N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Vergismoorden De advocaat van de nabestaanden van de onopgeloste moordaanslag op een amateurband in Rijswijk krijgt – 38 jaar na dato – inzage in geheime politiedossiers.
Advocaat Liesbeth Zegveld (links) wil achterhalen of genoeg is gedaan om de zaak op te lossen, of dat dat vanwege politieke belangen niet gebeurde.
Foto Arie Kievit / ANP / Hollandse Hoogte
Ruim 38 jaar na de onopgeloste moordaanslag op een amateurband in Rijswijk, krijgen de advocaat van de nabestaanden en een overlevende inzage in het politiedossier. Dit heeft het Openbaar Ministerie onlangs bekendgemaakt.
In de nacht van 7 op 8 maart 1985 werden vijf leden van een amateurband na een repetitieavond neergeschoten door twee mannen. Drie van hen kwamen om het leven, de andere twee overleefden de aanslag.
Uit onderzoek van NRC-podcast Het geheim van Rijswijk is gebleken dat de politie ervan uitging dat de bandleden niet het doelwit waren. De aanslag was gericht op de Bevrijdingsraad van Suriname – een verzetsgroep die was opgericht door Surinamers die naar Nederland waren gevlucht na de Decembermoorden van 8 december 1982, toen legerleider Desi Bouterse vijftien tegenstanders liet vermoorden.
Zestien archiefdozen
In november vorig jaar vroeg advocaat Liesbeth Zegveld namens drie nabestaanden en een overlevende bij de rechtbank in Den Haag om inzage in geheime dossierstukken van de politie en van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ze wil achterhalen of genoeg is gedaan om de zaak op te lossen, of dat dat vanwege politieke belangen niet gebeurde. Het Openbaar Ministerie geeft nu gehoor aan dat verzoek: Zegveld krijgt inzage in het politiedossier, dat bestaat uit zestien archiefdozen. Het OM geeft toe dat dit waarschijnlijk nog niet volledig is. „Het is alles wat we hebben kunnen vinden”, zegt officier van justitie Thijs Berger.
Uit politiedocumenten die NRC al in handen heeft, blijken sterke vermoedens dat de opdracht voor de aanslag vanuit Suriname kwam en dat de daders na afloop daarheen zijn vertrokken. „Het zal vooral interessant zijn om te zien hoeveel lijntjes er naar Suriname zijn gelegd,” zegt Zegveld, „en hoe de politie verder is gaan rechercheren in Suriname.”
‘Je moet ergens beginnen’
Het politiedossier vormt maar een deel van de door Zegveld opgevraagde stukken. Het politieke archief blijft vooralsnog gesloten. Nabestaande Sietske van Putten, wier broer Willem bij de aanslag om het leven kwam, is „voorzichtig positief” over de medewerking van het OM. Zelf deed ze twee jaar geleden al een verzoek om inzage in het politiedossier te krijgen, maar toen kreeg ze te horen dat het dossier van de zaak van haar broer niet meer „in de systemen” voorkwam. „Ik ben benieuwd wat het zal opleveren,” zegt ze, „al verwacht ik dat de echt interessante informatie in de geheime stukken van Buitenlandse Zaken zit.”
Ook Zegveld denkt dat de angel in het politieke dossier zit. „Maar je moet ergens beginnen,” zegt ze. „De zaak gaat natuurlijk over het in het ongewisse laten van de direct betrokkenen, wier levens erdoor zijn veranderd en bij wie veel pijn is veroorzaakt. En met deze beslissing is heel duidelijk de boodschap dat de nabestaanden nu, na zoveel jaar, wel betrokken en serieus genomen worden.”
Na de excuses voor het Nederlandse slavernijverleden zou „geen punt, maar een komma” volgen, zei demissionair premier Mark Rutte (VVD) in 2022. En in zijn navolging tientallen lokale bestuurders. Begin deze maand nog bood de burgemeester in Helmond tijdens Keti Koti excuses aan voor de „directe verwevenheid met de, grotendeels op slavernij berustende, handel in koloniale waren”. Zijn woorden waren „geen eindpunt. Het is een nieuwe start”.
In Deventer verwees de burgemeester naar het gegeven dat tot slaaf gemaakten de achternaam ‘Deventer’ kregen, waarmee „de naam van een trotse en vrije stad werd gegeven aan mensen zonder rechten en mensen die geen aandacht of bescherming kregen. Aan onvrije mensen” en ook hij bood excuses aan: „We kunnen de historie niet herschrijven, maar we kunnen wel met ons denken en ons handelen het nu en de toekomst bijsturen.”
Als het bij excuses blijft, wat betekent dat dan voor de volgende generaties?
Vóór Helmond en Deventer hebben bijna dertig gemeenten en acht provincies onderzoek laten doen naar hun koloniale verleden. Excuses werden gemaakt door de burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam (2021), Den Haag en Utrecht (2022), Tilburg, De Bilt, Haarlem, Middelburg en Vlissingen (2023), Arnhem, Groningen, Zaanstad en Dordrecht (2024).
Zelfs in Almere, dat sinds 1975 bestaat, zei de burgemeester in 2023 sorry: „Van mens tot alle mensen, tot alle nakomelingen van tot slaaf gemaakten.” In de stad wonen veel nazaten. Burgemeester Hein van der Loo refereerde aan premier Rutte: „Dat excuus was niet om een boek dicht te slaan. Niet om een punt te zetten achter onze vermaledijde geschiedenis.”
Subsidie
Maar waar bestaat de komma van Rutte uit? Tijdens de nationale herdenking op 1 juli in Amsterdam zei een aantal sprekers dat er veel beloften waren gedaan, maar nog weinig beleid zichtbaar was.
Er is een landelijk ‘bewustwordingsfonds’ van 200 miljoen euro, waarvan de helft is bedoeld voor maatregelen ter bestrijding van discriminatie en kansenongelijkheid, de andere helft voor projecten die „begrip van de doorwerking van het slavernijverleden en de verwerking daarvan” bevorderen. Daarvoor kan vanaf volgende maand subsidie worden aangevraagd.
Er wordt ook een Nationaal Slavernijmuseum opgericht in Amsterdam – op initiatief van de gemeenteraad, die in 2017 een motie daartoe aannam. Vlissingen en Middelburg (vanwaaruit 70 procent van alle Nederlandse slavenschepen vertrokken) en de provincie Zeeland hebben geld vrijgemaakt voor de komst van een kenniscentrum over het slavernijverleden.
Maar de projecten, het museum en het kenniscentrum zijn er nog niet.
Lees ook
Onverbloemd over het verleden vertellen
Wandkleden
Wat wel op lokaal niveau zichtbaar is, zijn tientallen – veelal culturele en maatschappelijke – initiatieven. Van slavernijwandelingen tot -monumenten, van educatieve programma’s tot dialoogsessies en stadsgesprekken.
In een loods naast een bouwmarkt in het Haagse Laak is te zien wat de komma kan inhouden. Vier reusachtige grijze doeken staan opgespannen, het begin van wat een wandkleed van 35 bij 2,5 meter moet worden, naar ontwerp van Marcos Kueh. Een tafel ligt vol met vilt, draden en stoffen in uitbundige kleuren. Op de grond liggen mallen waarop al delen van de afbeelding werden genaaid.
Draden van ons Nederlandse slavernijverleden, heet het project. In Groningen, Zeeland, Utrecht en Overijssel maakten vele vrijwilligershanden al wandkleden, in elke provincie naar een eigen ontwerp van een lokale kunstenaar, passend bij de slavernij- en koloniale geschiedenis van die streek. Die kleden worden nu tentoongesteld. In Noord-Brabant, Gelderland en Zuid-Holland wordt nog genaaid.
In Leiden was iemand die afkomstig was van de [Molukse] Banda-eilanden. Zij wilde de specerijenroute in een stuk stof verwerken
Onder begeleiding van Caroline Grootenboer zijn deze dinsdagmiddag in Laak drie vrouwen bezig. Soms zijn er wel twintig paar handen aanwezig, zegt Grootenboer. „Je bouwt met elkaar aan iets, ondertussen leer je elkaar kennen en kom je in aanraking met het thema.” Er is een Surinaamse vrouwengroep die meeborduurde, mbo-leerlingen, een Schilderswijkse vrouw liet bloemen op een stof printen. In de Lakenhal in Leiden werd genaaid, in de Oude Kerk in Delft, in wijkcentra in de hele provincie. Vooral door vrouwen en „een paar mannen”.
Het Zuid-Hollandse wandkleed begint links met de afbeelding Hulde der Koloniën, die ook op de Gouden Koets staat en onderdanen uit de toenmalige koloniën toont die de Nederlandse maagd allerlei goederen aanbieden. Daarnaast het Academiegebouw van de Universiteit Leiden en het Mauritshuis in Den Haag. Rechts een groot schip, met het Oost-Indische Huis in Delft en de VOC-haven van Rotterdam. In het midden twee nazaten van tot slaaf gemaakten, uit de Oost en de West, die elkaar de hand reiken.
Grootenboer vertelt enthousiast over het project, laat foto’s zien op haar telefoon. „In Leiden was iemand die afkomstig was van de [Molukse] Banda-eilanden. Zij wilde de specerijenroute in een stuk stof verwerken.”
Voor het Academiegebouw van Leiden staan Afrikaanse tot slaaf gemaakten. Veel vrijwilligers nemen eigen stof mee, zoals die voor de oranje lendendoek.
Foto Bart Maat
Jane Tevreden uit Laak nam ook eigen stof mee, om daarmee de lendendoek van een van de tot slaaf gemaakten te maken. In een diepvrieszakje liggen de oranje stroken op tafel. „Panje, dat is de Marronnaam van de stof”, zegt ze. Rita uit Benoordenhout, die niet met haar achternaam in de krant wil, helpt Tevreden de lendendoek vast te spelden op het grote doek.
Rita hoorde over het project in het Kunstmuseum. Eveline Zijlstra uit Scheveningen, de andere vrijwilliger deze middag, hoorde erover van haar schoonzus die meedeed in Delft. Zijlstra is al dagen bezig om de pilaren van het Mauritshuis te punchen, een borduurtechniek om reliëf mee aan te brengen.
Tevreden kwam via een vriendin: „Dit is ook mijn geschiedenis, ik vind het fijn mijn steentje bij te dragen.” Ze lacht: „Toen we in de Grote Kerk in Den Haag zaten, zaten we bijna op het graf van een slavenhouder. Als mijn voorouders dat hadden kunnen zien!”
Lees ook
Met duizenden mensen wandkleden maken: gemeenschapskunst vindt een weg naar buurthuizen en musea
Daadkracht
Het is niet alsof tijdens het borduren „constant over het slavernijverleden wordt gesproken”, zegt Ricardo Burgzorg. Dat was ook niet zijn bedoeling, toen hij in opdracht van de stichting Groninger Kerken in 2022 het wandkledenproject bedacht. Hij vertelt over een bijeenkomst die hij bijwoonde waar twee witte vrouwen zeiden ‘o, daar gaan we weer’ toen het over slavernij ging. „Ik wilde dat mensen zich op een indirecte manier konden verhouden tot het onderwerp, door iets dat leuk is om samen te doen. Als je meedoet, ga je zelf vragen: waar gaat dit over?”
Dat is ook de ervaring van Wilma Broeseliske in Delft. Daar bundelden diverse organisaties sinds 2023 de krachten. „Een kwartiermakerscommissie had Keti Koti in 2023 georganiseerd, en we zeiden: we gaan gewoon door, in de breedte en niet alleen rond 30 juni en 1 juli”, vertelt ze. „Je moet hoofd, hart en daadkracht aanspreken: kennis opbouwen, samen spreken en samen dingen doen.”
Het project ‘Draden van ons Nederlandse slavernijverleden’ wil mensen samenbrengen en het bewustzijn over de geschiedenis stimuleren.
Foto Bart Maat
Het wandkleed is geïnspireerd op glas-in-loodramen in kerken.
Foto Bart Maat
Het Zuid-Hollandse wandkleed wordt in meerdere steden gemaakt, uiteindelijk worden de stukken samengebracht tot één wandkleed van 35 meter bij 2,5 meter hoog.
Foto Bart Maat
Het uit zich in Delft in stadsgesprekken, een cyclus van geschiedenislessen, en dit jaar door een toneelstuk door jongeren dat Na de komma heet. Helen Skinner van Stichting Lespeki, die het script schreef, vroeg hen waar ze tegenaan lopen. „Ze vertelden over discriminatie en pesterijen op basis van huidskleur. Wat ze wilden veranderen voor de toekomst is dat mensen elkaar corrigeren als dat gebeurt.”
De excuses van de burgemeester (in 2023) hebben veel betekend, vertelt Skinner. „Er is zoveel gebeurd met mijn voorouders. Maar als het bij excuses blijft, wat betekent dat dan voor volgende generaties?”
Zowel Skinner als Broeseliske zegt dat het essentieel is dat de gemeente initiatieven (financieel) ondersteunt. En ze verwijzen allebei naar een volgens hen indrukwekkende toespraak van wethouder Joëlle Gooijer (Jeugd, Ouderen, Inclusief Samenleven, ChristenUnie), die voor de voorstelling van de jongeren zei dat ze hun adviezen „met open oren en hart in ontvangst” zou nemen. „Want het is hun toekomst die we samen vormgeven. Laat vanavond geen los moment zijn. Laat het een schakel zijn in een keten van bewustwording, verbinding en verandering.”
Later dit jaar komt de gemeente Delft met concreet beleid over inclusief samenleven, gelijke kansen en het erkennen van het gedeelde verleden.
Slagkracht
Peggy Wijntuin, betrokken bij gemeentelijke onderzoeken en initiatiefnemer van onder meer het slavernijmonument in Rotterdam, zegt dat ze diverse ‘komma’s’ ziet. Maar ook zij zegt dat „slagkracht” nodig is – van zowel betrokken burgers als bestuurders. Excuses noemt ze „een eerste stap, ze moeten wel geladen worden”.
Belangrijk is volgens Wijntuin de lokale aanpak: „Als het goed is, gaat het per stad anders.” Ze vertelt dat er in Rotterdam 1,7 miljoen euro is uitgetrokken om achterstelling en discriminatie te bestrijden met maatregelen in onder meer het gemeentelijk apparaat zelf, in het onderwijs, op de arbeids- en woningmarkt. „Dat hoort elke stad te doen. Anders blijft het bij symboliek.”
Ze vertelt over een gemeente die wél geld had uitgetrokken voor onderzoek, maar geen ruimte had vrijgemaakt in de begroting „om vervolgens aan de slag te gaan”. „Het onderzoek biedt een objectief verhaal op basis waarvan je mensen kan betrekken bij de geschiedenis van hun grondgebied. Vervolgens is het zaak te kijken wat die feiten hebben veroorzaakt.” Geschied-én-is, zegt Wijntuin met nadruk: „Het verleden werkt door in het heden, de gevolgen zijn ongelijkwaardigheid en institutioneel racisme.”
In Groningen, Zeeland, Utrecht en Overijssel maakten vrijwilligershanden al wandkleden. In elke provincie maakte een lokale kunstenaar een ontwerp dat betrekking heeft op de geschiedenis van die streek.
Oekraïense jongeren in Nederland dreigen een lost generation te worden. Anders dan statushouders hebben ze geen recht op onderwijs na hun achttiende verjaardag, krijgen ze geen studiefinanciering en kiezen ze dus vaak voor ongekwalificeerd werk tegen geringe beloning. „Zo blijft het talent van duizenden jongere Oekraïners onbenut – voor Nederland én voor Oekraïne”, aldus een notitie van Stichting voor Vluchteling-Studenten (UAF), die binnenkort wordt gepubliceerd.
Directeur-bestuurder Mir Huisman van het UAF zegt in een telefonische toelichting dat ze zich „grote zorgen maakt over een vrij groot deel van deze groep”. Dat is te wijten aan de status van Oekraïners die als oorlogsvluchtelingen in Nederland worden opgevangen. Ze vallen niet onder de regels van het asielrecht, maar onder een Richtlijn Tijdelijke Bescherming, die telkens wordt verlengd.
In juni besloot de Europese Commissie de tijdelijke opvang van Oekraïners in de EU te verlengen van 4 maart 2026 tot 4 maart 2027 – een jaartje, zonder uitzicht op een einde aan de oorlog die Rusland tegen hun land is begonnen. Dinsdag zullen de Europese ministers dit besluit naar verwachting bekrachtigen.
Doordat Oekraïense jongvolwassenen geen recht hebben op onderwijs, moeten ze bij onderwijsinstellingen veel meer collegegeld betalen dan Nederlandse studenten of statushouders. Dat wettelijk collegegeld bedraagt zo’n 2.600 euro. Het collegegeld voor buitenlandse studenten – dus ook voor de opgevangen Oekraïners – bedraagt tussen de 8.000 en 15.000 euro per jaar.
Taalonderwijs
Er is nog een verschil tussen Oekraïners en andere vluchtelingen: de eerste groep heeft geen recht op inburgering, omdat ze hier slechts tijdelijke bescherming genieten. „Ze komen dus ook niet automatisch in aanmerking voor de lessen Nederlandse taal”, zegt Huisman. Het UAF investeert daarom in taalonderwijs voor deze groep.
Huisman: „De rechtsongelijkheid die ontstaat door deze mensen onder een tijdelijke beschermingsregel te laten vallen in plaats van onder de asielwetgeving, begint heel schrijnend te worden. Als je denkt: dit duurt een jaar of twee en dan ga je weer terug, dan is het te overzien. Maar het duurt nu al drie jaar en de kans dat dit op korte termijn is afgelopen, daar ben ik niet zo positief over gestemd.”
De rechtsongelijkheid die ontstaat doordat ze niet onder de asielwetgeving vallen, begint heel schrijnend te worden
Het gaat volgens Huisman om een groep van vijf- à zevenduizend jongvolwassen Oekraïners die, als je ze vergelijkt met doorsnee Nederlanders, zou willen doorleren na het middelbaar onderwijs. Een indicatie van de belangstelling vormen de duizend Oekraïners die zich in 2024 bij het UAF hebben gemeld met vragen over studeren. Inmiddels heeft de stichting van Huisman met 21 onderwijsinstellingen afspraken kunnen maken over het toelaten van Oekraïners tegen het wettelijk collegegeld. „Daar krijgen wij ook financiering voor van het ministerie”, aldus Huisman.
In totaal heeft het UAF nu 250 Oekraïense vluchtelingen een plek aan een hbo of universiteit kunnen bezorgen. „Een druppel op de gloeiende plaat”, zegt Huisman. Voor komend studiejaar, 2025/26, heeft ze 150 jongeren moeten afwijzen. „Voor hen hebben we onvoldoende budget.”
Lees ook
Hoe een Oekraïens paspoort een ticket kan zijn voor leefgeld en werkvergunning
Handjevol
Het UAF is voor deze vorm van bijstand afhankelijk van de onderwijsinstellingen. „De kostprijs van een studie ligt tussen de 30.000 en 50.000 euro per jaar. Als wij erin slagen een Oekraïner in te schrijven voor het wettelijk collegegeld, dan draait de hogeschool of de universiteit daarvoor op. Ik snap best dat ze dat niet ongelimiteerd kunnen doen, met alle bezuinigingen die op hen afkomen.”
Vandaar dat UAF in zijn notitie het ministerie enkele aanbevelingen doet. Belangrijkste voorwaarde is dat de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zodanig wordt aangepast, dat de jongeren die nu onder een tijdelijke richtlijn voor bescherming vallen, dezelfde rechten krijgen als studenten uit de Europese Unie en een handjevol andere Europese landen. Zodoende zouden Oekraïense studenten voortaan tegen het wettelijk collegegeld toegang krijgen tot hoger onderwijs.
Ook als ze weer naar Oekraïne kunnen, is het broodnodig dat ze geschoolde mensen terug krijgen voor de wederopbouw
Volgens de UAF-notitie zijn de kosten daarvan al berekend door het ministerie van Onderwijs: structureel oplopend van 12 miljoen in 2026 tot 87 miljoen euro in 2029. „Dat rekensommetje viel voor het ministerie te hoog uit”, zegt Huisman.
Waarom zou het ministerie het besluit dan moeten heroverwegen tegen zo’n hoge prijs?
Huisman: „Als die jongeren in Nederland blijven, zullen ze hier toch een keer moeten landen. Dat kun je niet maar blijven doen door ze bijbaantjes in de horeca te laten houden. En ook als ze weer naar Oekraïne kunnen, is het hartstikke nodig dat ze daar geschoolde mensen terugkrijgen voor de wederopbouw.”
Toekomst
Huisman waarschuwt dat de problemen die jonge Oekraïners nu hebben in de nabije toekomst ook voor andere groepen vluchtelingen kunnen gelden. De Kamer heeft ingestemd met de verkorting van de verblijfspapieren voor asielzoekers.
Zo’n telkens met korte periodes verlengde bescherming brengt enorme onzekerheid met zich mee, zegt Huisman. „Als je weet dat je ergens voor een bepaalde periode kunt blijven, ben je meer geneigd om duurzaam te investeren in je eigen toekomst. Als ik niet weet of ik volgend jaar nog in Nederland ben, weet ik niet of ik nu wel een lening wil afsluiten om een studie te beginnen. Ik weet dan niet eens of ik die kan afronden.”
Volgens Huisman wordt daarmee de potentie van een groep burgers verkwist. „Nederland doet zichzelf tekort.”
Lees ook
Opnieuw meer Oekraïense vluchtelingen aan het werk: 6 op de 10 hebben een baan. ‘Het was niet erg dat ik niet echt Nederlands sprak, Engels was voldoende’
In Visvliet, een dorp op de grens van Groningen en Friesland, zagen Jan Hut (68), Willem Sikkema (52) en Theun de Wit (60) de afgelopen jaren jonge dorpsgenoten vertrekken. Ze konden geen huis kopen of moesten te lang wachten voor een sociale huurwoning. Om zelfstandig te kunnen wonen, trokken ze naar grotere dorpen in de buurt. Zo bleven er in het zo’n 285 inwoners tellende Visvliet steeds minder jongvolwassenen over.
Daar moest iets aan gebeuren, vonden de drie. Want wat is een dorp zonder jongeren? Hoe houdt Visvliet dan de Oranjevereniging, toneelvereniging en de spelweek in stand? Wie kan dan later nog vertellen hoe het was om in Visvliet op te groeien, zoals Sikkema dat kan?
Willem Sikkema, Jan Hut en Theun de Wit van Visvliet Vitaal in het Heirhuys in Visvliet. Foto Kees van de Veen
De helft van de jongvolwassenen heeft de intentie om de rest van hun leven in de regio te blijven, concludeerde Henk Hofstede in 2023 toen hij aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde op een onderzoek naar jongeren in het landelijk gebied in Noord-Ierland, Nederland en Duitsland. Ze voelen zich emotioneel verbonden met en waarderen de regio, het landschap en de gemeenschap. Maar in dorpen blijven, is voor jongeren lastig. De huizen die te koop komen zijn vaak groot en duur, (sociale)huurwoningen zijn schaars en er is weinig nieuwbouw.
Andere manier
Hut, Sikkema en De Wit zochten een manier om jongvolwassenen in het dorp te houden. Toen in 2020 woningcorporatie Wold en Waard bekendmaakte in Visvliet drie verouderde huurwoningen te slopen, bedachten ze een plan om de woningen te kopen om te verhuren.
De huizen in Visvliet die op de nominatie stonden om gesloopt te worden. Foto Kees van de Veen
In de oude kruidenierswinkel midden in het dorp vertellen Hut en Sikkema over het jarenlange proces. De oude winkel is nu een ontmoetingsplek met een b&b van de stichting Visvliet Vitaal. Via deze stichting verhuren Hut, Sikkema en De Wit ook de huizen voor jongvolwassenen. Nadat ze die konden kopen, hebben ze de huizen opgeknapt en verduurzaamd. Nu wonen er drie jongvolwassenen uit het dorp in.
Makkelijk was het niet. Zo moest de Autoriteit Woningcorporaties, die toezicht houdt op woningcorporaties, toestemming geven voor de verkoop. „Voor de autoriteit was wat wij deden nieuw’’, vertelt Sikkema. „Het duurde steeds lang voordat we antwoord kregen als we mailden. Uiteindelijk hebben Willem en ik op LinkedIn een manager opgezocht en contact gekregen”, zegt Hut.
Het huurdersplatform van de woningcorporatie moest ook akkoord gaan. Ook de gemeente Westerkwartier, waar Visvliet ligt, gaf de benodigde positieve zienswijze voor het plan. De drie moesten de statuten van de stichting Visvliet Vitaal veranderen, omdat ze verhuurders waren geworden. „Je moet alles goed in de gaten houden en overal achteraan zitten”, zegt Hut. „Zo is het ons gelukt.”
Straat in Visvliet. Foto Kees van de Veen
Drie jonge bewoners uit het dorp
Toen alle hobbels genomen waren, moesten de drie nog het bedrag voor de aankoop bijeen krijgen. Hoeveel ze voor de woningen hebben betaald, ziet Hut „liever niet in de krant”. Het overzichtelijkebedrag was binnen een week geregeld. „We deden in het dorp brieven in de bus met de vraag wie het project wilde meefinancieren. Een externe financier hadden we daardoor niet nodig. Via de huurinkomsten krijgen de deelnemers het geld dat ze hebben ingelegd terug’’, zegt Sikkema. Hut: „We hebben ze een marktconforme lening aangeboden, met rente die je ook op een spaarrekening krijgt.”
Wie actief in het dorp was, had een streepje voor
Sinds anderhalf jaar wonen drie jongvolwassen, van begin tot eind twintig jaar oud, uit het dorp in de huizen. De woningen zijn grondig verbouwd en opgeknapt. Ze huren de woning voor de prijs van een sociale huurwoning. Daar was veel animo voor. „Er waren tien mensen met interesse. Die zijn allemaal op gesprek gekomen bij ons. We vonden het belangrijk dat ze iets met het dorp hadden. Wie actief in het dorp was, had een streepje voor”, zegt Hut. Ook jongeren die nog thuis wonen, kregen prioriteit. „Een van de jongens was dertig en woonde nog bij zijn moeder.”
Het project kreeg zoveel aandacht, dat er meerdere cameraploegen naar Visvliet kwamen. Daarom vertellen de bewoners hun verhaal liever niet nog een keer. Hut krijgt nog regelmatig vragen van mensen uit andere dorpen die inspiratie uit Visvliet halen om zelf voor nieuwe woningen in hun dorp te zorgen.
Al jaren niet meer gebouwd
In maart diende Tweede Kamerlid Sandra Beckerman (SP) een initiatiefwet in om groepen mensen die zelf betaalbare huurwoningen willen bouwen of beheren te steunen. De wet moet speciale regelingen en subsidies mogelijk maken. „Wooncoöperaties zijn een deel van de oplossing van de wooncrisis. Daarom verdienen zij politieke steun”, zei Beckerman.
Op verschillende plekken in het land willen burgers zelf nieuwe woningen in hun dorp bouwen. In ‘t Goy, bij Utrecht, hebben bewoners zelf een nieuwe woonwijk ontworpen. In het Drentse Dwingeloo maken inwoners ook plannen voor nieuwe woningen voor jongvolwassenen. Ook daar is een tekort aan betaalbare woningen voor starters. De gemiddelde vraagprijs voor een huis in Dwingeloo is 526.000 euro. „In Dwingeloo is al jaren niet meer gebouwd en de omgeving is in trek bij mensen uit andere regio’s. Dat drijft de prijs op. De kleinere huizen, die vroeger prima te betalen waren voor starters, zijn nu te duur’” zegt Marit Gorter (30) van Dorpsbelangen Dwingeloo.
De vereniging keek naar mogelijkheden voor nieuwe woningen. Met een kaart van de omgeving ging het bestuur om tafel zitten om te zoeken naar ruimte. Een stuk grond van 9 hectare dat vroeger gebruikt werd voor landbouw, leek ze een goede plek. „Onze voorzitter is naar de eigenaar gegaan en heeft onze ideeën voor het bouwen van nieuwe woningen op deze plek uitgelegd. Hij ziet het wel zitten om daar woningen op te laten bouwen. Hij komt uit het dorp en heeft jongvolwassen kleinkinderen die ook graag een woning willen. We zijn nu bezig met uitwerken van de plannen”, vertelt Gorter.
Vissen in dezelfde vijver
Het project in Dwingeloo is nog in de beginfase. Dorpsbelangen en de eigenaar van de grond werken het plan samen met een projectontwikkelaar uit het dorp verder uit. Het bestuur van Dorpsbelangen ziet een combinatie van een collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) voor de starterswoningen en reguliere koopwoningen als een van de mogelijkheden. „Reguliere koophuizen zijn nodig om de prijzen voor de grond van de starterswoningen zo laag mogelijk te houden”, zegt Gorter.
Een zelfgebouwd huis in een CPO-project is gemiddeld zo’n 10 tot 15 procent goedkoper, omdat er geen kosten voor een projectontwikkelaar gemaakt worden. De deelnemers zijn zelf de ontwikkelaar. In Drenthe komt deze vorm van bouwen vaker voor. De provincie heeft een adviseur die CPO-projecten van inwoners bijstaat. Dorpsbelangen Dwingeloo organiseerde in april een informatiebijeenkomst over de starterswoningen en een mogelijke CPO-constructie. „Na afloop kregen we zeventig aanmeldingen van mensen die daarin geïnteresseerd zijn. Door de grote belangstelling heeft de gemeente gezegd met voorrang bij Dwingeloo te gaan kijken waar in de toekomst plaats is voor woningbouw”, zegt Gorter.
Als het project in Dwingeloo doorgaat, moeten de toekomstige bewoners zelf verder met het realiseren van de huizen. „Na een goed bezochte tweede bijeenkomst werken we nu samen met de provincie en de procesbegeleider toe naar een formele oprichting van het CPO. Daarna doen we als Dorpsbelangen een stapje terug. Dan is het aan de deelnemers zelf’’, zegt Gorter.
Dorpsbelangen wil het liefst zo’n veertig nieuwe betaalbare woningen in het dorp. Daar is een groot tekort aan, weet Gorter. „De jeugd die actief is in het dorp en verbonden is aan verenigingen, wil hier graag blijven. Maar dat is alleen mogelijk voor tweeverdieners die allebei een goede baan hebben. Niet voor mensen die minder verdienen of voor alleenstaanden.”
Zelf weet ze er alles van. Hoewel ze graag in Dwingeloo wilde blijven, heeft ze een woning gekocht in Meppel en gaat ze binnenkort verhuizen. In Dwingeloo blijven, lukte niet. „We vissen allemaal met elkaar in dezelfde vijver. Als er dan een woning te koop staat die interessant is, dan duikt iedereen erop. Uit Dwingeloo vertrekken stond niet op de planning. Ik was het liefst gebleven, maar het is wel hoe de woningmarkt nu in elkaar zit. Maar wie weet kan ik over een paar jaar terugkomen.”
Lees ook
Bijna nergens in Nederland blijven jongeren zo lang thuis wonen als in Tubbergen