Gebedsruimte op openbare scholen valt te gedogen

Commentaar

Islamitische leerlingen die op ‘de wacht’ staan zodat geloofsgenoten ongezien op de gang of onder het trappenhuis kunnen bidden. Groepjes leerlingen die, vaak tevergeefs, petities starten om een bidruimte. Een stilteruimte die werd omgevormd tot populaire gebedsruimte en daarom werd opgeheven. Het zijn enkele voorbeelden van frictie tussen schoolbestuurders en leerlingen met een islamitische achtergrond. Vooral op openbare middelbare scholen leidt de wens om een gebedsruimte tot confrontatie. Directies wijzen erop dat de openbare school geen religieuze behoeften faciliteert, leerlingen doen een beroep op inclusiviteit.

De bezwaren van openbare scholen zijn goed te begrijpen. Bidden, zo stellen sommige directies, doe je maar buiten schooltijden thuis of in de moskee. Sommige scholen geven leerlingen de gelegenheid om tijdens pauzes of tussenuren naar de lokale moskee te gaan.

Toch rollen sommige leerlingen alsnog hun gebedskleed uit in de wandelgangen of net buiten de schoolmuren. Hun argumentatie: als de openbare school werkelijk een inclusieve plek wil zijn waar iedereen zich thuis moet kunnen voelen, dan geldt dat ook voor jonge moslims die aan hun religieuze verplichtingen willen voldoen.

Het is voor schoolbestuurders een principiële kwestie: wanneer religie zo’n opvallende uitzonderingspositie krijgt, wat maakt de school dan nog openbaar? In het ‘Franse’ model, zoals in Frankrijk en deels in België, wordt de neutraliteit van openbare scholen gewaarborgd door ‘ostentatieve religieuze symbolen’ niet toe te staan. Een bidruimte is uit den boze. Dat klinkt weinig inclusief, maar is wel principieel helder: gelijke monniken, gelijke kappen. In de Angelsakische wereld zijn religieuze tekenen veel vanzelfsprekender. In het kader van inclusiviteit is er voor iedereen plek in de herberg. In Groot-Brittannië mogen leerlingen een hoofddoek of tulband dragen – als die maar matcht met het schooluniform. En een stilte- annex gebedsruimte is op middelbare scholen geen uitzondering.

Nederland bevindt zich in een middenpositie: openbare scholen hebben doorgaans geen problemen met geloofssymbolen, maar om nou religieuze behoeften te faciliteren? Dat gaat te ver. Bovendien zijn schoolbestuurders beducht voor segregatie en de sociale druk op andere islamitische leerlingen die niet willen bidden.

Je kunt zeggen: het Nederlandse onderwijsbestel (het befaamde artikel 23) biedt leerlingen de mogelijkheid om naar een confessionele school te gaan, al dan niet islamitisch, waar zij hun geloof vrij kunnen praktiseren. Maar met 15 procent van de Nederlandse jongeren die zich identificeert als moslim zijn er bij lange na niet voldoende islamitische scholen.

Hoe dan ook zal dit vraagstuk voor openbare scholen voorlopig blijven bestaan. Met alle problemen die er in het onderwijs bestaan zullen directies zich moeten afvragen: is deze kwestie het waard om eindeloos met leerlingen een kat-en-muisspel te spelen?

Scholen hebben te maken met assertieve jongeren die de grenzen opzoeken en de status quo uitdagen – Nederlandser krijg je ze niet. Hoe vroom deze jongeren zich ook voordoen, het blijven tieners. Ze verbieden te bidden werkt averechts. Het devies: gedogen, ofwel het ‘Nederlandse’ model. Onderhandelen over stilteruimtes en daar heldere afspraken over maken. De openbare school is geen religieuze instelling maar ook geen anti-religieuze.