N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Fictie Een bloedeloze verloving, een ontspoord maffiafeest. De verhalen van de Chinese schrijfster Lu Min uit Hormonen in de nacht zijn komisch, al hebben ze ook een gitzwarte rand.
Lu Min (Jiangsu, 1973) schreef vijf romans en zeven korte-verhalenbundels en ontving een indrukwekkend boeket aan literaire onderscheidingen. In Nederland horen we, met dank aan uitgeverij de Geus en het Groningse Confucius Instituut, nu pas van haar. En ze nemen gelijk een bijzondere beslissing; met Hormonen in de nacht publiceren ze als eerste korte verhalen uit Lu’s oeuvre. Een ondergewaardeerd genre, en dan ook nog uit een windstreek die in Nederland op literair vlak geen stevige voet aan de grond heeft.
Dat laatste is voor een deel te wijten aan een andere blik op verhalende literatuur. Schrijver en vertaler Mark Leenhouts schrijft hier genuanceerd over op onder meer zijn website en legt uit dat we in het Westen zoeken naar heldenreizen en/of personages die een innerlijke, individuele ontwikkeling doormaken. Maar in China ligt de nadruk (traditioneel, niet louter) meer op andere zaken – de omgeving, hoe een groep zich verhoudt tot een andere groep, wat er allemaal gebeurt, maar niet noodzakelijk het (psychologische) waarom. Daardoor worden de personages soms als ‘plat’ beschouwd, de verhalen als ‘ongeloofwaardig’ of ‘plotloos’.
Dit geldt in lichte mate ook voor Hormonen in de nacht, al zou je ook kunnen stellen dat het korte verhaal als genre sowieso grossiert in onbetekenende personages en aparte uitsneden van een lot of plot. Vandaar wellicht de keuze voor deze uitgave.
Vrij onbeduidende personages
In tien verhalen volg je allemaal vrij onbeduidende personages die, ondanks het feit dat hun situatie steeds anders is, zo’n beetje met dezelfde problemen worstelen; ze staan niet erg hoog op de maatschappelijke ladder, en de tijd blijft meedogenloos verstrijken, dus jonger worden ze er óók al niet op. De verhalen wemelen van de eind-dertigers die als een soort bejaarden worden neergezet: oude, ‘uitgelubberde’ vrouwen. Kromme grijze mannen.
Wat moet je daar mee, die middelmatigheid, die veroudering? In het geweldige openingsverhaal besluit buschauffeur Yang Zao een maffiabaas die in de buurt is op een diner te trakteren – als je eenmaal bij zo iemand in de gunst komt, ben je tenslotte verzekerd van allerlei gespreide bedjes. Helaas blijkt de buschauffeur niet de enige te zijn met dit briljante plan. Het diner wordt een soort festival, iedereen uit de gemeenschap is er, allemaal amateuristisch opgedoft. Er wordt genoeg spijs besteld om een dorp mee te voeden, en dat kan een buschauffeur niet betalen. Het is een grappig verhaal, heel beeldend, hoe die arme man zich door de vretende menigte moet persen, zijn hachje moet zien te redden.
Eigenlijk zijn alle verhalen uit Hormonen in de nacht komisch, al hebben ze ook een gitzwarte rand. Het komische zit hem niet altijd in het verhaalgegeven; het meest duistere verhaal (‘Het verhaal van Xu’s eend’) is een naar mijn smaak iets te lange monoloog van een duidelijk overleden man, die uit de doeken doet hoe hij ertoe is gekomen een vrouw te vermoorden. Net als andere verhalen is ook dit verhaal een soort trap; bij elke tree komt er weer extra druk op de protagonist, of wordt een situatie (zoals het uit de hand lopende maffiafeest) penibeler. Het ‘grappige’ – het is verder aan de lezer of je een verhaal over weer een vrouwenmoord wel grappig kunt vinden – zit hem hier in de slaafsheid van de moordenaar, die geen enkel origineel idee bezit, totaal van de leg raakt van een confrontatie met zijn (hogergeplaatste) vijand, als een soort zweterige clown diens huis aan gort trapt, zelf de scherven opruimt.
Een ingenieus verhaal is ‘De wet van de individuele zwaartekracht’, waarin een soort estafette aan gebeurtenissen (een echtgenoot slaapt slecht door een ruzie, beledigt een sergeant, die op zijn beurt uit chagrijn iemand een boete geeft, enzovoorts) iemand – toevallig het onderwerp van de ruzie – een baan bezorgt.
Die estafette is prachtig uitgewerkt, maar wie het eind van het verhaal als het ultieme einde van een sprookje ziet moet zijn ogen even dichtdoen en zelf verder denken: wat betekent het, de cirkelvormige reis van een ruzie? Bestaat er een soort ecosysteem van het lot, of hebben we het hier over toeval?
Wiebelende melktandjes
Ingetogener proza vind je ook in de bundel. Daar zet Lu minder het grote gebaar in, maar zoomt ze in op bijvoorbeeld een bloedeloze verloving (‘Wiebelende melktandjes’). Zij gaat met hem mee naar zijn familie. Door hem in zijn natuurlijke habitat te zien, ziet ze ineens dat hij een mens is, en dat hij, hoewel ze niet van hem houdt, misschien wel een ander mens verdient – en zijzelf natuurlijk ook. ‘Wiebelende melktandjes’ is ontroerend, ondanks, of misschien ook wel dankzij, de zakelijke manier waarop het stel het op de terugweg in de auto over hun verloving heeft. Waarbij moet worden opgemerkt dat frases als ‘sliep uit’ en ‘ritsig’ de vertaling een licht archaïsch tintje geven.
Sowieso zie je de hand van de verschillende vertalers terug in de bundel. Niet erg, maar de een swingt meer dan de ander, er zijn wat verhalen die slordig overkomen door vreemde formuleringen (‘de afgelopen jaren waren camera’s een van Zhou Shi’s belangrijkste organen geworden’ – zijn meerdere camera’s één orgaan?) Toch: de (vertaalde!) pen van Lu is een scherpe, die vergelijkingen inzet om precies over te brengen hoe iets voelt. ‘Als een stuk hout dat een ander stuk hout troostte’, zo stevig wil een personage een ander kunnen troosten. Wimper-extensions die ‘wuifden als ruitenwissers’. De hemel na een ongemakkelijke, half-erotische ervaring: ‘De zon was net de maan: vaag, plakkerig.’ Een personage dat naar een orerende ambtenaar moet luisteren: ‘Dat ambtenaars klonk prachtig, als miezer kwam het neer.’
Hormonen in de nacht is soms groots en gruwelijk, een enkele keer verstild, telkens rijk aan zowel raak neergeschreven sfeer als uitzichtloosheid – die kennelijk terstond inzet als je de vijfendertig passeert, in ieder geval wel bij de personages van Lu. Ik (eind dertig) lees dat als heel grappig; misschien houdt de auteur je wel een spiegel voor, die niet je beste kanten maar je zelfmedelijden (‘hier zit óók al een pijntje’) toont. Hoe dan ook: lees vooral om je behoefte aan helden heen.