N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Italië De ademhalingsproblemen waarmee de Italiaanse oud-premier Silvio Berlusconi woensdag op de intensive care belandde, zijn volgens een Italiaanse krant complicaties van leukemie.
De Italiaanse oud-premier Silvio Berlusconi ligt donderdagochtend nog altijd op de intensive care in een ziekenhuis in Milaan. In Italiaanse media zingt rond dat hij leukemie heeft: de krant Corriere della Sera meldt dat op basis van anonieme bronnen, en een bron bevestigt het ook aan persbureau Reuters. Het Italiaanse persbureau ANSA schrijft van „zeer zorgwekkende bloedproblemen”.
’s Nachts was Berlusconi’s toestand stabiel, zei Antonio Tajani, de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, donderdagochtend op de Italiaanse televisie. „De beste manier om hem bij te staan is door aan het werk te gaan.”
Woensdag kwam naar buiten dat de 86-jarige Berlusconi met ademhalingsproblemen in het San Raffaele-ziekenhuis was opgenomen, maar volgens Corriere della Sera is dat een complicatie van de onderliggende ziekte. Vorige week ging hij al langs het ziekenhuis voor wat toen een „routinecheck” werd genoemd. De gezondheid van de viervoudig voormalig premier is al langer wankel. In 2020 lag hij tien dagen in het ziekenhuis vanwege een coronabesmetting.
Berlusconi, die nu in de Italiaanse senaat zetelt en de rechts-populistische partij Forza Italia leidt, wilde begin vorig jaar nog president van Italië worden. Daar zag hij vanaf omdat hij niet genoeg steun kreeg.
Met tegenzin beken ik dat ik bij de vaart waarmee we een knetterrechts kabinet ingleden, met een knoop in mijn maag, soms zelfs licht benauwd voor de tv zat. De tegenzin kwam door pestkoppen die klaarstaan om je op het twitterschoolplein uit te lachen – ik blijf Twitter zeggen, ik buig niet voor die miljardair. Twitter, Twitter, Twitter. Die uitlachtweets kan ik zelf tikken: „Ha, ha, huiliehuilie, linkse tranen.” Om de moed erin te houden, speel ik steeds dat nummer af dat Arjen Lubach met zijn Duitse evenknie maakte. Dat gaat met stijgende vrolijkheid van: „We gaan verder naar, verder naar, verder naar, verder naar rechts.”
Toen het uitkwam, zong ik vrolijk mee. Nu heb ik het voor zingen iets te benauwd. Ik werd in Uruguay onder een rechtse regering geboren. Drie jaar later was dat een dictatuur. Mijn vader verzette zich daar iets te fel tegen en belandde twaalf jaar in de gevangenis. Hij was toen in de twintig. Dat ik met een knoop in mijn maag voor de tv zit is misschien niet rationeel, maar wel herleidbaar. Visioenen van Nederlandse machthebbers die machtelozen achter tralies smijten, moet ik steeds wegredeneren. Doe ik dat niet, dan mag ik in de waarschijnlijk lange rij voor angstremmers aansluiten.
Wat ik uiterst rechts weet te liggen, is een vallei van repressie. Wat extreemrechtse regeringen altijd brengen, lijkt Nederland te zijn vergeten. De politieke verslaggeving doet intussen of extreemrechts de normaalste zaak van de wereld is. Zelfs bij de publieke omroep die, zoals dat bij uiterst rechts gaat, tot pulp gereduceerd dreigt te worden, werd het verslag van de laatste meters gevuld met weetjes over fracties die pizza of patat aten.
Geen voorbeschouwingen van wat een extreemrechtse regering voor Nederland zou kunnen betekenen. Geen getuigenverslagen over wat zulke regeringen in Italië of Hongarije doen. Nogal wiedes dat half Nederland niet lijkt te beseffen dat een vrije pers de macht controleert. Daarbij vallen politici die hun macht liever niet gecontroleerd zien, journalisten aan met een venijn die tegen elke andere beroepsgroep onacceptabel zou zijn. Als Wilders leraren tuig van de richel zou noemen, snapt iedereen de consequenties: ouders zouden hun kinderen thuis gaan houden. De pers is inmiddels niet eens op universiteitsprotesten veilig.
Met een strik om zijn extreemrechtse coalitie, zei een stralende Wilders: „Zo werkt een democratie, het is geweldig om daar onderdeel van uit te maken.” De baas van het eenmansvehikel dat hij partij noemt en die daarin geen democratische mechanismen toestaat, stond bij de publieke omroep te kirren over democratie. Ik hoopte dat iemand zou vragen sinds wanneer hij daar gevoelens voor had. Dat gebeurde niet, dus koos ik maar weer play en neuriede: Weiter nach, weiter nach, weiter nach weiter nach rechts.
We naderen middernacht en leggen ons oor te luisteren tegen de deur waarachter de Tweede Kamerfractie van de VVD vergadert.
We horen een vrouw kakelen, een andere vrouw mopperen en een man snikken.
Het kan niet missen: dit moeten respectievelijk VVD-leider Dilan Yesilgöz, minister Christianne van der Wal en staatssecretaris Eric van der Burg zijn.
„Als ik straks de pers te woord sta, dan moet ik kunnen zeggen dat we unaniem akkoord zijn gegaan”, zegt Yesilgöz streng. „We kunnen ons geen twijfel meer permitteren.”
„Unaniem, maar zonder mij”, zegt Van der Burg. Zijn stem hapert, hij pakt een zakdoek.
„Eric, stel je niet aan”, zegt Yesilgöz, „we zitten hier als volwassen mensen, janken is voor kinderen. In de politiek moet je niet van suiker zijn, zegt Geert Wilders altijd, en ik zeg het hem graag na.”
„Maar die spreidingswet, waar ik zó mijn stinkende best voor heb gedaan…”, zucht Van der Burg. „Alles voor niks.”
„Geert wil het er gewoon niet in hebben”, constateert Yesilgöz, „en zijn wil op dit terrein is voortaan wet. We moeten hem ook iets gunnen.”
„Iets?” vraagt Van der Burg ontzet. „Die hele asielopvang ligt nu weer op zijn gat. Hoe kunnen we dat ooit oplossen als we de gemeenten niet willen dwingen?”
„Dat is van later zorg”, zegt Yesilgöz, „daar vindt Geert vast wel wat op. Het is verder zijn pakkie-an. Misschien stuurt hij ze wel naar Rwanda. Maak jij je maar geen zorgen, jij gaat lekker naar de fractie in de Tweede Kamer, want ik denk niet dat Geert op jou zit te wachten.”
„Ik weet niet of ik dat nog wil”, zegt Van der Burg verdrietig.
Dan mengt Christianne van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof in het kabinet Rutte IV, zich in de wrange dialoog.
„Ik ben geschokt. Dit akkoord stelt me diep teleur. Ik heb 2,5 jaar lang mijn nek uitgestoken voor een beter beleid, maar daar blijft niets meer van over. Alleen al die belachelijke 130 kilometer… zo’n verkeerd signaal naar het publiek. En dan die veestapel die niet meer verkleind hoeft te worden.”
„We moeten Caroline van der Plas óók wat gunnen”, vindt Yesilgöz.
„Maar wat gunnen we onszelf eigenlijk?” vragen Van der Wal en Van der Burg als uit één mond.
Rond hen heerst een diep zwijgen vanaf het moment dat zij het woord namen.
Yesilgöz denkt even na. Dan: „De macht, ik denk dat het daar op neerkomt. De macht is voor de VVD altijd het belangrijkst. Wij blijven nu onderdeel van de macht. En die deel ik liever met Geert dan met Timmermans – daarom heb ik de deur voor hem open gezet. Dat vinden jullie toch ook?”
Ze kijkt de kring rond.
Er klinkt enig instemmend gemompel, alleen Kamerlid Brekelmans juicht uitbundig.
Yesilgöz graait haar papieren bij elkaar. „Fijn dat we unaniem akkoord gaan”, zegt ze, als altijd steeds sneller pratend naarmate ze zich onzekerder voelt.
„Dan kan ik nu tegen de pers zeggen dat we gezamenlijk aan de slag gaan om dit mooie land waar we allemaal trots op zijn, veilig, stabiel en sterk te houden. Akkoord? Akkoord!”