N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Spermadonatie Door de opkomst van internationale dna-databanken ontdekt een generatie volwassenen wie hun donorvader is. Vrijwillige ‘donordetectives’ helpen met de zoektocht.
Vóór haar 28ste dacht Ester de Lau (49) precies te weten waar ze vandaan kwam. Zij was het product van twee ouders die de leiding gaven aan een geërfde brillenfabriek, en met wie ze lange tijd een hechte drie-eenheid vormde. Als enig kind stond ze naast hen, niet eronder. Als zij uit eten gingen, mocht Ester mee. Die symbiose eindigde met een donderslag, toen haar vader ‘boodschappen’ ging halen en nooit meer terug naar huis kwam. Haar ouders scheidden, het leven was ze zo beroerd afgegaan, dat Ester zich zelfs af begon te vragen of ze nou echt zo nodig een kind hadden moeten krijgen.
Maar er was nooit een aanwijzing geweest dat haar vader niet haar biologische vader was.
En toen, jaren later, op een dag in de opbouwende fase van Esters leven – net een huis gekocht en net getrouwd – vertelden ze het aan haar.
Ester was verwekt met donorzaad.
Een kennis die ervan op de hoogte was, dreigde het te verklappen. De man van Esters moeder was onvruchtbaar. Wie haar biologische vader was, wisten ze niet. Het briefje met zijn naam erop, werd op de dag van haar verwekking in kleine stukjes gescheurd door de gynaecoloog, vertelden haar ouders.
Het is maar beter dat het kind er niets van weet, hielden de meeste fertiliteitsartsen hun cliënten tot diep in de jaren 90 voor. Dit zegt Ties van der Meer, voorzitter van Stichting Donorkind. Nurture boven nature, was de opvatting in die tijd, opvoeding was belangrijker dan genetica. Tot 2004 konden mannen in Nederland daarom anoniem doneren. Dit idee past minder bij de huidige tijd en de beschikbare zoekmethodes. Veel volwassen donorkinderen zijn nu vastberaden hun anonieme donorvader te vinden.
Van der Meer: „Internationale dna-databanken herstellen het machtsevenwicht. Eerst bewaarden ouders en klinieken een geheim, nu kan het donorkind eindelijk zelf kennis vergaren.”
Wangslijmvlies
Voor kinderen van anonieme donoren die hun vader willen vinden, begint de zoektocht bij de kliniek waar ze zijn verwekt. Daar krijgen ze meestal nul op het rekest: als er al administratie was, is die vaak vernietigd. Veel artsen en klinieken gingen onzorgvuldig met informatie om.
Een donorkind kan ook terecht bij Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting (Sdkb). Als gegevens bekend zijn over een donorvader, hebben zij die. Daar vindt maar een klein deel een antwoord.
De volgende stap is de Nederlandse databank van het FIOM, een stichting gespecialiseerd in afstammingsvragen. In die in 2010 opgerichte databank kunnen donorkinderen en donoren aan elkaar gekoppeld worden als zij zichzelf vrijwillig hebben ingeschreven. „We merken dat veel donoren niet eens weten dat die databank er is”, zegt Van der Meer. Veruit de meeste donorvaders -– en broers en zussen -– worden nu gevonden via internationale dna-databanken. Zij hebben, ook doordat veel mensen ‘pleziertests’ doen, om iets te weten te komen over hun achtergrond, een schat aan informatie. „In de weken na de feestdagen, als veel mensen tests cadeau krijgen, nemen er altijd meer donorkinderen contact op.” De banken bieden voor een paar tientjes zelftestkits aan, die je terug kunt sturen. Een beetje speeksel in een buisje, of wat wangslijmvlies op een wattenstaafje.
Lees ook: In Nederland is er een tekort aan spermadonors, en dus trekken vrouwen naar Denemarken
Ester de Lau, die nu bestuurslid van Stichting Donorkind is en als ‘donordetective’ zoekende mensen bijstaat, vond haar eigen vader na jaren van intensief zoekwerk, met dank aan de databanken. „Iedere anonieme donorvader is nu vindbaar”, zegt ze, „als je er maar genoeg tijd in steekt.”
MyHeritage
Het is onduidelijk hoeveel Nederlanders inmiddels dna hebben ingeleverd bij zo’n databank, vermoedelijk tienduizenden. Een van de bekendste, MyHeritage, zegt wereldwijd meer dan honderd miljoen gebruikers te hebben.
Elke anonieme donorvader is nu vindbaar, als je er genoeg tijd in steekt
Binnen een paar weken krijgt de zoeker van de internationale databank bericht over gevonden matches: familieleden. Soms is het meteen raak: als de vader zich ook heeft ingeschreven. Meestal zijn de matches verder weg: nichtjes, ooms. Dan start het ‘stambomen’ en het speuren.
Claire, die niet met haar hele naam genoemd wil worden. „Ik dacht meteen: ik kan niet met dit gat leven. De helft van mij is onbekend –ondraaglijk.” Ze kwam er net als zovelen per ongeluk achter. Een familielid kreeg een dna-test cadeau. „Gewoon leuk. Maar de uitslag vertelde dat mijn vader mijn biologische vader niet kon zijn. Dat ontdek je dan zomaar.” Wie hij dan wel was, bleek niet meteen.
Haar ouders waren er van overtuigd dat zij ‘het’ niet hoefde te weten. „Door de opvoeding zou het kind zich als haar opvoedouders ontwikkelen, zei de dokter. Die zei zelfs dat het voor de hechting vader-kind belangrijk was dat het kind het niet wist. Ik geloof echt dat mijn ouders dat uit goede bedoelingen overnamen.”
Twijfel over haar afkomst speelde in haar jeugd een rol die niet is uitgediept – er werd alleen oppervlakkig over gepraat. „Mijn zus en ik leken niet op elkaar. Daar hebben we als kind weleens over gefantaseerd: we zijn zeker verwisseld in het ziekenhuis.”
Pas recent kantelde het beeld dat donorkinderen van niets moesten weten, zegt Van der Meer. „Door wetenschappelijk onderzoek, maar ook omdat er meer single moeders en lesbische koppels sinds eind jaren 80 donorkinderen kregen – nieuwe doelgroepen die niet verborgen hielden dat het donorkinderen waren.” Zo werd er meer over gepraat.
Omdat Claire haar vader zelf niet kon vinden, kwam ze bij de donor-detectives terecht. Zoeken is niet makkelijk, en kan jaren duren als er geen goede dna-match is. „Als je dna met iemand deelt, deel je ook een voorouder”, zegt Ester de Lau van Stichting Donorkind. „De vraag tijdens zo’n zoektocht is: welke? Ik had zelf bijvoorbeeld een match in Amerika, met een overgrootvader die was geboren in Nederland: Peter Dickson.” Dat kon ze aflezen aan de stamboom die haar ‘match’ zelf had gebouwd en gepubliceerd, want de dna-databanken bieden ook een genealogische gereedschapskist – het zijn niet alleen maar matchmachines. „Ik ging opzoek naar iemand met die naam, die op dezelfde dag was geboren in Nederland. Maar Dickson kan ook Dijkstra, Dirksen of een andere vertaalde naam zijn, dus dat was zoeken naar een speld in een hooiberg.” Dat puzzelen, zegt Ester, voelt als empowerment van donorkinderen. „Mensen die dachten dat ze het nooit zouden weten, wijs ik de weg.”
Ze zit aan een ronde tafel in haar lichte woning met vintage meubels. Hier, in Hilversum, woont zij met haar vriend en hun samengestelde gezin met vier kinderen. Terwijl de rest door het huis scharrelde, televisie keek en ten slotte naar bed gingen, was zij op zoek naar haar donorvader. „Ik kan zo geconcentreerd werken dat ik het zelfs niet hoor als iemand tegen me praat.” Als haar eigen zoektocht stokte, hielp ze andere donorkinderen om hún vaders te vinden.
‘Ze heeft jouw neus, jouw oren’
De eerste tien jaar na de onthulling van gescheiden ouders deed ze zelf niets met de informatie. Omdat ze ze zich schuldig voelde, iets waar veel donorkinderen last van hebben. Haar ouders hadden haar al die jaren opgevoed, en dan zou ze nu opzoek gaan naar een donor die ze nooit had gezien. „Toen lag mijn eerste kind in de wieg, een prachtig meisje. En dan zegt bezoek: ze heeft jouw neus, jouw oren.”
Daardoor begon haar eigen verborgen verleden te kriebelen, en toen de kriebel na tien jaar een hardnekkige jeuk was geworden, vond ze zichzelf steeds vaker terug achter die laptop. Scrollend langs foto’s van artsen op leeftijd. De websites van ziekenhuizen doorploegend. Zat er eentje bij met net zulke glinsterende blauwe ogen als zij? Het verhaal ging in die tijd dat gynaecologen geneeskundestudenten inschakelden voor zaaddonatie. Dat spoor liep dood.
Via de Facebook-pagina van Stichting Donorkind kwam ze in die tijd in contact met andere kinderen die hun biologische vader wilden vinden en samen gingen ze op zoek. „We gaven elkaar dag en nacht tips in onze appgroep ‘Donormeisjes en een detective’.” Toen één vrouw in 2017 haar vader als eerste vond, hielp zij de rest. Nadat alle zes groepsleden hun vaders hadden getraceerd, speurden de ‘detectives’ door voor anderen.
„We ruimen de rommel op die door klinieken is veroorzaakt ”, zegt Ester. „We zouden wel gefinancierd willen worden door de overheid.”
Het aantal kinderen dat hun donor zoekt neemt toe, merken ze bij Stichting Donorkind, dat daar geen cijfers over bijhoudt. Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting (Sdkb), die gegevens bewaart en beheert van donoren, doet dat wel en constateerde dat in 2021 30 procent meer verzoeken om gegevens binnenkwamen dan het jaar ervoor. Verzoeken die ze lang niet allemaal kunnen honoreren, omdat ze maar een beperkt aantal gegevens hebben.
Donorkind Nienke (32) uit Groenlo voelde zich in haar gezin vaak een vreemde eend in de bijt. Het was geen geheim dat zij was verwekt met behulp van een donor, maar de drang om hem te vinden, hij had anoniem gedoneerd, ontstond pas toen ze zelf volwassen was en kinderen kreeg.
Ze schreef zich in bij een dna-databank, maar begreep amper wat ze met de uitkomst moest. „Ik kreeg een match met iemand met wie ik 266 ‘centimorgan’ deelde.” Dat is een eenheid die aangeeft hoeveel genetisch materiaal de mensen delen. „En nu, dacht ik? Dit is abracadabra. Met mijn moeder heb ik 3.500. Dus 266 leek mij niks. Maar Ester zei: dat is een hartstikke goede match. Ik had het al bijna opgegeven, maar zij was heel enthousiast en fanatiek. Toen is zij als een malle stambomen gaan bouwen.”
Ester en de andere donordetectives voelen de morele verplichting anderen te helpen. Ieder kind heeft het recht te weten van wie het afstamt, staat in het Internationale kinderrechtenverdrag, en de wet is in strijd met dat verdrag omdat veel donorkinderen van voor 2004 niet weten wie hun biologische vader is.
Via een zoektocht die zich van databanken verplaatste naar krantenarchieven vond Ester de Lau uiteindelijk de broer van Nienkes donor, die ze benaderde. Kort erna stuurde haar donorvader een bericht: „Het is goed mogelijk dat ik jouw donor ben.”
Nienke was „in shock”. „Ik ging er vanuit dat hij niet te wachten zat op contact, omdat hij anoniem gedoneerd had, maar dat wilde hij wel. Hij was ineens een persoon met een eigen familie en een leven. Een mens.”
Hij was ineens een persoon met een eigen familie en een leven. Een mens
Op een zondagmiddag in maart ging Nienke samen met haar man naar Amsterdam. „Trap omhoog, en daar stonden ze. Het voelde meteen heel vertrouwd. Ik voelde verwantschap. Ik kon open zijn en mezelf zijn.”
Bij Stichting Donorkind zien ze dat „ruim 90 procent” van de opgespoorde donorvaders die worden opgespoord in ieder geval openstaat voor het eerste contact, zegt Ties van der Meer. Zijn eigen donorvader, die hij in 2019 via een internationale databank vond, wil om onbekende redenen niet met hem communiceren. Af en toe stuurt Ties hem een mail: nu wel? Uit de stilte blijkt dat in een tijd waarin alles lijkt te kunnen, niet alles kan.
Lees ook: Over de kinderen van Karbaat
Er is een speciale categorie donoren die ook niet ontmaskerd wil worden, maar door donordetectives steeds weer wordt gevonden. Ze stuiten regelmatig op fertiliteitsartsen die in het verleden heimelijk hun eigen zaad doneerden. De bekendste is Jan Karbaat, die zo’n tachtig kinderen voortbracht. Zo legden de donordetectives de laatste jaren bloot dat de fertiliteitsindustrie lange tijd min of meer het Wilde Westen was.
Verscheurde families
Uit diverse onderzoeken blijkt dat het onthullen van een donorgeheim vaak families verscheuren. Donorkinderen voelen zich verraden, blijkt ook uit het verhaal van Claire, die een paar maanden geleden met hulp van Ester haar donor vond. „Zoals Ester altijd zegt: het voelt als de Trumanshow, je wordt voor gek gehouden. Anderen wisten het, ik niet.” Claire kwam zoals veel andere donorkinderen in een „loyaliteitsconflict” terecht. „Ik wilde begrip hebben voor de keuze van mijn ouders, maar ook uitvinden wie mijn biologische vader was. Het is een fijne man en ik wil hem in mijn leven, maar dat ligt gevoelig bij mijn familie. Het is dus geen eind goed al goed.”
Na drie jaar zoeken vond ook Ester de Lau haar vader, die was overleden. Ze had weinig matches, en is zelfs langs deuren geweest bij mogelijke verwanten. „Ik heb aangebeld met dna-tests onder mijn arm. Zou u…?” Sommigen deden dat, en zo raakte ze in contact met een van de twee wettige kinderen van haar vader. Nu heeft ze negen donorbroers – en zussen gevonden. „Toen er wéér een bijkwam, heb ik beschuit met muisjes getrakteerd op het werk.”