China schiet landen in nood te hulp – vooral uit eigenbelang

Belt and Road China gaat steeds meer op de stoel van het IMF zitten en redt zélf landen in nood, aldus een nieuwe studie. Hoofdmotief: de eigen banken op de been houden.

De haven van Hambantota in Sri Lanka, die met Chinese hulp is aangelegd.
De haven van Hambantota in Sri Lanka, die met Chinese hulp is aangelegd.

Foto Xinhua News

China werpt zich steeds meer op als financieel redder van arme en opkomende landen, waaraan de Chinezen de voorbije jaren zelf veel krediet hebben verstrekt voor de aanleg van infrastructuur. Het illustreert de opkomst van China als financieel-economische grootmacht, maar toont ook dat de uitbreiding van de Chinese invloedssfeer in onder meer Azië, Afrika en Latijns-Amerika soms financieel riskant uitpakt.

Dit blijkt uit een dinsdag verschenen studie naar de groei van China als internationaal lender of last resort , ‘kredietverlener in laatste instantie’ van landen die hun schulden niet kunnen betalen. De auteurs van de studie werken bij de Wereldbank en bij de onderzoeksinstituten IfW Kiel (Duitsland), de Harvard Kennedy School (VS) en AidData (VS).

China verleende vooral in het voorbije decennium veel krediet aan landen die deelnemen aan de Belt and Road Initiative (BRI), de nieuwe Chinese Zijderoute. Dit is een wereldwijd stelsel van havens, wegen en treinverbindingen die voor de Chinezen cruciaal zijn om controle te houden op de aanvoer van onder meer grondstoffen. Niet altijd verlopen deze projecten succesvol. Een peperdure door China gefinancierde en gebouwde snelweg in Montenegro is bijvoorbeeld verbonden met corruptieschandalen en blijft onvoltooid.

Komen overheden van betrokken landen financieel in de knel, om welke reden dan ook, dan springt China bij. 22 schuldenlanden hebben samen inmiddels voor meer dan 240 miljard Amerikaanse dollar aan Chinese noodsteun ontvangen sinds 2000, ontdekten de onderzoekers. Het gaat onder meer om Argentinië, Venezuela, Soedan, Kenia, Turkije, Egypte, Pakistan, Sri Lanka, Rusland en Oekraïne.

Eigen banken

China, aldus de studie, heeft een systeem ontwikkeld van bailouts (reddingen), dat ontvangers helpt „faillissementen te voorkomen”. Die landen kunnen dan de schulden aan China, voortkomend uit de infrastructuurprojecten, blijven afbetalen, „in elk geval op de korte termijn”.

Schulden worden zo ‘doorgerold’ (verlengd) of afbetaald met nieuw noodkrediet. Dat doet China niet uit liefdadigheid, maar om de eigen banken te beschermen die Belt and Road-krediet hebben verschaft. „Uiteindelijk probeert Beijing zijn eigen banken te redden. Daarom is het in de riskante praktijk van internationaal bailout-krediet gestapt”, zegt Carmen Reinhart, één van de auteurs en econoom aan de Harvard Kennedy School, in het persbericht bij de studie.

De Chinese financieringsstromen zijn vaak „ondoorzichtig”, schrijven de onderzoekers, waardoor tot dusver weinig bekend was over de reddingsoperaties. De steun verloopt via twee belangrijke kanalen. Ten eerste verstrekt de Chinese centrale bank, de Volksbank, liquiditeit aan buitenlandse centrale banken via zogenoemde swap lines. Het gaat dan om Chinese renminbi, waarbij volgens de auteurs onduidelijk is of deze valuta direct kan worden omgewisseld in Amerikaanse dollars. Veel van de ondersteunde landen hebben buitenlandse schulden in Amerikaanse dollars uitstaan.


Lees ook: Géén snelweg, wél een Chinese schuld

De onderzoekers vermoeden dat ze met hulp van China „kunstmatig” hun buitenlandse valutareserves op peil houden in tijden van crises. In 2015 maakte Suriname, waarvan de buitenlandse reserves volgens het IMF „gevaarlijk laag” waren, voor 150 miljoen dollar gebruik van de swap line met China om de eigen valutareserves op te krikken.

Ten tweede spelen Chinese overheidsbedrijven en semi-overheidsbanken, zoals de Chinese Ontwikkelingsbank, een rol bij de reddingsoperaties. Zij betalen grondstoffen vooruit, zodat de wankele overheden hun geld eerder krijgen, of verschaffen begrotingssteun aan regeringen.

Bilateraal en ongecoördineerd

De onderzoekers maken zich zorgen over het „nieuwe mondiale systeem” voor kredietverlening aan schuldenlanden dat China in korte tijd heeft opgetuigd. Niet alleen is het systeem ondoorzichtig, Beijing opereert „strikt bilateraal” en „ongecoördineerd”. Dat maakt het moeilijk om steun aan noodlijdende landen internationaal vorm te geven.

Doorgaans zijn reddingsacties een zaak voor het Internationaal Monetair Fonds (IMF), al dan niet in samenwerking met andere instituties – bijvoorbeeld met Europese instanties in het geval van Griekenland (2010-2015). Daarnaast is er de Club van Parijs, een groep voornamelijk westerse landen die noodsteun aan schuldenlanden coördineert en samenwerkt met het IMF.

Zakenkrant Financial Times noemt het actuele voorbeeld van Sri Lanka, dat in grote economische en betalingsproblemen verkeert. China hield tot begin deze maand een IMF-lening aan het Belt and Road-land (met een door China gebouwde haven) tegen en wil niet met andere crediteuren praten, maar het verstrekte wel steun aan Sri Lanka via de eigen centrale bank en de Chinese Ontwikkelingsbank. Het Westen waarschuwt al langer voor Chinese debt-trap diplomacy: het diplomatiek afhankelijk maken van landen via schulden.

Historische parallellen

Tegelijkertijd, schrijven de auteurs van de studie, doet China niet iets unieks. „We zien duidelijke historische parallellen met toen de VS begonnen hun wereldwijde financiële macht op te bouwen, vanaf de jaren 30 en vooral na de Tweede Wereldoorlog”, zegt Christoph Trebesch van het IfW in Kiel in het persbericht. Het Amerikaanse ministerie van Financiën functioneert sinds de jaren 30 als „internationale crisismanager”. De Amerikanen voerden, net als de Chinezen nu, reddingen uit van landen die veel schulden hadden bij Amerikaanse banken en bedrijven, bijvoorbeeld in Latijns-Amerika in de jaren 80 en 90.

Eigenbelang speelde ook toen Noord-Europese landen Zuid-Europa bijstonden tijdens de eurocrisis (2009-2015). Dit werd „sterk gedreven” door de blootstelling van de eigen, Noord-Europese banken aan Zuid-Europese bedrijven en overheden, aldus de studie.