De productie en handel in anabolen is in Nederland verboden, maar het gebruik niet.
Foto David van Dam
Nee, trots is niet het juiste woord, zegt Lauren L.(38): een beer van een vent die haast uit zijn grijze colbert knapt. „Maar ik wil benadrukken dat het niet in een badkuip op drie hoog in de Bijlmer geproduceerd werd.”
Voor iemand die wordt vervolgd voor grootschalige anabolenhandel en -productie én van wie justitie meer dan een half miljoen euro aan criminele winsten terugvordert, besteedt L. in de rechtbank Schiphol opvallend veel tijd aan het toelichten van het strafrechtelijk irrelevante: de kwaliteit van zijn anabolenmerk Euro Pharmaceuticals (EP).
De grondstoffen bestelde hij in China en leverde hij samen met verpakkingsmaterialen – flesjes, dopjes, rubbertjes – aan bij een ‘hoofdlaborant’ in een professioneel laboratorium die buiten werktijd de anabolen volgens alle professionele standaarden vervaardigde. „Ik ben mijn hele leven ondernemer en neem een grote verantwoordelijkheid voor wat ik doe. De nadruk ligt altijd op hygiëne.”
Iedere batch werd getest bij een speciaal laboratorium in Tsjechië, onder meer op viscositeit en homogeniteit. Ook werd het productieproces op de juiste manier gedocumenteerd. „Het is dat het niet mocht, maar anders was het ISO gecertificeerd,” verwijst L. naar de wereldwijd erkende norm op het gebied van kwaliteitsmanagement.
Postpakketten
Volgens het Openbaar Ministerie is Lauren L. „de centrale man, spil in het web” van een samenwerkingsverband dat draaide om het op grote schaal bereiden en verhandelen van anabolen. Met drie bevriende medeverdachten staat hij dinsdag en woensdag terecht vanwege die jarenlange anabolenhandel, maar ook wegens witwassen en drugsbezit. Peter van K. (36) wordt beschouwd als L.’s compagnon en Rory W. (37) hielp volgens justitie bij het bestickeren en de verkoop. En dan is er ook nog Arnout van O. (34) waar opsporingsdienst FIOD „een enorme illegale apotheek” aantrof die naast anabolen ook spierverslappers, erectiebevorderende middelen, een kleine kilo mdma (de werkzame stof in xtc) en de drug ghb omvatte.
De FIOD kwam het viertal op het spoor na de onderschepping van postpakketten uit China met grondstoffen voor anabolen – verstopt in onder meer oosterse wandversiering of verhuld door er ‘Instant Oatmeal & Coconut powder’ op te schrijven.
De productie en handel in anabolen is in Nederland verboden, maar het gebruik niet. En dat gebruik is bezig met een opmars. De Dopingautoriteit, die een groei signaleert, schatte het aantal Nederlandse gebruikers vorig jaar op 40.000 tot 50.000. De tijd dat alleen professionele bodybuilders anabolen slikken en spuiten is voorbij. Volgens onderzoekers van de Vrije Universiteit en Bureau Beke normaliseert het gebruik als lifestyle.
De Instagram-feed van verdachte Arnout van O. illustreert die normalisering. Op foto’s poseert hij met extreem gespierde en gebruinde vrienden op dance festivals: bovenlijven ontbloot. Tijdens de rechtszaak heeft hij het over „jongens uit het feestwereldje” aan wie hij anabolen verkocht.
Met zijn Brabantse accent vertelt Van O. de rechters hoe hij in 2015, toen hij nog bij de Luchtmobiele Brigade zat, begon met anabolengebruik. Een jaar later verliet hij het leger en ging hij als personal trainer werken. Toen begon hij naar eigen zeggen te handelen – het OM stelt dat dit al in 2015 was. „Er komen mensen bij je die een bepaald resultaat willen: spieropbouw, vetverlies of kracht. En daar komen vaak middelen bij kijken”, licht Van O. toe. „Dan geef je mensen adviezen en kunnen ze spullen bij jou halen, steroïden bijvoorbeeld.”
Momenteel zit Van O. een celstraf van 3,5 jaar uit, omdat hij in 2021 in Limburg een sportschoolhouder thuis twee tanden uit de mond sloeg en 9.600 euro afhandig maakte. In die rechtszaak kwam naar voren dat hij vanwege wat hij als militair in Afghanistan meemaakte PTSS heeft en een stoornis in het gebruik van speed, cocaïne en anabole steroïden. Van O. zegt dat hij nadat hij uit dienst ging „het spoor bijster raakte en steeds meer drugs en steroïden” ging gebruiken.
Mede vanwege die persoonlijke omstandigheden eist de officier van justitie ‘slechts’ 10 maanden onvoorwaardelijke celstraf tegen Van O., evenveel als tegen ‘bestickeraar’ W. Hij houdt er bovendien rekening mee dat de strafzaak zo’n vier jaar op zich heeft laten wachten. Tegen de twee mannen die de anabolenhandel zouden hebben bestierd worden hogere straffen geëist: 20 maanden voor Van K. (die alles ontkent) en 30 maanden voor „de grote en centrale man” Lauren L. De uitspraak is op 8 december.
Bridget Lagerweij (17) had dit schooljaar vreselijke pech. Bij het eindexamen havo op het Sint-Maartenscollege in Voorburg haalde ze voor alle vakken samen genoeg punten om te slagen, maar ze kreeg toch geen diploma omdat ze voor haar profielwerkstuk een 3 had gehaald. Precies in de weken dat ze eraan moest werken kreeg ze de ziekte van Pfeiffer. Terwijl ze aan het herstellen was, moest ze ook nog leren voor de schoolexamens. Haar profielwerkstuk, dat ging over antibiotica, schoot er zo bij in.
Achteraf gezien had ze door die onvoldoende eigenlijk niet eens mogen deelnemen aan het centraal schriftelijk eindexamen. „Maar ik was al bezig, dus ik heb de examens toch afgemaakt”, vertelt ze. Ze kreeg van school te horen dat er nog een laatste kans was om te slagen: als ze in de zomer haar profielwerkstuk zou verbeteren naar minimaal een 4. Dat kon niet op haar eigen school, maar wel op het Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs (Vavo).
We zien heel wat profielwerkstukken die zijn geschreven met behulp van AI. Dat herkennen we inmiddels
Dus zit ze op een zonnige julidag, terwijl haar geslaagde klasgenoten al vakantie vieren, opnieuw over haar profielwerkstuk gebogen. Bij VAVO Haaglanden, onderdeel van ROC Mondriaan, op tien minuten lopen van treinstation Den Haag Centraal, kunnen gezakte leerlingen in de zomer nog vóór het nieuwe studiejaar hun diploma halen. Bridget Lagerweij wil, als ze slaagt, in september beginnen aan een studie maritieme techniek.
Lees ook
Over de schouders van de docenten meekijken op uitslagendag: ‘Je weet zeker al waarom ik bel’
Cijferlijsten combineren
VAVO Haaglanden biedt drie verschillende zomertrajecten, waar dit jaar in totaal ruim tachtig leerlingen aan meedoen. De meesten komen om hun combinatiecijfer op te krikken, waarmee ze onvoldoendes op andere vakken kunnen compenseren. Dit cijfer is het gemiddelde van het profielwerkstuk dat in de laatste klas van de middelbare school moet worden gemaakt, plus een aantal vakken waarvoor geen centraal examen wordt gedaan, maar die wel meetellen, waaronder maatschappijleer. VAVO Haaglanden biedt twee mogelijkheden om het combinatiecijfer te verhogen: het profielwerkstuk verbeteren (een driedaags traject) en het schoolexamen herkansen waarmee maatschappijleer is afgesloten (een tweedaags traject).
Leerling mogen geen gebruik maken van ChatGPT of andere AI-programma’s.
Foto Bart Maat
De rest van de deelnemers komt voor het zogenoemde ‘conversietraject’, het alsnog laten omzetten van een cijferlijst in een diploma. Zo is het mogelijk om van een vwo-lijst een havo-diploma te maken, als je één vak waarop je een onvoldoende hebt laat vallen. Dat kan omdat je op het vwo (minimaal) negen vakken hebt, en op de havo acht. Of als je twee jaar achter elkaar voor hetzelfde diploma bent gezakt, dan kun je alsnog slagen als je de beste cijfers van de twee cijferlijsten combineert.
VAVO Haaglanden verdient nauwelijks iets aan de zomertrajecten, zegt Robert Reijns (38), die dit programma coördineert. Meedoen kost 350 euro per traject. „Dat dekt ongeveer de kosten.” Maar het is wel een goed visitekaartje voor deze onderwijsinstelling. Want wie in de zomer niet slaagt, kan kiezen: weer terug naar de middelbare school, om het eindexamenjaar helemaal over te doen. Of zich inschrijven op het volwassenenonderwijs, om komend studiejaar alleen de onvoldoendes te herkansen. Die route is de laatste jaren steeds populairder geworden. VAVO Haaglanden zag het aantal aanmeldingen verdubbelen van rond de vijfhonderd in schooljaar 2020-2021 naar meer dan duizend afgelopen schooljaar.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="De nieuwe deelvraag die ze hebben verzonnen en het antwoord daarop moeten de leerlingen in hun eigen woorden en met de hand schrijven.
Foto Bart Maat
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="De nieuwe deelvraag die ze hebben verzonnen en het antwoord daarop moeten de leerlingen in hun eigen woorden en met de hand schrijven.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-description="Wie in de zomer niet slaagt, kan terug naar de middelbare school of zich inschrijven op het volwassenenonderwijs.
Foto Bart Maat
” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Wie in de zomer niet slaagt, kan terug naar de middelbare school of zich inschrijven op het volwassenenonderwijs.
Nick Buitelaar (18) heeft zich ingeschreven voor twee zomertrajecten tegelijk. Bij het eindexamen vwo op het Christelijk Lyceum in Delft heeft hij vier vijven gehaald, dat waren er twee te veel. Eén daarvan heeft hij weggewerkt bij een herkansing. Een ander vak waarvoor hij een onvoldoende had, laat hij vallen. Dan heeft hij nog genoeg vakken over om op VAVO Haaglanden zijn vwo-cijferlijst te laten omzetten naar een havo-diploma. Daarvoor moet hij nog wel een opdracht maken, een reflectie schrijven op zijn profielwerkstuk, dat is een wettelijk vereiste bij het conversie-traject.
„Als het lukt, wil ik in september Finance, Tax and Advice gaan studeren”, zegt hij. Maar tegenover de twee vijven die hij nog heeft, moeten ook twee zevens staan. Daar ontbreekt er één van. Door zijn profielwerkstuk over het Suez-kanaal te verbeteren hoopt hij zijn combinatiecijfer te verhogen naar een 7.
Het is volledig mijn eigen schuld. Ik heb er gewoon te weinig tijd aan besteed
De deelnemers hoeven hun profielwerkstuk niet helemaal over te maken. Op de eerste dag maken ze een reflectieopdracht, waarbij ze terugkijken op hun onderzoek en bedenken hoe ze dat anders kunnen aanpakken. Op de tweede dag verzinnen ze een nieuwe deelvraag en zoeken ze informatie om die te beantwoorden. Op de laatste dag herschrijven ze hun conclusie. Allemaal nemen ze plaats achter een computer waarop ze bronnen mogen opzoeken. Maar de tekst die ze straks inleveren, moeten ze met de hand schrijven, en in hun eigen woorden. Dat voorkomt dat ze informatie klakkeloos overnemen.
Reijns maakt aan deelnemers duidelijk dat het gebruik van chatprogramma’s met AI niet is toegestaan. „Jullie zijn beter dan ChatGPT en Gemini.” Dat is geen overbodige waarschuwing, zegt aanmeldcoördinator Annie van der Velden (42). „Leerlingen die willen meedoen aan het zomertraject moeten hun oude profielwerkstuk van tevoren inleveren. We zien er heel wat die zijn geschreven met behulp van AI. Dat herkennen we inmiddels.”
Er lopen begeleiders rond aan wie de leerlingen vragen kunnen stellen. Nola Bukari wil straks management gaan studeren.
Foto Bart Maat
Nola Bukari (19), die het afgelopen jaar al op VAVO Haaglanden zat, moet een 8 op haar combinatiecijfer halen om voor haar havo-diploma te slagen, dan kan ze daarna management gaan studeren. Daarom doet ze zowel mee aan de herkansing voor maatschappijleer als aan het traject voor het profielwerkstuk. Voor haar werkstuk over milieuproblemen heeft ze een nieuwe deelvraag bedacht: wat zijn de oorzaken en gevolgen van de plastic soep in de zee? Op websites van onder meer het Wereld Natuur Fonds en de Plastic Soup Foundation zoekt ze doelgericht naar informatie. Geconcentreerd vat ze samen wat ze vindt. Om haar heen is het soms rumoerig, maar ze laat zich niet afleiden. Ruim binnen de tijd is ze klaar.
Dat geldt niet voor iedereen. Sommige deelnemers weten niet waar ze moeten beginnen. Ze scrollen onrustig over hun schermen zonder iets op te schrijven. Begeleiders lopen rond om hen op weg te helpen. Reijns snapt wel wat het probleem is. „Wij verzuipen als samenleving in de informatie. De grote uitdaging is om erachter te komen welke bronnen betrouwbaar zijn.” Wat deze jongeren ook moeten leren, zegt hij, is niet alleen informatie zoeken die hun eigen opvattingen bevestigt. Bij de reflectieopdracht, de dag ervoor, hebben ze al moeten nadenken over dat probleem. Zien ze dat ook terug in hun eigen profielwerkstuk?
Naakt op een paard
Bij de reflectieopdracht hebben ze daarnaast geanalyseerd wat er op school niet goed ging bij het maken van hun werkstuk. „Het is volledig mijn eigen schuld. Ik heb er gewoon te weinig tijd aan besteed”, zegt Olivia Ziaber (18), die al twee keer is gezakt voor het eindexamen havo, vorig jaar op Dalton Den Haag en dit jaar op het volwassenonderwijs. „Ik kan best goed leren, maar ik heb moeite met mijn motivatie”, zegt ze. Dus heeft ze zich nu ingeschreven voor het zomertraject, want in september wil ze beginnen aan een opleiding Built Environment.
De deelnemers moeten reflecteren op hun profielwerkstuk, een nieuwe deelvraag uitwerken en een nieuwe conclusie schrijven. Olivia Ziaber schrijft over de Renaissance.
Foto Bart Maat
Voor haar profielwerkstuk over de Renaissance onderzoekt ze als nieuwe deelvraag welke invloed die periode heeft op de huidige cultuur. „Het was niet makkelijk om bronnen te vinden”, zegt ze, „maar ik heb modetijdschriften gevonden waarin ontwerpers de Renaissance noemen als inspiratiebron.” Ook in popcultuur wordt op dit tijdperk teruggegrepen, ontdekte ze. Enthousiast vertelt ze over zangeres Beyoncé, die op de cover van haar album ‘Renaissance’ naakt op een paard zit. „Ze heeft zich laten inspireren door een schilderij van Lady Godiva door de Renaissance-schilder Adam van Noort.”
Nu ze zich hier bij het zomertraject in verdiept heeft, komt ze tot een andere slotconclusie voor haar profielwerkstuk dan eerst. „Ik dacht dat de impact van de Renaissance niet zo groot was”, zegt ze. „Maar nu kom ik erachter dat zo’n beetje alles om ons heen uit die tijd stamt.”
Een paar dagen na de zomertrajecten krijgen de deelnemers de uitslag. Bridget Lagerweij, Nick Buitelaar, Nola Bukari en Olivia Ziaber zijn alle vier geslaagd. Op 27 augustus krijgen ze hun diploma uitgereikt.
Lees ook
En na het eindexamen? De toekomst lonkt, maar eerst een tussenjaar – met reizen, bijbaantjes en een duikbrevet
VAVO Haaglanden biedt drie verschillende zomertrajecten, waar dit jaar in totaal ruim tachtig leerlingen aan meedoen.
Het gaat dramatisch slecht met de grutto in Nederland, maar daar is in de Krimpenerwaard weinig van te merken. Je hoort eigenlijk voortdurend slecht nieuws over de grutto, die tien jaar geleden nog werd uitgeroepen tot nationale vogel. Maar melkveehouder Arjan Mulder trof op zijn weilanden dit voorjaar veertig gruttonesten, van de in totaal 128 nesten van weidevogels als tureluur, kievit, scholekster en slobeend. Een record. „En we hebben ook nog achttien nesten van de zwarte stern”, glimlacht Mulder. Hij bestiert samen met zijn ouders in het Zuid-Hollandse dorp Vlist, aan de gelijknamige rivier, een melkveebedrijf met honderdvijftig koeien. Plus: een weidevogelcamping. „Zo noem ik het”, vertelt Mulder (27) in de tuin van de boerderij. „Als je goed voor trekvogels zoals de grutto zorgt, komen ze elk jaar terug. En hun jongen komen ook weer terug”, zegt hij, „als ze het leuk hebben gehad.” Mensen denken wel eens dat ‘camping’ betekent dat ze hun tentje kunnen opzetten om naar grutto’s te kijken, zegt hij. „Maar dat is niet de bedoeling.” Elk jaar breidt de camping uit en komen er méér grutto’s af op de weilanden. „Kicken”, noemt Mulder dat. „Ik streef naar honderdvijftig broedparen.”
Nederland doet onvoldoende
Mulders voldoening is des te groter omdat het elders in Nederland zo slecht gaat met de grutto. Vorige week stuurde de Europese Commissie een ‘met redenen omkleed advies’ aan het kabinet, een nieuwe stap in een ‘inbreukprocedure’ wegens tekortschietende bescherming van de grutto. Negen jaar geleden diende Vogelbescherming Nederland een klacht in, en vorig jaar schreef de Europese Commissie een eerste aanmaning, die zonder reactie van Nederland kan leiden tot een zaak bij het Europese Hof van Justitie. Volgens de nieuwe aanmaning van vorige week heeft Nederland weliswaar vorig jaar maatregelen aangekondigd, „maar tot dusver zijn deze niet breed genoeg geïmplementeerd om de aanhoudende afname van de soort te keren door landbouwpraktijken aan te passen om broedsucces te garanderen. Bovendien is de aanwijzing van nieuwe sites waar de vogel in aanzienlijke aantallen broedt, nog niet uitgevoerd”, aldus de Commissie. Die maatregelen, genomen door demissionair staatssecretaris Jean Rummenie (Natuur, BBB) bestaan vooral uit meer subsidies, meer bescherming van grutto’s in natuurgebieden, het bestrijden van roofdieren en, opmerkelijk, het machinaal laten uitbroeden van grutto-eieren.
Elk jaar minder grutto’s
Vogelbescherming Nederland vindt de tweede waarschuwing vanuit Brussel „een geweldige steun in de rug”, aldus beleidsmedewerker Bernard de Jong. „We sukkelen al negen jaar. De daadkracht ontbreekt. Dat gaat nu hopelijk veranderen.” Nederland heeft een speciale verantwoordelijkheid voor de grutto, aangezien 80 procent van alle broedparen ter wereld hier broedt. De grutto verblijft het grootste deel van het jaar in met name West-Afrika, Spanje en Portugal en trekt in het voorjaar voor ongeveer twee maanden in Nederland. Helaas worden in het broedseizoen veel jongen niet geboren en grootgebracht, doordat in het Hollandse boerenland de leefgebieden te klein zijn, er onvoldoende water is, de jongen worden weggemaaid, en ze in het korte gras worden opgegeten door andere dieren. Volgens Bernard de Jong daalt sinds 1990 het aantal grutto’s met jaarlijks 4 procent en zijn er nog maar 25.000 broedparen over – tegen ongeveer 120.000 vijftig jaar geleden. De Jong: „Vroeger hadden grutto’s ruimte en tijd genoeg, met gras dat pas half juli werd gemaaid, als de jongen groot genoeg zijn om op te vliegen. Nu moeten ze het doen met kleine, ontwaterde leefgebieden, vol raaigras dat soms eind april al wordt gemaaid.” Alle reden om niet alleen extra bescherming voor de grutto in te stellen in bestaande natuurgebieden („Daar broedt maar 10 procent”) maar het aantal leefgebieden buiten de natuurgebieden uit te breiden.
Arjan Mulder ontving vorige maand, samen met zijn ouders, de ‘Gouden Grutto’ van Vogelbescherming, een wisseltrofee en 5.000 euro voor de boer die „zich bovengemiddeld inzet voor de weidevogels”. Foto Walter Herfst
Het geheim? De koeien
Er zijn mensen die vinden dat voedselproductie en gruttonatuur niet samen gaan. Daar is Arjan Mulder het uitdrukkelijk niet mee eens. Wat is zijn geheim? De jonge boer, tevens biologisch rundveespecialist bij een diervoederbedrijf, wandelt naar de weilanden, waar ruim honderd koeien volop staan te plassen en te poepen. „De koeien zijn het geheim”, lacht Mulder, wijzend naar enkele verse koeienvlaaien. „Kijk eens hoeveel insecten daarop zitten.” Allemaal voedsel voor gruttokuikens. De zestig hectare aan weilanden, een bijna onafzienbaar gebied achter de boerderij, zijn allerminst een kale vlakte, maar enigszins hobbelig en hier en daar drassig, door slootwater dat via een pomp en irrigatiebuizen in het gras is gebracht. Gras maaien doen de Mulders pas laat in het seizoen. „Als we alles vlak maaien, is er geen dekking meer voor de grutto’s, ze vallen op en worden gelijk opgegeten. Door kraaien. Door ooievaars. De enkele keer dat ik maai, heb ik achter de trekker meteen een paar ooievaars zitten, want in het gemaaide gras valt altijd wel wat te halen voor hen.” Aan de randen van het gras staan kruiden en bloemen, goed voor insecten en dus ook voor de weidevogels. Hier en daar zijn elektronische hekken geplaatst. Tegen roofdieren. „Er lopen hier veel katten. Die eten kuikens.” Net als marters, hermelijnen, bunzingen. En hoe meer nesten met weidevogels, hoe beter ze zich kunnen beveiligen tegen deze predatoren. Mulder: „Een grutto redt het niet tegen een kraai. Maar als ze allemaal tegelijk opvliegen, zijn ze samen sterk.”
Ik ben dit voorjaar weinig uitgeweest. Want ja, ik moest de volgende ochtend om vijf uur opstaan om nesten te zoeken
Waardering en felicitaties
Misschien nog bepalender voor het succes van gruttoboer Mulder is dit: dat hij iedere dag in het voorjaar een uur of twee door de weilanden zoekt naar nesten, en die beschermt. Mulder: „Ik zet er een schrikdraadje omheen. Zodat de koeien er niet grazen. Zo blijft het gras daar lang en kunnen de jongen er beschut lopen.” Mulder heeft vorige maand, samen met zijn ouders, de ‘Gouden Grutto’ van Vogelbescherming gewonnen, een wisseltrofee en 5.000 euro voor de boer die „zich bovengemiddeld inzet voor de weidevogels”. Mulder: „Dat is een mooie waardering. En leuk dat burgers uit de omgeving ons daarmee feliciteren en zeggen dat ze het zo leuk vinden. Dat zijn dan wel mensen die ’s avonds op de bank tv gaan kijken terwijl ik dan nog nesten aan het beschermen ben. En ’s ochtends. Ik ben dit voorjaar heel weinig uitgeweest. Want ja, ik moest de volgende ochtend om vijf uur opstaan om nesten te zoeken.”
De zestig hectare aan weilanden van de familie Mulder zijn enigszins hobbelig en hier en daar drassig, door slootwater dat via een pomp en irrigatiebuizen in het gras is gebracht. Foto Walter Herfst
Zonder grutto verdien je meer
Dat niet alle boeren even enthousiast aan de slag gaan met weidevogels, begrijpt Mulder wel. „Je moet een passie voor vogels hebben. Want het levert niks op. Sterker nog: zonder vogels kun je meer verdienen.” Dat heeft te maken met de extra uren die je als weidevogelbeheerder maakt, maar vooral met het later maaien van gras. Wie als boer het maaien van gras uitstelt, om de grutto’s te beschermen, krijgt van de overheid 1.400 euro per hectare. Maar Arjan Mulder zou veel meer verdienen zónder de weidevogels. Dus moet de vergoeding worden verhoogd. Mulder: „Een weidevogel moet kunnen concurreren met een melkkoe.” En als hogere vergoedingen worden beschouwd als ongeoorloofde staatssteun? Hij kijkt over het land. „Het liefst”, zegt hij, „zou ik met andere boeren in de omgeving ‘gruttokaas’ of zoiets willen verkopen, vogelvriendelijk geproduceerde zuivel. Dat je de vergoedingen uit de markt zelf haalt. Maar ja, de praktijk laat zien dat dit niet haalbaar is.”
Lees ook
Grutto’s en boeren gaan niet samen: durf te kiezen
Kijk, hier word ik minder gelukkig van.” Wijkbeheerder Werner (52) stapt met een dikke sleutelbos het halletje binnen van een appartementencomplex in het hart van Crooswijk en inspecteert de toegangsdeur. „Deze hoort niet zomaar open te gaan.” Hup, richting gemeenschappelijke binnenplaats, waar tussen de geparkeerde auto’s een bankstel is gedumpt – „waarom niet aangemeld bij het grofvuil?”. Wijzend naar de vele peuken op de grond: „Hangjongeren”.
In dienst van woningcorporatie Havensteder bezoekt Werner – „liever geen achternaam” – dagelijks zulke complexen. Eerst op Zuid, later in het centrum van Rotterdam en nu zo’n vijf jaar in Crooswijk, een vooroorlogse arbeiderswijk met veel armoede. Werner kent hier elke berging, elk portiek. En hij weet: je hebt overal huurders die vertikken het grofvuil aan te melden. Of het halletje volstouwen met fietsen, soms hele schoenenkasten, waardoor de nooddiensten er niet meer langs kunnen.
En dan bel je als wijkbeheerder even aan. ‘Goh, meneer, mevrouw… volgende keer graag 14010 bellen voor het grofvuil’. Of je plakt er een stickertje op. ‘Dit hoort hier niet thuis’. Zoals Werner ook stickertjes met een duimpje plakt als de boel piekfijn in de orde is: ‘Bedankt!’. En dan gelijk in alle brievenbussen een reep chocolade. Goed gedrag belonen. Want van 90 procent van de huurders – „je zou ’t bijna vergeten” – hoor je niets. Het is een kleine groep „die de aandacht vraagt”.
En ja, hij kent collega’s die geneigd zijn zo’n halletje direct te ontruimen. Maar als je er zes fietsen uitrukt „heb je met zes mensen ruzie”. En de weerstand die dat oproept, van spugen tot schelden, zelfs bedreiging, vindt Werner het niet waard. Hij is geen politieagent, maar sociaal wijkbeheerder, met de nadruk op sociáál. Liever gaat hij met huurders in gesprek.
Alleen: wat als in de gemeenschappelijke ruimte geen fietsen staan, maar… Werner wijst op een houten box in de hoek van het halletje, aan de binnenkant bekleed met isolatiemateriaal. Staat er óók al een tijdje. „De afzuiger van een wietplantage.”
Grote kans dat ergens in dit appartementencomplex, vier verdiepingen hoog, een kwekerij zit. En ja, ook op deze box heeft Werner een stickertje geplakt: ‘Dit hoort hier niet thuis’. Maar wíl hij eigenlijk wel weten wie de eigenaar is? En is het dan zíjn taak om vervolgens aan te bellen bij de huurder, misschien wel een zware crimineel? ‘Goh meneer, mevrouw… 14010’.
In dienst van woningcorporatie Havensteder bezoekt Werner appartementen in de vooroorlogse wijk Crooswijk.
Foto Hedayatullah Amid
Onbegrepen gedrag
Twee kilometer verderop, op het hoofdkantoor van Havensteder, valt bestuurder Sander Uiterwaal direct met de deur in huis: „Een deel van onze wijkbeheerders loopt liever niet meer in bedrijfskleding. Die rijdt liever ook niet meer rond in een auto met ons logo.” Het gaat om een minderheid van de medewerkers, maar stilaan zwelt hun aantal aan.
Soms op aanraden van de politie. En Uiterwaal begrijpt het. „Maar het lastige is: het leidt tot een terugtrekkende beweging, terwijl je als woningcorporatie in de wijk juist zo zichtbaar mogelijk wilt zijn.”
In een veranderende samenleving verandert ook de rol van de wijkbeheerder.
Havensteder, dat in heel Rotterdam sociale woningbouw verhuurt, van Zuid tot Vreeswijk, Ommoord, Lombardije, Noord, Crooswijk en Capelle aan den IJssel, telt circa veertig wijkbeheerders en elf tot twaalf huismeesters, op zo’n 42.000 huurders. Zij zijn de ogen en oren van de corporatie en het aanspreekpunt voor de huurder. Je kunt niet om ze heen, want elke nieuwe bewoner krijgt een huisbezoek en een tasje met belangrijke telefoonnummers en folders over opzoomeren, verduurzamen en – in Crooswijk – als kleine „geste” een cadeaubon van 10 euro voor de supermarkt om de hoek.
Met als motto ‘schoon, heel, veilig’ heeft het wijkbeheer van Havensteder van oudsher een ondersteunende taak. Letten op kapotte ruitjes en deurbellen, een verdwaalde vuilniszak. Alles repareren wat je met de multitool kan fiksen, luidt de vuistregel, en voor het overige belt een wijkbeheerder de technische dienst. Daarnaast hangt zijn of haar portretfoto met algemeen telefoonnummer in tal van portieken, zo zichtbaar mogelijk, voor meldingen van overlast, vandalisme, zorgen om een buur. En ook voor sociale projecten is de wijkbeheerder de aangewezen persoon.
Een fijnmazig netwerk, juist in Rotterdam, waar ooit iemand tien jaar dood in huis lag zonder dat de buren het wisten. Sindsdien is het belang van zulk opbouwwerk in de hele stad erkend.
Hoe veilig ben je nog als je als wijkbeheerder per ongeluk een drugspakket in de meterkast aantreft?
Maar dat netwerk, zien ze bij Havensteder, staat onder druk. Bestuurder Uiterwaal ziet het aantal huurders met „onbegrepen gedrag” toenemen omdat mensen niet meer in een instelling verblijven maar langer thuis wonen – onder meer door bezuinigingen in de zorg. Dat zijn dementerende ouderen, maar ook mensen met onberekenbaar en/of agressief gedrag. Hij ziet ook de woonfraude toenemen – onderhuur, overbewoning – als gevolg van het landelijk woningtekort. En wat te denken van verhuftering en verharding van de drugscriminaliteit? Hoe ga je daar als woningcorporatie mee om?
Meest zichtbaar is de reeks ontploffingen met Cobra’s bij voordeuren: die had je voorheen nooit; afgelopen twee jaar telde Havensteder er ruim veertig. „Ruim 3,5 ton schade”, zegt Uiterwaal. „Aan portieken, bellen, brievenbussen.” Maar veel vervelender, zegt hij, is de onrust die zoiets veroorzaakt in een appartementencomplex. „Na elke explosie belt de hele flat ons op. Zijn we hier nog wel veilig?’ ‘Ik wil verhuizen!’” En eerst leek het nog te gaan om misgelopen drugsdeals, maar nu is een uit de hand gelopen ruzie al genoeg reden voor zo’n explosie.
Minstens zoveel impact hadden de incidenten die medewerkers van Havensteder het afgelopen jaar hebben meegemaakt. Er werd een huismeester bedreigd met een pistool omdat ze in een berging twee inbrekers op heterdaad betrapte. Twee medewerkers werden korte tijd gegijzeld door een bewoner toen ze binnenkwamen voor een klusje – „categorie stortbak repareren”. En in complexen waar een drugslab is opgerold, of een illegaal bordeel, ervoeren medewerkers bedreiging en intimidatie. En vergeet ook niet de vele incidenten met huurders met een kort lontje.
Voor bewijs daarvan hoef je maar een blik te werpen op de gevel van het kantoortje waar Werner deze ochtend zijn ronde begon. De ‘Wijkhub’ aan de Boezemstraat in Crooswijk, waar behalve Havensteder ook de gemeente een aanspreekpunt heeft voor bewoners: de ruiten zijn ingegooid, alle vijf.
Een burger kwam verhaal halen, vermoedelijk nadat z’n uitkering was ingetrokken, zegt Werner. „Maar er bleek niemand meer van de sociale dienst aanwezig. En toen richtte-ie zijn agressie op een collega, en daarna op de buitengevel.” Hup, klinker lostrekken en één, twee, drie, vier, vijf ruiten. Hoofdschuddend: „Na één voel je de ontlading, toch?” En het nare: zijn collega zit nu al weken ziek thuis.
Foto Hedayatullah Amid
Gelukkig is hij liever onderweg, de wijk in. Werner, al twintig jaar sociaal wijkbeheerder, is voor twaalfhonderd huurders in de wijk het gezicht van de woningcorporatie. Hij ziet zichzelf vooral als „community builder”. Zo poogt hij nu in een leeg winkelpand in Crooswijk een ‘warme huiskamer’ te creëren, waar bewoners terecht kunnen voor koffie of een filmavond. Broodnodig, bleek bij de laatste energiecrisis. „Toen hadden we ook zo’n plek en liep het storm omdat veel bewoners hun verwarming hadden uitgedraaid.”
Werner is geen hulpverlener of psycholoog, maar hij voelt zich er soms wel een. Sinds het aantal huurders met een hulpvraag toenam terwijl de zorg juist verschraalde, let hij extra op ramen waar de gordijnen langdurig gesloten zijn. Of waar de post ophoopt. Sommige bewoners verwijst-ie door naar de woonconsulent, als het niet goed gaat. En om psychische problemen op tijd te leren signaleren heeft Werner nu ook een first aid mental health-cursus gevolgd.
Aangifte
En ook hij is wel eens uitgescholden. Maar dat is ook wel typisch ‘Crooswijk’, een echte volksbuurt. „Hier schelden ze je eerst de tyfus en dan zeggen ze: ja, maar niet jij hè… Hávensteder.” Wantrouwen jegens instituties: ook dat zien ze bij de woningcorporatie toenemen.
„Kijk, hier hang ik.” Werner wijst naar zijn foto in een van de portieken in Crooswijk. Zijn vak draait om zíchtbaarheid, „je bent het cement tussen de stenen”. Maar sommige van zijn collega’s voelen zich daar niet meer prettig bij. Die gaan zonder bedrijfstenue over straat en doen geen aangifte meer onder hun eigen naam, zoals van gebroken ruiten of vandalisme.
Eerst vond Werner dat allemaal maar flauwekul, maar inmiddels doet hij zelf ook vaak liever aangifte namens Havensteder. Want Werner is niet naïef. Ook hij ziet in deze wijk jongens op dure fatbikes waarvan-ie zich afvraagt: zijn die wel eerlijk verdiend? En als je dan hoort over al die drugsvangsten in de haven en beseft hoeveel geld erin omgaat. „Hónderden miljoenen; een keiharde wereld.” Dus je kijkt als wijkbeheerder wel twee keer uit. Want hoe veilig ben je nog als je, zoals een collega laatst, per ongeluk een drugspakket in de meterkast aantreft?
Op de binnenplaats zijn verschillende bewoners een eigen moestuin begonnen.
Foto Hedayatullah Amid
Geef corporaties meer bevoegdheden in de aanpak tegen ondermijning, is de boodschap die Aedes, de landelijke koepel voor woningcorporaties, al een tijdje in Den Haag verkondigt. Want de incidenten die de bestuurders van Havensteder zien, spelen overal in het land. Sociale huurwoningen worden door criminelen gebruikt voor de productie en opslag van drugs, geld, wapens. Dat leidt niet alleen tot risico’s voor buren, maar óók voor de medewerkers van woningcorporaties.
Die komen nu nietsvermoedend langs vanwege een overlastmelding of een lekkende kraan, terwijl een huurder mogelijk vuurwapengevaarlijk is. En soms weet de politie dat al wél, maar die mag zulke gegevens vanwege de privacywetgeving niet delen met een woningcorporatie. En dat steekt, zegt Aedes. Want sinds nieuwe wetgeving vorig jaar is het delen van zulke gegevens onder zwaarwegende omstandigheden, zoals fraude of zware criminaliteit, wel mogelijk met onder meer de gemeente en de ggz, die onderdeel zijn van de zorg- en veiligheidshuizen. Maar corporaties zijn bij zulke overleggen formeel geen partij.
Vuurwapengevaarlijk
Het risicogedrag van een huurder kan Havensteder vooralsnog alleen opmaken uit de meldingen in haar eigen systeem. Omdat een buurman heeft geklaagd, of omdat een huurder agressief is geweest aan de telefoon. En de zware gevallen worden soms mondeling overgedragen tussen wijkagent en wijkbeheerder tijdens een algemene schouw. „Maar liever zou je zulke signalen delen in een casusoverleg”, zegt bestuurder Uiterwaal. „Juist omdat je dan wél het gezicht in de wijk kunt blijven, desnoods met een veiligheidsknop.”
„Wíl je alles weten?”, zegt Werner, op de stoep turend naar het appartementencomplex waar de afzuiger van de wietplantage in het halletje staat. In hetzelfde complex zijn het afgelopen jaar al twee woningen door de burgemeester gesloten én heeft in de parkeergarage een autobrand gewoed. „Drugsgerelateerd. Vermoedelijk.”
Het gaat mij erom: kan ik ergens veilig naar binnen en kom ik er ook weer veilig uit?
Of een huurder vuurwapengevaarlijk is, zou Werner inderdaad wel willen weten. En psychotisch? „Als ik kom voor een kapotte wc-pot? Nou, op zich… Het gaat mij erom: kan ik ergens veilig naar binnen en kom ik er ook weer veilig uit? Desnoods met z’n tweeën.” Maar álles weten maakt ook kwetsbaar, chantabel. En hij heeft ook geen behoefte aan camera’s of bodycams. „Allemaal schijnveiligheid.”
Nee, de échte veiligheid in een buurt, zegt Werner, zit in iets anders. „Kom maar mee.”
Hup, het hoekje om, waar Werner de deur van een berging opent en dwars door een donker smal gangetje langs kelderboxen loopt – „op zulke plekken hoor je nog wel eens de tondeuse van een illegale kapsalon” – tot aan een deur die grenst aan dezelfde binnenplaats als die waar de peuken lagen, het gedumpte bankstel en de afzuiger van de wietplantage.
Alleen, hier, aan de andere kant van het hek, gaat de deur open tussen de druivenranken en staan bewoners te kletsen in de moestuin. Ze verbouwen tomaten, peper, peterselie, bosui, overal is het brandschoon en tussen de tuintjes staan magnolia’s.
„Drie dames zijn hiermee begonnen”, zegt Werner, die een van hen begroet. „En nu zijn er zeven bewoners met een eigen moestuin. Afghaans, Colombiaans, Turks, Marokkaans. Die zetten de stoelen en tafels bij elkaar en drinken hier tot elf uur ’s avonds koffie. Terwijl, dit was ooit onderhoudsarm gemeentegoed.”
En nee, zoiets kun je als woningcorporatie niet verzinnen, zegt Werner, dan wordt ’t niks. Dit moet echt ontstáán. „Vanuit de bewoners zelf. Dat is de kracht ervan. En misschien met hier en daar een duwtje van ons.” Hij kan namens de corporatie goeie tuinaarde aanleveren. En vorig jaar een kraantje. „2.000 euro aan kosten, maar ik heb er voor 20.000 euro lol aan.” En zo krijgen de bewoners ook het gevoel dat dit hún buurt is. „Eigenaarschap creëren, daar draait het om.”