Geerten Meijsing is in zijn Siciliaanse brieven een meester van de associatie

Recensie

Boeken

Geerten Meijsing Vanaf Sicilië schrijft hij brieven over ongeveer alles wat met de wereld van de mediterranee te maken heeft. Het doet je meteen naar dat gebied verlangen.

Foto ANP/Cavan

Foto ANP/Cavan


Misschien doet de volgende stelling verslaggevers en correspondenten ernstig tekort, maar schrijvers die verslag doen van de door mensen aangebrachte schade aan milieu en natuur vullen een ware journalistieke leemte, waarschijnlijk door een persoonlijker toonzetting. Zo schreef Stefan Brijs enkele jaren terug in zijn Andalusisch logboek indringend over de decadente waterverkwisting in de Zuid-Spaanse landbouw, werd je furieus door de in Het einde van de wereld afgedrukte reportage van Jonathan Franzen over de jacht op vogels in Malta. En zo besluit je nu om datzelfde Malta levenslang te boycotten omdat Geerten Meijsing meldt dat het kleine land als vast vertrekpunt dient voor Japanners en Zuid-Koreanen die met grof materieel op bedreigde tonijn jagen in de Middellandse Zee.

Meijsing schrijft dit alles op in Siciliaanse brieven, dat 25 stukken bevat over zijn leven op Ortygia, het schiereiland dat onderdeel uitmaakt van het mythische Syracuse – door de schrijver ook wel het ‘New York van de oudheid’ genoemd. Het is een verzorgd uitgegeven boekje, maar wel één waarin een verantwoording ontbreekt. Oké, sommige brieven stonden in het verleden al afgedrukt in Vrij Nederland, zo valt te lezen, maar wanneer staat er niet bij, en naar de relevantie of gedateerdheid van sommige van Meijsings opmerkingen is het dus raden. En tot wie richt Meijsing zich? Er is sprake van een aangeschreven ‘je’, een je die in Nederland woont en ‘die niet kan koken’, maar daar schiet je ook niet veel mee op, want dan blijven er immers nog minimaal 15 miljoen mensen over.

Desondanks is dit voortreffelijk leesvoer. Ja, het is geen grote wereldliteratuur natuurlijk, en Meijsing zal het zelf ook niet zo beschouwen, maar als proza-om-zin-te-krijgen in de mediterranee is het uitermate geschikt. Meijsing houdt van Italië, zoals hij houdt van Sicilië, hij houdt van Ortygia, en alleen al door die liefde vloeit zijn manier van schrijven, dat diep ingebed is in de Italiaanse taal en cultuur, of het nu over het al niet verzonnen leven van Socrates gaat, de verkwikkende werking van granaatappelsap of over een vermakelijke chipsreclame met Rocco Siffredi, een man die je toch met heel andere activiteiten in verband brengt.

Is het allemaal waar wat je leest? Misschien kan een bioloog nog eens een streng oog op de tekst werpen, zodat de stelling dat er door het vele gif in zee inmiddels ‘steeds meer hermafrodiete ijsberen’ langs de poolcirkel voorkomen wellicht naar het rijk der fabelen doorverwezen kan worden. En is het wel zo dat de mannelijke zwaardvis zich inderdaad ‘gewillig’ aan een visser overgeeft zodra die zijn vrouwtje heeft gevangen? Het is soms too sneu to be true bij Meijsing, maar ik had niet meteen de behoefte om alles dood te checken.

Hij is een meester van de associatie, een schrijver die in een paar regels tekst moeiteloos schakelt van een diepzinnig naar een oppervlakkig onderwerp, die vertelt over Kuifje en de bommen en brandstichtingen van de maffia, maar evengoed over een toch wat obscure dichter als August Graf von Platen. Die Duitser vertrok in de jaren dertig van de negentiende eeuw na een ‘Poetenstreit’ met Heinrich Heine richting Syracuse en stierf er al snel. Ook Meijsing zal Ortygia niet meer verlaten, zo meldt hij kordaat, een plek die maar een kleine vierkante kilometer groot is, maar die je middels zijn pen als een continent ervaart.


Lees ook de recensie van de briefwisseling tussen Geerten en zijn zus Doeschka Meijsing: Wie het schrijverschap ambieert: lees deze brieven