N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Psychiatrie P.C. Kuiper had veel macht en invloed in de naoorlogse psychiatrie. Een onthutsende biografie verschijnt juist op het moment dat het vakgebied zich bezint op gemaakte fouten in het verleden.
Het beeld dat opdoemt na lezing van de biografie Strijd om de ziel van Koen Hilberdink over P.C. Kuiper (1919-2002), de oud-hoogleraar psychiatrie, psychoanalyticus en schrijver, is ontluisterend. Dit boek vertelt het verhaal van de man die gedreven werd door een grensoverschrijdende ambitie, op allerlei vlak; iemand die getormenteerd werd door schaamtegevoelens en zondebesef, maar tegelijkertijd ook beschikte over het psychoanalytisch gereedschap om zijn eigen machtshonger en eigendunk fraai te ‘duiden’ en te verwoorden. Zelfinzicht verliest het dan van zelfrechtvaardiging, morele fouten veranderen in interessante gevoelsbeschouwingen.
Het is moeilijk sympathie voor deze geportretteerde op te brengen. Uiteindelijk is dit het portret van iemand die zijn leven lang bezig was zichzelf op de eerste plaats te zetten, ongeacht de gevolgen voor anderen.
Alles in je schreeuwt ‘egomanie’ of ‘narcisme’, maar dat was nu juist het vakgebied van Kuiper. De vraag klinkt flauw: hoe getroebleerd was de psychiater zelf? De dokter mag best ziek zijn, als zijn problemen niet die van zijn patiënten worden.
Andere vraag: hoe nodig is het postume gesnuffel in de dagboeken, brieven en notities van een overledene? Hoe sympathiek is de biograaf? In dit geval krijg ik de indruk dat Hilberdink zich met terughoudendheid aan zijn taak heeft gezet. Het feit wil alleen, dat het materiaal dat hij boven tafel haalt zo onrustbarend is, dat er geen uitroeptekens nodig zijn.
Belangrijker argument: P.C. Kuiper heeft lang veel macht en invloed gehad in de naoorlogse wereld van de psychiatrie in Nederland. Niet alleen zijn patiënten, ook zijn studenten en artsen in opleiding zijn gekneed naar zijn inzichten. Zijn maatschappelijke positie rechtvaardigt deze biografie, hoe schrijnend ook.
Even een samenvatting: Kuiper (Piet, Cornelis) wordt geboren in een redelijk welvarend gezin, vader zakenman, moeder van huis uit psychiatrisch verpleegster, een villa vlakbij Soest. Moeder belijdend Nederlands Hervormd, Gereformeerde Bond, de orthodox-bevindelijke stroming. Piet een moederskind, moeder gekant tegen wereldse genietingen als zingen en lachen en film, maar toch vastbesloten haar zoon op te stuwen in de vaart der volkeren. Dat Kuiper hoogleraar moet worden is voor een deel haar idee.
Homo-erotische gevoelens
Ook haar zondebesef zal Piet overnemen: homo-erotische gevoelens dienen zich bij hem al vroeg aan, maar zijn zeer zondig. Studie medicijnen. Missie slaagt uiteindelijk, ondanks homo-erotische dromerijen en activiteiten: ook de heteroseksualiteit wordt veroverd. Piet trouwt met Noortje Miskotte, dochter van de befaamde protestantse theoloog, zelf ook theoloog. Ze zal vervolgens in hun huwelijk als tweederangs worden behandeld. Amper zijn ze getrouwd of er komt een dochtertje; Kuiper begint een niet te missen verhouding met een andere vrouw, ook weer seksueel onbevredigend. O ja, die homogevoelens van hem zijn er nog steeds, maar dat komt omdat Noortje ‘frigide’ is, en als analyticus zal hij het ‘negatieve oedipuscomplex’ ontdekken. Moeder de vrouw is door haar ‘afwerend libido’ altijd schuldig.
Als je dit nu leest denk je: dit is satire, maar in de jaren vijftig en zestig waren dit juist de verworven inzichten in de psychoanalytisch georiënteerde psychiatrie, en die mix was toen vernieuwend. Kuiper neemt het op tegen de ‘somatici’, die al het psychisch leed alleen organisch willen zien, en beroept zich op het ‘Verstehen’, het begrijpen van de patiënt en diens verhaal. Juiste tijd, juiste plaats. Kuiper heeft meewind en wordt in 1961 hoogleraar psychiatrie in Amsterdam.
Er volgen andere verliefdheden op vrouwen, altijd instrumenteel, om zijn gevoelens omtrent de ‘verkeerde seksualiteit’ te bezweren. Want de fantasie over en een beetje praktijk met mannen gaat gewoon door – vaak gaat het om studenten, verplegers, artsen in opleiding. Dit is zo’n moment dat de biografie van Hilberdink zich bewijst: het boek is ook een mentaliteitsgeschiedenis, wij kunnen ons de literair en filosofisch angehauchte psychiatrie amper meer voorstellen.
Piet Kuiper is de man, die de homoseksuele man of vrouw diagnosticeert als ‘pervers’, met doorverwijzing naar de kliniek, mogelijk voor ‘conversietherapie’ en erger. Je moet het in zijn tijd zien? In de jaren vijftig waren er de hervormde dominee Klamer en de katholieke psychiater Trimbos, die zich sterk maakten voor de ‘homofiele medemens’.
Mijn enige kritiek op deze biografie is dat de auteur onvoldoende lijkt te beseffen dat je iets kan zijn, zoals Kuiper, (homo- of bi), dat kan erkennen bij jezelf en er toch voluit aan kan lijden. Waarom zou aanvaarde homoseksualiteit altijd het einddoel moeten zijn, er lopen genoeg hetero’s rond die ook sukkelen met hun seksualiteit. Kuiper was een streber, homoseksualiteit was onvoordelig voor zijn carrière. Het was de tijd, maar vooral zijn maatschappelijke drang om die ‘verkeerde seksualiteit’ te willen verbergen.
Nu komt de macht van de psychiater en artsenopleider om de hoek kijken: Kuiper behandelde in zijn boeken homoseksualiteit uitsluitend als neurose, die ‘een zeer ernstige en nauwelijks te behandelen ziekte kan zijn.’ Tot 1981 stond het zo te lezen in het populaire opleidingsboek Neurosenleer, waarmee al die medicijnenstudenten de wereld in werden gestuurd. Pas in dat jaar maakte Kuiper publiekelijk zijn excuses bij het COC, en herschreef zijn teksten. Een ding moet je de man nageven: hij kon beeldend schrijven, hij wist ingewikkelde psychiatrische stoornissen in verhalen te vangen. Zelf heb ik als jonge student Kuipers Neurosenleer veel gelezen, en ik studeerde geenszins medicijnen.
Isoleercel
In 1982 begint de val van de grote psychiater. Kuiper wordt ziek als gevolg van een virusinfectie. Maar met deze ziekte ontwikkelt zich ook een waan die steeds extremer wordt. Hilberdink: ‘Piet Kuiper was in een mum van tijd veranderd van een psychiater met nationaal en internationaal aanzien in een psychiatrische patient (…): ter bescherming van zichzelf werd hij opgenomen in een inrichting en in een isoleercel geplaatst.’
Die periode moet werkelijk een Werdegang geweest zijn: Kuiper werd uiteindelijk behandeld met zware medicatie, waar hij als praatpsychiater altijd tegen was geweest. Niet alleen de man ging onderuit, ook zijn levenswerk.
Later, in 1988, zou Kuiper terugblikken op zijn psychose in zijn boek Ver Heen. Het werd een bestseller. Vlak voor de verschijning ging ik als jonge redacteur van de Groene Amsterdammer bij Kuiper op interviewbezoek: hij woonde weer thuis, was goed aanspreekbaar.
Ik werd ontboden in het souterrain, er was een, dacht ik, inwonende dienstbode die thee bracht en die later zijn vrouw Noortje Miskotte bleek te zijn.
Na lang praten concludeerde Kuiper dat we nog steeds niet ‘tot zijn kern’ waren doorgedrongen. Een volgende afspraak was verplicht. De derde afspraak weigerde ik. Na publicatie van het gesprek werd ik gebeld door een bekende van Kuiper: Had ik geen belangstelling de man op te volgens als hoogleraar psychiatrie. Kuiper had hoog van me opgegeven. Ik noemde wat kleinigheden, zoals dat ik nooit medicijnen had gestudeerd, laat staan psychiatrie et cetera. Wat Kuiper ook verloren had, niet zijn almachtsfantasieën.
Deze biografie is veel meer dan het verhaal van opkomst en neergang van een invloedrijk psychiater: het vertelt hoe de omnipotentie van de medische specialisten na de jaren zeventig terecht werd ingeperkt.