar hier zijn mensen opgegroeid. Hun draden en wortels worden uiteengereten.
„Er wordt een nieuwe stad gebouwd, voor nieuwe mensen. Politiek is er een duivelspact gesloten: Leefbaar Rotterdam wil minder allochtonen, D66 en GroenLinks willen de stad leuker maken voor hun achterban. Bijna iedereen van links tot rechts steunt dit.”
Nergens is het streven naar efficiëntie zo aanwezig als in de haven. Vandaar dat Van Veelen er telkens weer naartoe ging voor zijn boek. We rijden langs vijftig kilometer industrie, langs eindeloos veel opslagtanks en schoorstenen, op weg naar de containerterminals op de Maasvlakte. De container speelt een belangrijke rol in Van Veelens boek. Het is, schrijft hij, de ultieme uiting van het vierkante denken: elke vierkante meter, of eigenlijk kubieke meter, moet optimaal worden benut. „Er is een revolutie geweest die niet in de geschiedenisboekjes staat”, zegt Van Veelen. „De logistieke revolutie. En de container is daar het symbool van. De logistieke revolutie heeft ervoor gezorgd dat alles nét op tijd, zo goedkoop mogelijk, op de plek van bestemming komt. Just in time. Dat systeem is ontworpen voor autofabrieken. Maar het heeft een sprong gemaakt naar de zorg, naar het asielbeleid. Zodra bedden of opvangplekken niet meer nodig zijn worden ze gesloten.”
Ik heb van mijn eigen leven ook een soort Maasvlakte gemaakt
Dat just in time-denken ziet hij ook in zijn eigen leven, zegt hij. „Ik betrap mezelf erop dat ik tegen mijn vrouw zeg: we hebben een logistiek probleem. Terwijl ik eigenlijk bedoel dat de kinderen thuis zijn en dat ik wil werken. Als ik naar mijn agenda in Google kijk, dan zie ik ook blokken. Net als bij een containerschip ga je denken: het moet helemaal vol, anders ben ik niet goed bezig. Je wilt tenslotte alles uit je tijd halen. Mijn eigen deadlinestress komt ook voort uit al dat vierkante denken. Als je je boodschappen online bestelt bij Albert Heijn denk je dat je tijd bespaart. Maar je werkt wel mee aan een wereld waarin wordt verwacht dat iedereen zich houdt aan deadlines, dus jij ook.”
Van Veelen vertelt wie er werken in het distributiecentrum van Albert Heijn in Rotterdam: vooral arbeidsmigranten uit Oost-Europa. Polen, Bulgaren. Net als in de kassen in het Westland. Het zijn vaak mannen alleen die geen sociaal vangnet hebben. Veel van de daklozen in Rotterdam zijn ook Oost-Europeanen.
Containers stapelen
Maar dat streven naar efficiëntie, is dat niet zo oud als de industriële revolutie? De Amerikaan Frederick Taylor klokte al rond 1900 hoe lang werknemers over een handeling deden, met als doel het productieproces te versnellen. Klopt, zegt Van Veelen. „Maar dankzij de informatietechnologie en de smartphone zien we nu een extreme variant daarvan. We zijn allemaal onze eigen Taylortjes geworden.”
We drinken koffie bij Maasvlakte Plaza, ver van de bewoonde wereld. Dat is een wegrestaurant waar chauffeurs kunnen douchen. Slapen doen ze in hun cabine, op de grootste vrachtwagenparkeerplaats van Europa – goedkoop en efficiënt. Zeelieden zie je hier niet. Van Veelen heeft er wel een aantal gesproken voor zijn boek, maar daar moest hij veel moeite voor doen. De Filipijnen, Indiërs en Sri Lankezen die de schepen in de Rotterdamse haven bemannen, komen vrijwel niet meer van hun schip, waar ze lange dagen maken in vaak kleine ruimten. Hij parafraseert fotograaf Allan Sekula, die meereisde met zeeschepen: ‘Ontsnapt aan de armoede, maar wel via een gevangenis.’
Lees ook deze recensie van het vorige boek van Arjen van Veelen over zijn tijd in de VS
In zijn boek beschrijft Van Veelen hoe hij zelf aan de slag ging in de haven, als stackerdraaier. Dat is iemand die de sloten in en uit containers draait waarmee die kunnen worden gestapeld. Het leverde een mooi laatste hoofdstuk op voor zijn boek, maar dat was niet de reden dat hij het werk deed. „Ik was een keer meegelopen”, vertelt hij. „En ik vond het schrikbarend leuk. Begin dit jaar wilde het schrijven niet lukken, mijn creativiteit was stuk. Toen heb ik me opgegeven voor een cursus. Het was een soort reset, als een vakantie naar het buitenland. Ik heb het twee weken gedaan. Het verdiende goed en het haalde me uit m’n bubbel. Ik was het graag blijven doen naast mijn schrijfwerk, twee dagen in de week. Helaas kon dat niet: om twee dagen in de week te werken, moet je vijf dagen beschikbaar zijn. Daardoor was het niet te combineren.”
Verwarde man
De laatste tussenstop maken we bij De Kleine Beer. Dat is het restant van wat ooit een natuurreservaat vol vogels, vlinders en bloemen was. ‘Een landschap van onvergetelijke bekoring’, schreef Jac. P. Thijsse in 1930. Vlakbij de toegang tot de containerhavens is een nog een klein reepje groen over. Hoewel de bedrijvigheid dichtbij is, is het er rustig. Een goed moment om Arjen van Veelen te vragen of hij nu eigenlijk gelukkig is in Rotterdam.
„Een lastige vraag”, zegt hij. En na een korte stilte: „Ik denk te lang na, hè? Wat je in Rotterdam ziet, de nadruk op efficiëntie, zie je overal. Maar nergens is er zo consequent voor de economie gekozen als hier.”
In het voorlaatste hoofdstuk van zijn boek schrijft hij: ‘Slechts een dunne lijn scheidt de essayist – iemand die verbanden ziet – van een verwarde man – iemand die complotten ziet.’
Maakt hij het niet te groot? Is hij niet té pessimistisch?
Van Veelen: „Als ik op een mooie zomeravond door de stad loop dan denk ik soms ook: het is toch mooi? Ben ik niet te somber? Maar als je beter kijkt dan zie je: de stad wordt mooier gemaakt, maar niet voor iedereen. Dat is wrang, want Rotterdam was altijd de stad waar iedereen welkom was.”
„Ik denk dat de stad moet veranderen. Maar ikzelf ook. Op een persoonlijk niveau is dat bijvoorbeeld: vaker een praatje maken met je buren. Boodschappen niet online bestellen, maar naar de buurtwinkel gaan. Het weefsel van de stad vraagt dat je meeweeft. Ik heb de afgelopen tijd wel veel mensen gesproken, maar dat was bijna allemaal functioneel. Ik heb van mijn eigen leven ook een soort Maasvlakte gemaakt, die heel erg draait om productie en prestatie. Dit hele boek is eigenlijk een contactadvertentie.”