In zijn onderbroek op de vlucht: hoe een burenruzie uitliep op doodsbedreigingen

De zitting Michael M. (29) wordt verdacht van doodsbedreigingen. Is daar voldoende bewijs voor? ,,Ben ik nou echt zo gevaarlijk?”

De Zitting

Michael M. (29) is een jonge man met zwart gemillimeterd haar en een baard. Hij heeft een tatoeage van een grote roos op zijn hand met het netnummer 030 van Utrecht. Hij wordt verdacht van het uiten van doodsbedreigingen tegen zijn buren. Maar zelf beweert hij niets verkeerd te hebben gedaan. „Er klopt geen kanker van”, zegt hij met een Utrechts accent.

„De drie bedreigde buren zijn niet komen opdagen”, zegt de politierechter in de zittingszaal in Utrecht, „omdat ze de boel niet willen laten escaleren”. Michael M. wijst naar achteren en zegt lachend: „Het is hier toch al druk.” In de zaal zit een groep studenten voor een schoolopdracht mee te luisteren.

De burenruzie gaat over een parkeerplek op het chaletpark in Maarssen, Utrecht. De partner van de verdachte, die mee is als getuige, beweert dat er alleen een „heftige discussie” was. „Michael en ik zijn regelmatig in het chalet van zijn tante. Ik stond in de tuin en hoorde geschreeuw op het pad. De buurman stond daar met een ijzeren pijp in zijn hand. Ik ging ertussen staan om Michael te beschermen.”

De politierechter leest voor uit de verklaring van de buren. „We hebben nog wat af te handelen”, zou Michael volgens hen geroepen hebben. „Je moet nu komen, anders steek ik je neer. Kankerlijer. Ik zorg ervoor dat je gezin en jij doodgaan. Ik weet waar je woont. Teringhond.” De politierechter vraagt aan Michael M. of de uitspraken kloppen. „De buurman en zijn twee zussen verdraaien het hele verhaal. Ze waren dronken op het pad aan het barbecuen”, reageert M. geïrriteerd.

Die dag kwam M. net uit het ziekenhuis na een alvleesklieroperatie. „Ik wist niets eens of ik links of rechts liep.” Zijn zorgen op dat moment: herstellen en met zijn werkcoach zoeken naar een baan. „Ik leef nu van een uitkering.” M. heeft een strafblad van vier pagina’s van bewezen bedreigingen met een steekwapen.

„Het enige wat ik heb gezegd, is dat we een wielklem moeten kopen, omdat ze hun auto op de plek van mijn tante hebben geparkeerd”, zegt hij tegen de politierechter. Die citeert daarop weer uit de verklaring: „Het maakt mij niet uit dat jullie vrouwen zijn. Ik steek jullie ook neer.” Volgens de buren was M. juist degene met een ijzeren pijp in zijn handen. Ook staat in hun verklaring dat M. de autoruiten vernielde en stenen voor de banden legde, zodat de auto niet weg kon. „Michael M. gooide ook stenen richting mij”, leest de rechter voor. Ze vraagt of het klopt dat M. en zijn vriendin verdwenen nadat de politie was gebeld. „Ik moest afkoelen”, antwoordt hij.

M. vindt dat hij niet de kans heeft gekregen zijn verhaal te doen. Na het incident heeft de politie hem en zijn advocaat gebeld. Er zou een uitnodiging komen om de melding van de buren te bespreken, maar die brief kwam maar niet. „Ik heb wel betere dingen te doen dan wachten”, zegt M. met een diepe zucht.

Taser

Een paar maanden later stond de politie bij hem voor de deur, vertelt M. „Ze kwamen zomaar binnendringen en hebben me in mijn onderbroek naar het politiebureau meegenomen. Ook hebben ze een taser op mij gericht. Het ergste is dat mijn zoontje van twee jaar alles heeft gezien. Dat doet pijn.” In het proces-verbaal staat iets anders: „De verdachte […] rende weg en probeerde via de achtertuin, over de bosjes, te vluchten. Vervolgens hebben we de taser op hem gericht.”

Michael M. blijft even stil. „Ik ben niet iemand van geweld. Het zoontje van de buren komt dagelijks de bal uit mijn tuin halen. Ik geef hem dan altijd een snoepje. Ben ik nou echt zo gevaarlijk?”

Volgens de officier van justitie is het „een welles-nietesverhaal”. Van beide partijen is geen neutrale getuige gehoord, alleen familie. Het enige objectieve gegeven is dat de buren de politie hebben gebeld en dat M. en zijn vriendin toen zijn verdwenen.

De aangifte over de beschadigde auto blijkt uiteindelijk doorslaggevend. Michael M. krijgt een gevangenisstraf van één dag, omdat de buren in de tussentijd zijn verhuisd en hij daardoor een mindere bedreiging voor hen is. Ook krijgt hij een taakstraf van 120 uur. Hij en zijn partner verlaten haastig de zaal.