N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Herverdelingsoperatie Zo’n 1.400 miljard euro, het bij elkaar gespaarde pensioengeld van miljoenen gepensioneerden en werkenden, wordt opnieuw verdeeld. Aan die mega-operatie kleven nog grote onzekerheden.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Tweede Kamerleden veel tijd nemen om de wet te bespreken die dit moet regelen. „Vandaag behandelen we hier een wet van wellicht de grootste financiële omvang ooit”, zei onafhankelijk Kamerlid Pieter Omtzigt woensdag op de eerste dag van het plenaire debat hierover.
De afgelopen weken had de Kamer al zo’n veertig uur aan technische debatten met verantwoordelijk minister Carola Schouten (ChristenUnie), in kleinere commissiezaaltjes. Ook dit plenaire debat zal meerdere dagen duren: de Kamer had woensdag lang niet genoeg aan de geplande elf uur.
Politiek gezien lijkt het niet eens zo ingewikkeld. Partijen als de SP en PVV – waarvan de tegenstem al vaststaat – noemden de wet „asociaal” en een „gedrocht”. PvdA, GroenLinks en SGP zijn positief over de uitgangspunten van de wet. Zij kunnen het kabinet aan een meerderheid helpen in de Eerste Kamer. Wel eisen de PvdA en GroenLinks dat het aantal werkenden zonder pensioen halveert.
Toch hebben álle oppositiepartijen, ook PvdA en GroenLinks, nog tal van vragen aan minister Schouten, die woensdag nog niet aan het woord kwam. De oppositie richt de aandacht vooral op de grote onzekerheden die nog leven rond deze mega-operatie. Dit zijn de vier grootste.
In het nieuwe stelsel verdwijnen toekomstbeloftes. Het geld dat je nú in je persoonlijke potje hebt zitten, staat centraal
Wie krijgt wat?
Het is een belangrijke vraag om te stellen, maar een onmogelijke vraag om te beantwoorden: wie krijgt wat in deze herverdelingsoperatie?
De komende jaren gaat ieder pensioenfonds zijn grote, gezamenlijke pensioenpot opknippen in persoonlijke potjes. Wat dit zo moeilijk maakt: nu valt niet te zeggen hoeveel euro in die anonieme pot van wie is. Het systeem werkt andersom, met toekomstbeloftes. Werknemers bouwen iedere maand een klein stukje van een toekomstige uitkering op. Het pensioenfonds moet zorgen dat daar genoeg geld voor is.
In het nieuwe stelsel verdwijnen die toekomstbeloftes. Het geld dat je nú in je persoonlijke potje hebt zitten, staat centraal. Er wordt alleen voorzichtig voorspeld hoeveel uitkering dat in de toekomst kan opleveren.
Straks, bij het opknippen van de pot, tussen 2024 en 2027, moeten fondsen hun verre toekomstbeloftes dus gaan omrekenen naar een bedrag in het hier en nu. De grote vraag bij dat omrekenen: wat is eerlijk?
De wet schrijft twee mogelijke rekenmethodes voor: de relatief simpele ‘standaardmethode’ en de ‘vba-methode’, die verfijnder is én ingewikkelder. De afgelopen weken, in de technische debatten, liet Pieter Omtzigt zien dat die tweede methode tot extreme uitkomsten kan leiden, waarbij mensen veel minder geld meekrijgen dan nu voor hen gereserveerd is. Ook andere partijen waren kritisch op deze vba-methode.
Daarop heeft Schouten de wet aangepast. In principe moeten fondsen nu de standaardmethode gebruiken. Pas als ze kunnen aantonen dat ze daarmee niet uit de voeten kunnen, mogen ze de vba-methode gebruiken. Ook zijn in die laatste methode meer waarborgen gebouwd, om extreme uitkomsten te voorkomen.
Coalitiepartijen zijn daar tevreden mee. „Die waarborgen geven ons nog meer comfort”, zei Bart Smals (VVD). Deze partijen vertrouwen erop dat pensioenfondsen de belangen van verschillende generaties „evenwichtig” zullen afwegen, zoals de wet eist. En dat toezichthouder De Nederlandsche Bank dat scherp in de gaten houdt.
Maar Pieter Omtzigt is nog lang niet gerustgesteld. Hij wil eerst meer actuele cijfers en doorrekeningen zien. Tot die tijd kan de Tweede Kamer geen oordeel vellen, vindt hij. „Het parlement is geblinddoekt.”
Rechtbanken vrezen een stortvloed aan rechtszaken van ontevreden werknemers en gepensioneerden
Woede en rechtszaken
Wat deze operatie zo gevoelig maakt, is dat de spelregels niet alleen voor nieuwe pensioenopbouw veranderen. Al het geld dat werknemers en gepensioneerden de afgelopen decennia gespaard hebben, wordt overgezet naar de persoonlijke potjes. Het waren toekomstbeloftes, het worden euro’s in het hier en nu.
Nu al wekt dat de woede van een deel van de gepensioneerden. Onduidelijk is hoe groot deze groep is, maar rechtbanken – verenigd in de Raad voor de Rechtspraak – vrezen een stortvloed aan rechtszaken van ontevreden werknemers en gepensioneerden, die bijvoorbeeld niet over willen naar het nieuwe systeem, of vinden dat zij te weinig geld in hun persoonlijke potje krijgen. Regeringsadviseur de Raad van State verwacht dat het aantal rechtszaken wel mee zal vallen.
Lees ookEen zorgeloze oude dag: met een slinkend pensioen wordt dat lastiger
De keuze om het oude pensioengeld mee te nemen, is uniek in de wereld. Bij pensioenhervormingen in andere landen, zoals Denemarken, werd dat geld alleen overgeheveld als een deelnemer dat zélf wil.
In Nederland krijgen werknemers en gepensioneerden geen keuze voorgelegd. Ook is er geen mogelijkheid om individueel bezwaar te aan te tekenen bij je pensioenfonds. Tot frustratie van onder meer SP, PVV en Pieter Omtzigt. Mensen moeten meer inspraak krijgen, zei Omtzigt woensdag. Hij noemde dat een „veiligheidsklep” die een eerlijke uitkomst kan bevorderen.
Maar minister Schouten vindt het belangrijk om in één keer helemaal over te gaan op het nieuwe systeem. Zij wil voorkomen dat pensioenfondsen nog zeventig jaar twee pensioensystemen naast elkaar in de lucht moeten houden – het oude en het nieuwe. Ook de fondsen zelf vinden dat duur en inefficiënt.
Eerst alle fouten opschonen
Pensioenfondsen hebben hun administratie lang niet allemaal op orde. Met soms grote gevolgen: mensen krijgen een hoger of lager bedrag dan waar ze recht op hebben. Of ze horen vlak voor hun pensioendatum dat ze een lager pensioen krijgen dan hen jarenlang is voorgespiegeld. De oorzaak: verkeerde gegevens in de systemen, of fouten in de communicatie.
Exacte cijfers zijn er niet, maar uit recent onderzoek van toezichthouder AFM valt af te leiden dat jaarlijks zeker tienduizenden fouten ontdekt worden. De toezichthouder richtte zich alleen op het jaar 2019 en op reeds ingegane pensioenuitkeringen. Bij 20.000 pensioenuitkeringen bleek een verrekening of terugvordering te zijn doorgevoerd.
Ouder onderzoek van de AFM, uit 2010, laat nog schokkender cijfers zien. Bijna twee op de drie bedrijfstakpensioenfondsen bleken pensioenaanspraken niet correct weer te geven op het jaarlijkse pensioenoverzicht aan werknemers en gepensioneerden – al ging het in de meeste gevallen om kleine foutjes.
Dit onderwerp kwam nauwelijks aan de orde in het debat. Terwijl het bij de overgang op het nieuwe stelsel cruciaal is dat bij álle fondsen álle gegevens foutloos zijn. Want die bepalen hoeveel geld iedereen in zijn persoonlijke potje krijgt. Als dat misgaat, en iemand krijgt te weinig, dan is dat moeilijker te compenseren dan nu. Je kunt die compensatie immers niet meer uit die ene gezamenlijke pensioenpot halen.
Eén generatie gaat er onvermijdelijk op achteruit: de groep rond de 40 à 50 jaar
De pechgeneratie
Eén generatie gaat er onvermijdelijk op achteruit bij de overgang naar het nieuwe systeem: de groep rond de 40 à 50 jaar. Deze pechgeneratie moet „adequaat” gecompenseerd worden, staat in de wet. Maar hoe?
Dit probleem komt door een ándere grote verandering in het nieuwe stelsel. Nu gaat een deel van de inleg van jonge werknemers nog naar oude werknemers. Aan die subsidie komt een einde.
Het pensioen wordt daarmee eerlijker, vinden de voorstanders van de wet, en sluit beter aan op de moderne arbeidsmarkt. Nu is het nog erg nadelig om als 45-jarige je vaste baan en pensioenregeling te verruilen voor het zzp-schap. Je hebt de jong-naar-oudsubsidie dan wel betaald, maar zult er niet meer van profiteren. Straks krijgt iedereen zijn eigen inleg.
Maar: bij de overgang op het nieuwe stelsel worden álle mensen rond de 40 à 50 jaar geconfronteerd met het feit dat zij deze subsidie vroeger betaald hebben, maar in het nieuwe stelsel niet meer zullen ontvangen. Vandaar dat de wet „adequate” compensatie voor hen eist.
Gemiddeld genomen lijken pensioenfondsen daarin te gaan slagen, volgens doorrekeningen. Ze kunnen een deel van hun buffer gebruiken, of de premie iets verhogen. Maar slagen álle fondsen daarin? Wat als een fonds bijvoorbeeld relatief veel mensen telt uit deze pechgeneratie? Dan wordt de compensatie veel duurder.
Ook als de economie er slecht voorstaat op het moment dat pensioenfondsen overstappen op het nieuwe stelsel, wordt de overgang ingewikkelder. Als hun financiële reserves verdampt zijn, hebben zij minder geld om de veertigers en vijftigers te compenseren. Dan lijken pijnlijke keuzes onvermijdelijk. Zoals een pensioenverlaging vlak voor het moment van overgang – wat het vertrouwen in het nieuwe stelsel direct zou beschadigen. Of een forse premieverhoging voor werkenden.
Waar oppositiepartijen de onzekerheden blijven benoemen, benadrukten coalitiepartijen woensdag dat niets doen óók geen optie is. Zij willen een persoonlijker en duidelijker pensioenstelsel, en zijn ervan overtuigd dat deze wet daarvoor zorgt. D66’er Marijke van Beukering: „Een grote verandering is hard nodig.”