Het allergezondste woord

Ellen Deckwitz

Onlangs liep ik een onterfde tegen het lijf: een oud-studiegenoot die uit een schatrijke familie komt. Thuis waren de champagne, scheldkannonades en vuistslagen altijd overvloedig aanwezig en toen hij een tijdje terug zijn vader eindelijk eens op die laatste twee aansprak, werd hij meteen uit het testament gekieperd.

„De waarheid aankaarten kostte me een fortuin”, grinnikte hij dit weekend, „maar ik voelde me verlost. En dan te bedenken dat ik dat allemaal aan slechts één woord te danken heb!”

„En dat is?”

„Eigenlijk.”

Ik proestte het uit. De taalkundigen in mijn familie hebben een hekel aan dit woord. Niet om wat het betekent en ook niet omdat het veel te vaak verkeerd of onnodig wordt ingezet, maar omdat de meeste mensen het vooral gebruiken om de eigen behoeftes mee af te zwakken. Neem bijvoorbeeld de zin ‘Eigenlijk kijk ik liever niet naar een documentairereeks over naakte molratten’. Je geeft hierbij je wensen aan maar legt door ‘eigenlijk’ de macht van het vervullen ervan bij de ander neer (zodat die dan weer kan zeggen ‘geen probleem, dan zet ik wel een programma op over Siberische grondeekhoorns!’, terwijl jij überhaupt fobisch bent voor knaagdieren).

‘Eigenlijk is fantastisch”, zei mijn studiegenoot nadat ik was uitgelachen. „Ik dank er mijn vrijheid aan. Een tijdje terug zat ik bij het zoveelste familiefeest, zag mijn pa mijn twee kleine nichtjes tegen elkaar ophitsen en opeens dacht ik, eigenlijk is mijn vader helemaal geen leuke man. Als ik vroeger iets slechts over hem dacht begon ik mezelf meteen te corrigeren, maar nu was er door dat ‘eigenlijk’ opeens de ruimte om de dingen te denken die ik eerder niet durfde. Kon ik heel voorzichtig aan mezelf toegeven dat er iets niet klopte en kwamen er vervolgens zoveel herinneringen naar boven dat ik niet langer kon zwijgen.”

„Ik vond ‘eigenlijk’ heel lang het ‘ja maar’ van de angstigen.”

„Dat is het soms ook”, zei hij, „en ik weet dat velen ‘eigenlijk’ vooral als een leeg stopwoord zien, maar het heeft mij geholpen om eerlijk tegen mezelf te worden.”

„Voor jou is het dus helemaal geen afzwakking?”

„Het is een krik. Om alle eufemismen, smoesjes en vaagheden op te tillen waarmee ik de waarheid heb bedolven. Om te zien wat er nu echt aan de hand is.”

Hij hief zijn glas op naar de zon.

„Eigenlijk is het allergezondste woord van de Nederlandse taal.”

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.