Biograaf: ‘Zijn eigen leugens moeten psychiater Kuiper kapot hebben gevreten’

Hoogleraar Piet Kuiper in 1981 op een COC-bijeenkomst in Amsterdam. Hij vreesde, schreef hij in zijn dagboek, dat hij roze verf over zich heen zou krijgen.


Foto Klaas Koppe/De Beeldunie

Interview

Koen Hilberdink De psychiater Piet Kuiper noemde homoseksualiteit een ziekte. Zijn biografie laat zien hoe hij z’n hele leven vocht tegen zijn eigen homoseksualiteit.

Applaus, Adriaan van Dis komt op. Pak, das, roze pochet. Hij zegt: „Professor Piet Kuiper was 22 jaar lang hoogleraar psychiatrie en psychopathologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is een van de bekendste psychoanalytici in Nederland.” En: „Zes jaar geleden werd de reus geveld, een depressie, een psychotische depressie.” En: „Daarover heeft hij een boek geschreven, Ver heen. Ik ga praten met…”

Applaus, Kuiper komt op. Pak, das, geen pochet. Het is mei 1989, het praatprogramma is ongekend populair. Kuiper zegt: „Mijn hele leven heb ik ideeën over depressief zijn, psychotisch zijn, factoren die ertoe leiden, en dan krijg je het zelf.”

Hij dacht dat hij dementeerde, dat zijn ingewanden naar buiten kwamen, dat hij dood was. „Een heel zeldzaam beeld.” Toen hij zijn dochter wilde vermoorden, schreef hij later, werd het echt gevaarlijk en moest hij worden opgenomen.

Of niemand het in zijn omgeving had zien aankomen, vraagt Van Dis.

„Nee, nee, nee”, zegt Kuiper. Zelf had hij het ook niet zien aankomen. Al waren er dingen waarvan hij achteraf dacht dat het de zwakke plekken in zijn persoonlijkheid waren. Aan het eind van het gesprek bedankt hij zijn vrouw, zonder haar had hij het niet gered. Zij zit in het publiek en kijkt bezorgd.

Koen Hilberdink, literatuurwetenschapper en biograaf, was 32 toen hij het gesprek met Kuiper zag en Ver heen las. Hij kreeg er een vreemd gevoel bij, zegt hij. Kuiper leek eerlijk. Maar: „Hij hield iets achter, iets essentieels. Cliché misschien, maar door zijn manier van doen dacht ik meteen: hij is homoseksueel.”

In zijn leerboeken noemde Piet Kuiper homoseksualiteit een neurose, een perversie, een ernstige ziekte. De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie heeft vorige week excuses gemaakt voor psychiaters zoals Kuiper, die homoseksuele mannen probeerden te genezen door conversietherapie, elektroshocks of castratie. Ook in Kuipers tijd waren er al psychiaters die dat onzinnig vonden. Over lesbische vrouwen ging het nauwelijks.

Hilberdink (65) is zelf homoseksueel, hij woont met zijn vriend in Amsterdam, in een appartement met uitzicht op Artis. Hij was, zegt hij, niet de enige die destijds dacht dat Kuiper iets essentieels verzweeg. Journalist Max Pam vroeg zich in zijn NRC-column af waarom Kuiper zo onduidelijk bleef over de achtergronden van zijn depressie. Waar kwamen die zware schuldgevoelens vandaan? „Het leek hem voor de lezers van Ver heen van belang te weten of Kuiper de homoseksualiteit gepraktiseerd had. En wat dat met zijn huwelijk had gedaan.”

Kuiper nam hem dat ontzettend kwalijk.

„Omdat Max Pam precies drukte op waar het pijn deed.”

In maart verscheen Hilberdinks biografie Strijd om de ziel, het leven van P.C. Kuiper (1909-2002) in de psychiatrie. Hilberdink kon gebruik maken van Kuipers privéarchief met daarin de dagboeken die hij vanaf zijn zeventiende bijhield en briefwisselingen met zijn vrouw, vriendinnen, vrienden en collega’s. Daarin las hij dat Kuiper zijn hele leven aan ernstige depressies leed, en niet pas na zijn zestigste, zoals hij het bij Adriaan van Dis deed voorkomen. Hij las ook dat Kuiper, zoon van een orthodox-gereformeerde moeder en een niet echt gelovige vader, zijn hele leven vocht tegen zijn homoseksualiteit. Hij probeerde ervan te genezen en had ondertussen heimelijk seksuele relaties met mannen, vaak studenten of assistenten die ondergeschikt waren aan hem.

Mag dat, na iemands dood zijn geheime leven openbaren?

„Als biograaf heb ik een hekel aan postume coming-outs, maar bij Kuiper vond ik het van wezenlijk belang te laten zien wie hij echt was, omdat hij zo’n enorme invloed heeft gehad op de psychiatrie, ook met zijn denkbeelden over mannelijkheid en vrouwelijkheid, over de rol van vaders en moeders. Hij had zelf het idee zijn dagboeken ooit te publiceren. Na Ver heen begon hij aan zijn autobiografie. Die heeft hij niet kunnen voltooien omdat zijn geheugen hem in de steek liet.”

Als homoseksueel had Kuiper geen hoogleraar kunnen worden.

„De angst ‘ontdekt’ te worden moet hem steeds achtervolgd hebben. Amsterdam hield tot in de jaren zestig lijsten bij van homoseksuelen. Ze kwamen niet voor een betrekking bij de gemeente in aanmerking. En als homoseksueel kon je ook geen psychoanalyticus of psychiater worden.”

In zijn leerboeken behandelt hij de oorzaken van homoseksualiteit.

„Hij komt uit bij Freud en bij de rol van moeders, en dan zie je dat hij het eigenlijk de hele tijd over zijn eigen moeder heeft. Ze was verpleegkundige tot ze trouwde, met een veel oudere man, een weduwnaar. Een intelligente vrouw en daar zit je dan, thuis met één kind. En dan dat geloof. Ze had geleerd om haar gevoelens en ambities te onderdrukken, en dat deed Piet ook, zijn gevoelens met kracht onderdrukken, vooral zijn seksuele gevoelens. Hij was een diepgelovig jongetje en de band met haar was heel sterk, sterker dan die met zijn vader. In zijn Neurosenleer heeft hij het over passieve en actieve homoseksualiteit, en de actieve variant brengt hij in verband met een ‘kenmerkende’ relatie met de moeder. Die heeft een ‘onbevredigd oedipaal vaderverlangen’ gehad en projecteert dat op haar zoon. Hij moet haar idealen en fantasieën verwerkelijken. En dat leidt volgens hem dus tot homoseksualiteit.”

Zijn eerste psychoanalyticus adviseert hem te trouwen.

„In de leeranalyse tijdens zijn opleiding tot psychiater. Het lukte niet om Piet te genezen, een huwelijk moest de oplossing brengen. Zijn behandelaar overtrad de mores van het vak. De patiënt mocht niet gestuurd worden bij zijn keuzes in het leven. Dat gebeurde natuurlijk wel. De claim was dat psychoanalytici zich neutraal opstelden, maar ze waren heel normatief.”

Waarom kiest hij voor Noortje Miskotte?

„Ze is de dochter van een beroemde en door hem bewonderde hoogleraar theologie. Ze was zelf ook theoloog en heeft van huis uit meegekregen dat het de verantwoordelijkheid van de vrouw is om een huwelijk te laten slagen. Ik dacht dat ik wel wist hoe de positie van vrouwen toen was, dat ze voor de wet handelingsonbekwaam waren en zo, maar ik ben geschrokken van het leven van Noortje. Weer een intelligente vrouw die thuiszit en op haar man wacht, in dat flatje in Groningen waar ze dan wonen. En dan die lieve brieven van haar als hij op reis is, die voortdurende bezorgdheid. Ook als er andere vrouwen in zijn leven komen.”

Eerst een verpleegkundige, later een patiënte.

„Henny en Ali. Hij blijft proberen om zo van zijn homoseksualiteit af te komen. En als het niet lukt, krijgen zij de schuld. Zij hebben te weinig voor hem over. Ze zijn jaloers. In zijn leerboeken heeft hij het over het castratiecomplex bij vrouwen, hun penisnijd, het idee dat vrouwen per definitie jaloers zijn op mannen. Dit kan ertoe leiden dat ze alles beter menen te kunnen. De man moet koste wat kost geëvenaard en vernederd worden. In een seksuele relatie kunnen ze niet vrouwelijk ‘ontvangend’ zijn. Ze zijn kil en frigide. Daar kan een man homoseksueel van worden. Generaties psychiaters zijn met dit soort theorieën opgeleid.”

In zijn dagboek schrijft hij kil over de geboorte van zijn dochter.

„Zeg maar snoeihard. Hij beleeft het alsof hij in een film acteert en verlangt intussen naar Henny, want hij voelt zich ‘erbarmelijk eenzaam’. Hij neemt zijn pasgeboren dochter ‘geen ogenblik langer dan nodig’ in zijn armen en stapt meteen daarna in de auto naar huis. Dan voelt hij zich opeens zo schuldig dat hij bij een spoorwegovergang overweegt om zelfmoord te plegen.”


Lees ook de recensie van de biografie van Piet Kuiper: Onthutsend beeld van invloedrijk psychiater

Ging het beter met hem toen hij hoogleraar werd in Amsterdam?

„Zijn moeder verwachtte al dat hij professor zou worden toen hij ging studeren en het was jarenlang een obsessie voor hem, zeker nadat hij in Groningen was afgewezen. Dus ja, hij was zeer tevreden toen hij in 1961 in Amsterdam benoemd werd. De twintig jaren daarna zouden de beste van zijn leven worden, want in zijn vak was hij geweldig. Charismatisch, welsprekend, en door dat theatrale van hem kon hij geweldig goed college geven, de zaal zat altijd vol. En dan kwam hij binnen met twee assistenten en sprak over liefde en seksualiteit – het maakte op zijn studenten een diepe indruk. Ze vielen echt voor hem. En met een aantal jongens krijgt hij dus een relatie. In zijn dagboeken lees je dat hij eigenlijk voortdurend verliefd is.”

Wat moeten we daarvan vinden?

„Uit mijn eigen studietijd – ik begon in 1976 – weet ik dat relaties tussen studenten en docenten heel gangbaar waren. Er zat altijd die machtsfactor in. Het is niet goed te praten. Het waren eigenlijk allemaal ‘MeToo’tjes’. Uit gesprekken met oud-studenten van Kuiper weet ik dat sommige van hen er behoorlijk aan onderdoor zijn gegaan.”

Was zijn homoseksualiteit de oorzaak van zijn depressies?

„Psychiaters zeggen dat er ook iets in je hersenen moet zijn, een aanleg, maar het lijkt mij logisch dat het onderdrukken van je seksualiteit en de schuldgevoelens als je er toch aan toegeeft tot ernstige depressies kunnen leiden. Het kán toch niet, zo’n geheim leven? Hij was zo’n briljante man, hij had zoveel mee, en dan die leugens. Het moet hem helemaal kapot hebben gevreten.”

Echt geheim bleven zijn homoseksuele relaties niet.

„In het Amsterdamse circuit wisten mensen meer van hem dan hij dacht.”

In de inrichtingen waar hij in de jaren tachtig wordt opgenomen wordt hij behandeld met medicijnen.

„Zo opvallend: hij was de man van de psychoanalyse, hij zag weinig in de biologische psychiatrie, maar zijn depressies worden bestreden met MAO-remmers, medicijnen die neurotransmitters in de hersenen afbreken. Later krijgt hij elektroshocks. Zijn voorgeschiedenis wordt eigenlijk helemaal genegeerd.”

De pillen hielpen hem niet.

„Al werd dat wel geclaimd – ‘professor Kuiper was van zijn depressie genezen’. Bij Van Dis deed Kuiper het ook voorkomen alsof dat zo was. In werkelijkheid viel hij steeds weer terug, steeds dieper. Hij ging, zoals een collega van hem het verwoordde, een vreselijke oude dag tegemoet. Mensen zagen hem weleens door het Vondelpark of over de grachten schuifelen, ongeschoren, een zwerver. Ze durfden hem niet meer aan te spreken.”

Wat zou hij van de biografie gevonden hebben?

„Weet ik natuurlijk niet, maar ik hoor mensen wel zeggen: ‘Piet zou er blij mee zijn geweest. Hij hield van aandacht’.”