N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Omgevingspsychologie Hogeropgeleiden en stedelingen hebben een voorkeur voor ruigere natuur, lageropgeleiden zien die liever ‘aangeharkt’.
Het Nederlandse platteland kenmerkt zich voor een belangrijk deel door uitgestrekte, eentonige akkers en weilanden. Socioloog Arjen Buijs, die aan de Wageningen Universiteit onderzoek doet naar de interactie tussen mens en natuur, noemt dit het „functionele, grootschalige productielandschap”. En het is niet het landschap dat de Nederlanders het liefst zien, zegt hij. „Als je mensen laat kiezen tussen dit landschap en het kleinschalige cultuurlandschap zoals we dat hadden voor de Tweede Wereldoorlog, kiest 80 tot 90 procent voor dat laatste.”
Toch lijkt de BoerBurgerBeweging juist dat grootschalige productielandschap te verdedigen, zegt Buijs. „Caroline van der Plas zegt dat het zo mooi is, met meeuwen en kraaien. Maar mensen willen liever bloemen, weidevogels en hazen zien.”
Uit gesprekken met 59 boeren, plattelanders, stedelingen, destilleerde Buijs in zijn proefschrift (2009) voorkeursbeelden voor natuur en landschap. Naast het functionele grootschalige productielandschap en het arcadische landschap met kleinschalige landbouw, is er ook nog het wildernislandschap. „Met ruige, soms natte natuur”, zegt Buijs.
Mensen willen liever bloemen, weidevogels en hazen zien
Arjen Buijs socioloog
Uit enquêtes waaraan Buijs de afgelopen vijftien jaar meewerkte, blijkt dat hogeropgeleiden en mensen uit de stad meer voorkeur hebben voor die ruigere natuur. Terwijl lageropgeleiden, ouderen en mensen van het platteland liever een meer aangeharkt landschap zien.
Dat beeld herkent Agnes van den Berg, voormalig hoogleraar Beleving en waardering natuur en landschap aan de Rijksuniversiteit Groningen. „Verschillen in voorkeuren concentreren zich langs de dimensie ruig of verzorgd”, zegt ze.
Volgens Van den Berg, van huis uit omgevingspsycholoog, spelen er bij die voorkeuren allerlei psychologische effecten mee. Ze verwijst naar een enquête die ze twee jaar geleden coördineerde onder 2.250 mensen – in opdracht van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. De enquête was representatief voor de Nederlandse bevolking boven de 18 jaar. Mensen moesten onder andere aangeven in hoeverre ze het eens waren met uitspraken als ‘de natuur staat in dienst van de mens’; ‘in de natuur ervaar ik iets dat de mens overstijgt’. ‘ten behoeve van de sportvisserij mogen er vissen in meren worden uitgezet’, ‘de mens is een onderdeel van de natuur’.
Heerser of partner
Uit de antwoorden leidden de onderzoekers af in hoeverre mensen zich als heerser over de natuur zien, of als onderdeel en partner. Lageropgeleiden en mensen met een rechtse politieke voorkeur hebben een meer antropocentrische houding, zegt Van den Berg. Volgens haar heeft het onder meer met een gevoel van controle te maken. „Ouderen en lageropgeleiden voelen een kwetsbaarheid, en willen daar iets tegenover stellen.” Daarom hebben zij over het algemeen een voorkeur voor een verzorgder landschap waaruit menselijke controle blijkt.
Hogeropgeleiden en mensen uit de stad hebben juist een meer ecocentrische houding. „Hoe meer mensen vervreemden van de natuur, hoe meer ze die gaan idealiseren”, zegt Van den Berg. Volgens Buijs zoekt de stedeling in de natuur een contrast met de strak gereguleerde, stenige stad. „En dat is ruige natuur, met weinig menselijke invloed.”
Volgens Van den Berg is „het ene beeld niet beter of slechter dan het andere”. Daarom vindt ze de polarisatie in de stikstof- en natuurdiscussie zo jammer. „Veel ecologen bestempelen de ruige natuur als de beste, en beseffen zich vaak niet dat het een moreel oordeel is. Andere natuurbeelden moeten er ook kunnen zijn.”
Uit de enquête blijkt verder dat de meeste Nederlanders natuur belangrijk vinden, met als belangrijkste reden dat het de basis is voor alles wat leeft. Maar als ze moeten kiezen geven ze klimaat en milieu prioriteit boven natuur. Vrouwen zijn meer betrokken bij en bezorgd om de natuur dan mannen en jongvolwassenen (18-39 jaar). Ruim tachtig procent vindt het erg dat dier- en plantsoorten uit Nederland verdwijnen. Tweederde zegt dat de overheid hoofdverantwoordelijke is om de natuur te verbeteren.
Een soortgelijk beeld komt uit de enquête waarmee onderzoekers van de Wageningen Universiteit, sinds 1996 en bijna elke vier jaar, het maatschappelijk draagvlak voor natuur meten. De laatste keer gebeurde dat in 2021, ruim 1500 mensen deden eraan mee. Hieruit komt naar voren dat vrouwen, hogeropgeleiden en mensen met een Nederlandse achtergrond meer belang aan natuurbehoud hechten. Maar ook hier scoort natuur niet hoog als mensen het relatieve belang ervan moeten aangeven; gezondheidszorg en onderwijs staan bovenaan. Gevraagd of de landbouw meer rekening moet houden met natuur of vooral gericht moet zijn op voedselproductie, kiest 80 procent de kant van de natuur.
Rijtjes knotwilgen
Maar, vraagt Buijs zich af, hoe moet die boerennatuur er dan uit zien? Voor hem is dit, gezien de huidige politieke context, de belangrijkste vraag. „Als veruit de meeste mensen de voorkeur geven aan het arcadische landschap boven het eentonige productielandschap, waarom proberen we daar dan niet meer van te krijgen?”, zegt hij.
Dat vindt ook Van den Berg. Er wordt ook al aan gewerkt, zeggen ze allebei. Zo is de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap al jaren bezig om in de Ooijpolder, bij Nijmegen, allerlei landschapselementen terug te brengen: rijtjes knotwilgen, meidoornhagen, kruidenrijke stroken langs de akkers, poeltjes, verflauwde oeverhellingen. Daarmee herstelt ook de biodiversiteit. Boeren hebben langjarige contracten getekend om stukken van hun land hiervoor apart te zetten, en krijgen er compensatie voor. Zo ontstaat hier langzaam het agrarisch landschap zoals de meeste Nederlanders het willen zien.
Het Deltaplan Biodiversiteit heeft vorig jaar september het plan gelanceerd om zulke landschapselementen in het hele Nederlandse agrarische landschap te herintroduceren. Van den Berg moedigt het aan. „Veel mensen houden van een combinatie van wildernisnatuur en een cultuurlandschap met die landschapselementen.” Daar is Buijs het mee eens. „Bijna iedereen houdt van een afwisselend landschap.”