De burger als een klompje data – geen wonder dat veel mensen boos zijn

Recensie

Boeken

openbaar bestuur In twee boeken wordt krachtig en mooi verwoord betoogd dat we behoefte hebben aan meer kritisch burgerschap.


Protestmars in Amsterdam tegen coronamaatregelen.
Foto Joris van Gennip

Mopperen op de politiek is populair, en terecht. Wie het wil doen zonder een zeurkous te worden moet wel bijlezen. Voor de critici met enige haast is er het essay van jurist en schrijver Maxim Februari. Voor Michel Foucault-liefhebbers en andere mensen met ruim tijd is er het werk van bestuurskundige Paul Frissen.

In Doe zelf normaal hamert Februari in honderdtwintig bladzijden op de noodzaak van een gesprek over de rechtsstaat, nu natuurgeweld en rekenkracht steeds meer greep op de samenleving krijgen. Het is een buitengewoon geslaagd boekje, in de ietwat apodictische toonsoort die Februari eigen is (‘Als een bladzijde je niet bevalt, scheur je hem eruit’) maar oorspronkelijk, doordacht en urgent van strekking.

Het funderende principe van democratisch burgerschap is dat we samen bepalen wat onze wetten zijn. We verknoeien dat recht, zegt Februari. Want iedereen roept dat het crisis is en dat we dus haast hebben: nú het klimaat redden, nú het virus indammen, nú de toekomst veiligstellen. Snel, snel, snel, anders is het te laat. Achter die haast gaat groot dedain schuil jegens democratie en rechtsstaat.

Bij de klimaatactivisten die telkens naar de rechter draven, om de politiek te omzeilen. Bij overheidsdienaren die handhaven met QR-codes, waardoor regels (‘u komt er niet in’) in een seconde veranderen, in plaats van eerst publiek besproken te worden. En bij de multinationals die internationale besluitvorming door de Verenigde Naties ondermijnen.

In antwoord op alle crises komen regels met de beste bedoelingen: gericht op duurzaamheid, solidariteit, biodiversiteit, enz. Net Brinta, snel verteerbaar zonder kauwen en lekker warm. Ondertussen komt het recht – ‘de rechtvaardigheid’ waarvoor we al die eeuwen geploeterd hebben – opeens uit algoritmen, in plaats van uit een gesprek tussen burgers. Als gevolg daarvan houdt een computer je toeslag in, bijvoorbeeld omdat je volgens de kansberekening van een bedrijf op een ‘verwonderadres’ woont, een plek waar best eens boeven konden wonen. Procederen duurt tot 2030. Of 2040.

Lopen door een supermarkt

Telefoons, ziekenhuizen, bankrekeningen, auto’s, scholen en pakketbezorgers delen alles met elkaar over ons wat ze goed voor ons achten. Of we blij zijn of depressief, hoe we door een supermarkt lopen: anderen weten het beter dan wijzelf. Cash geld is in zo’n digitale wereld natuurlijk verdacht, en daarmee is Visa/Mastercard opeens een ijkpunt van moreel juist gedrag. Misschien kunnen algoritmen ook wel het klimaatprobleem oplossen, vragen activisten zich ondertussen af.

En al die klompjes verhandelbare data, voorheen bekend als burgers, voelen hun wantrouwen groeien. Of zoals Februari schrijft: ‘De onrust in de democratie komt niet doordat de bevolking met het verkeerde been uit bed is gestapt, maar hangt samen met de structuur van de technologische ontwikkelingen’.

Ook Februari heeft dus haast: om snel het gesprek te voeren over wat we zélf verwachten van principes als veiligheid en solidariteit, nu techniek en natuur ons zo onder druk zetten. De planeet redt zich wel. Het is hoog tijd dat we onszelf redden, dat we de beschaving overeind houden. Als we nu niks doen, dan voert de overheid ons binnenkort weer Brinta die alvast door Google of Pfizer is opgewarmd.

Alleen door een ‘belichaamd gesprek’ (dus niet: Twitter) over wat we gezond, veilig, sociaal of privé vinden kunnen we onze rechtstaat en democratie opnieuw ijken. Vandaar ook de titel ‘Doe zelf normaal’. Februari zegt: stel zelf de normen, houd zelf zeggenschap. Eerst de ethiek, eerst vaststellen wat we willen dat mensen doen of laten. Pas daarna de snelheid van auto’s beperken met een ‘magic shield’ of geinige democratische innovaties bedenken om burgers mee te laten praten.

Dat soort gesprekken is andere kost, rauwe haver misschien. Het betekent ruzie, meningsverschillen, maar dat is de prijs van beschaving. Februari komt er een paar keer terecht op terug: grondrechten en mensenrechten zijn geen producten die je van het schap kunt pakken. Ze ontstaan door beraadslaging ter plekke, in het praathuis, parlement, café of krant.

Goede bedoelingen

Het appèl op de burgerij om niet mee te deinen met goede bedoelingen, overlapt treffend met De integrale staat van de bestuurskundige Paul Frissen. Frissen is niet gestikt in zijn eerste boek over een overheid die de samenleving platwalst. Hij houdt zich al enige decennia met het thema bezig. Onwillekeurig denkt de lezer even, hoe komt het toch dat die ambtenaren niks leren?

Maar het maakbaarheidsdenken waar Frissen zich tegen keert is als de slang die graag vervelt. In een oogwenk verzint de staat nieuwe paradigma’s om de greep op de samenleving te versterken. Ooit was het maakbaarheidsdenken iets van links, maar inmiddels wil de politiek kamerbreed sleutelen aan de samenleving. Frissen stelt: ‘De al decennia beloofde terugtredende overheid is steeds groter geworden, in uitbreiding van regels en in bereik en intensivering van interventies.’

De integrale staat is gestructureerd rond kritiek op strategieën om in het bestuur, de zorg, het onderwijs of het sociaal beleid volledig orde af te dwingen en tegelijk te suggereren dat ieder het zijne krijgt. De overheid classificeert erop los: ieder kind een eigen score, iedere patiënt een unieke indicatie, ieder stukje grond zijn eigen functie. Vandaar dat onder meer nodig zijn: ‘integraal beleid’, ‘ontkokering’, ‘transitie’, ‘intensivering’, ‘maatwerk’, ‘ketens’ en natuurlijk ‘coherentie’. ‘Sluitende aanpak’ niet vergeten, trouwens.

De vaagtaal is geladen met idealen. Maar welke? Méér veiligheid, al decennia is er niemand tégen. Alleen, wat veiligheid is staat niet vast. Gaat het om meer of juist minder politie? De overheid lost dat op door op ‘samenhang’ te sturen, tussen overheidsonderdelen en maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers. Rijk, provincies, gemeenten, allerlei ondernemers en vrijwilligers die met elkaar veiligheid doen: het duurt niet lang of een topambtenaar stelt dat het tijd is voor ‘regie’. Waarop of waarom, tja.

Ander voorbeeld: iedereen maatwerk willen geven maar ook fraude met harde hand willen bestrijden, en natuurlijk de ‘regie’ niet uit handen willen geven? Zie daar de toeslagenaffaire. Daar kregen alle ouders via digitale techniek precies waar ze recht op hadden, mits ze de complexe brieven van de overheid goed lazen. En misbruik moest natuurlijk tot in het oneindige gestraft. Dat had nota bene ook Pieter Omtzigt zelf gevraagd, het ging immers om het draagvlak voor de solidariteit. Waarna het drama zich integraal kon ontvouwen.

De staat is geen geheel en kleiner dan de som der delen, betoogt Frissen. De overheid kan niet de maat der dingen zijn of op alle zorgen een antwoord hebben. Er klinkt heimwee naar de verzuiling in het boek door, toen frustratie-tolerantie nog heel gewoon was. Toen deden de burgers nog aan zelforganisatie en geloofden ze niet in de staat maar in varianten van het hiernamaals. Ambtenaren, lees dat boek! Al was het maar als penitentie voor alle keren dat jullie iets integraals deden, zonder dat ooit een burger de telefoon pakte om te zeggen: bedankt.