(Nooit meer) klooien met die draaikolk

Het pocheren van eieren wordt nodeloos ingewikkeld gemaakt. Als u nu zorgt voor verse eitjes, leg ik alles stap voor stap uit.


Foto Janneke Vreugdenhil

Een vriendin had ergens buiten de deur geluncht met gepocheerde eieren. Althans het waren niet zomaar gepocheerde eieren geweest, ze lagen op toast en er lag van alles onder en op en omheen: gerookte zalm, avocado, kerstomaatjes, slablaadjes, kappertjes, olijven, allerhande zaden en pitten en een lekker sausje waarin mosterd en honing te proeven waren. Ze had dit gerechtje zo lekker gevonden dat ze het thuis wilde namaken. Erg moeilijk leek het niet en bovendien is zij een vaardige kok, zo iemand die haar hand niet omdraait voor een vijfgangendiner voor twaalf personen.

Mijn vriendin nodigde een vriendin – niet ik – uit om te komen lunchen, haalde alle benodigde spullen in huis en bereidde alles zo goed mogelijk voor, opdat ze op het laatst alleen nog de eitjes zou hoeven pocheren. Maar hoe ervaren ze ook is als kok, dit klusje had ze nou toevallig nog nooit geklaard. Ze had weleens iets gelezen over het maken van een draaikolk in de pan met water en dat je vervolgens daarboven de eieren moest breken, dus huppetee, op hoop van zegen. Het werd, laat ik het mild verwoorden, niet helemaal wat ze ervan had verwacht.

Daarop besloot mijn vriendin wijselijk dat ze gewoon nog een paar keer moest oefenen zonder hongerige gasten aan haar keukentafel. Een week en twee dozijn eieren later belde ze mij op met de woorden „Jansje, je moet me leren eieren pocheren.” Ik legde haar mijn methode uit, eentje die ik op mijn beurt leerde van een Portugese buurvrouw, en drukte haar op het hart dat de doorslaggevende succesfactor de versheid van de eieren is. Naarmate een ei ouder wordt, wordt het eiwit slapper en waaiert het bij pocheren sneller uit. Een ei dat al drie weken geleden is gelegd, valt nauwelijks fatsoenlijk te pocheren.

Enkele weken later belde mijn pocheerleerling nogmaals. Het ging al beter, maar ze was toch nog niet helemaal tevreden over haar eitjes. Ik moest grinniken om haar vasthoudendheid en beloofde dat ik naar haar toe zou komen om het een keer samen te doen. We hadden elkaar sowieso al veel te lang niet gezien en dit was een perfecte aanleiding. Toen ik een paar dagen later rond lunchtijd haar knusse Brabantse woonkeuken binnenstapte stond alles al gereed: de toast, gerookte zalm, avocado, enzovoort. Op het fornuis stond een hoge kookpan met borrelend water. Ernaast een doos kakelverse eieren afkomstig van een boer in de buurt. Ik trok mijn jas uit, waste mijn handen en zei: „Heb je ook een lagere en wijdere pan?”

Nadat we het kokende water hadden overgeheveld naar een lagere pan en er een gulle scheut azijn in hadden gegoten, brak ik het eerste ei boven een theekopje en liet het in een flukse beweging in het water glijden. Met twee eetlepels vouwde ik het eiwit – dat maar een heel klein beetje uitwaaierde omdat het ei zo vers was – om de dooier heen. „Nu jij”, zei ik, en mijn vriendin brak het tweede ei, liet het in het water glijden en vouwde het eiwit om de dooier. „Goh zeg”, mompelde ze verwonderd, „en ik maar klooien met die draaikolk. Ik wist niet dat het zo simpel was.”

Inderdaad, zo simpel is het. En dit paasweekeinde lijkt mij een uitstekend moment om eens definitief af te rekenen met die vermaledijde draaikolkdoctrine, die het pocheren van eieren alleen maar nodeloos ingewikkeld maakt. Als u nu zorgt voor verse eitjes, leg ik alles nog een keer stap voor stap uit.