Een kronkelende beek is een gezonde beek

Reportage

Vrij stromen Laat beken weer meanderen en ecosystemen herstellen zich verrassend snel, blijkt uit diverse projecten zoals op de Veluwe. „Het loslaten van waterstromen staat voor een grote omslag in het denken over de natuur.”


Foto Bram Petraeus

Wat opvalt aan de moeras-achtige, drassige plekken in het bos waar we staan: er is best veel dood. Her en der liggen omgevallen bomen, er is flink wat verdronken struikgewas, we stappen over een schedel en ruggenwervels van een hert heen. „Ja, er zijn veel omgevallen bomen. Maar wat is daar erg aan?”, vraagt boswachter Remko van Rosmalen. „Een gezond bos bestaat voor ongeveer 40 procent uit dood hout. Daar zitten we hier nog lang niet aan.”

En het is maar wat je dood noemt. Het dode hout biedt plek aan allerlei dieren, insecten en schimmels om zich te voeden en om er te groeien. Grote bomen maken plaats voor kleinere, zodat er weer meer licht op de bodem kan vallen – wat weer goed is voor de planten en de rest van het bodemleven. In gezonde ecosystemen maakt juist de dood ruimte voor het leven. Maar hij zorgt ook voor meer rommel.

Van Rosmalen – blond, stoppelbaardje, mosgroen boswachterspak – rijdt ons op deze zonnige bijna-voorjaarsdag per terreinwagen over de hobbelige bospaden. Vogels fluiten voorzichtig, de eerste bloemen beginnen door de begroeiing heen te prikken. Op dit stuk Veluwe, rond de loop van de Leuvenumse beek tussen Ermelo en Elspeet, is er een opvallend project. In 2013 begonnen Natuurmonumenten en Waterschap Vallei en Veluwe hier met de uitvoering van een radicaal plan. Wat als je de loop van de beek niet meer beheerst met dammen, dijken en kanalen, maar loslaat? Als je de waterstroom zijn gang laat gaan in plaats van controleert? Volgt hoe de stroom uit zichzelf meandert?

De boswachters damden de rechte kanalen af, waarna ze het water een weg lieten vinden door de natuurlijke laagten. Een tijdje voegden ze zand en takken toe aan het water, zodat er opstoppingen en kronkels konden ontstaan. Verder lieten ze de beek zijn gang gaan.

Boswachter Remko van Rosmalen bij de loop van de Leuvenumse beek, op de Veluwe.
Foto Bram Petraeus

Na ruim acht jaar zijn de resultaten van het experiment zeer overtuigend, volgens Natuurmonumenten: gezondere ecosystemen, grotere biodiversiteit, het water ziet er frisser uit. Het gebied is nu ook beter bestand tegen weersextremen, omdat er meer water de bodem in kan komen. Door de vrijere waterloop functioneert het bos als een soort spons, die water vasthoudt tijdens droogte en juist opneemt bij extreme neerslag.

De Leuvenumse beek is een van de vele projecten in binnen- en buitenland waar natuurbeheerorganisaties en overheden rivieren en beken weer laten kronkelen, meanderen, overstromen. In diverse Europese landen worden dammen doorgebroken, dijken doorgestoken en kanalen aangepast, met vaak verrassend goede resultaten voor ecosystemen, klimaatbestendigheid en waterkwaliteit. Het gaat niet altijd zonder slag of stoot, maar de resultaten wijzen één kant op: een kronkelende waterstroom is beter voor ecosystemen dan een beheerste. Kunnen we daar wat van leren over onze relatie met de natuur?

Oude, ingedamde loop

Om het contrast te zien tussen een beheerste en de vrije waterstroom, rijden we door naar een plek waar de beek zich splitst in een bovenloop en een benedenloop. De oostelijke stroom volgt nog de oude, ingedamde loop die in vijf, zes eeuwen is gevormd in het landschap. Over deze beek, die van de hogere gedeeltes Veluwe naar de Zuiderzee stroomde, voeren trekschuiten, er stonden papiermolens langs de oevers. Maar de omliggende boeren en gemeenten wilden een beheerste waterstroom, liever recht dan kronkelig – zoals het met vrijwel alle waterstromen in Nederland is gegaan.

De gekanaliseerde beek ligt duidelijk veel dieper in de bosbodem. Die heeft zich ingesleten, ziet er meer uit als een lange sloot. Troebeler water, de oevers kaal en wat schralig, zoals de zanderige natuur van de Veluwe er vaker uit kan zien. Veel bezinksel van bladeren op de bodem, weinig leven in het water. Het water heeft hier weinig tijd om wat met de omgeving te doen, stroomt er snel doorheen.

Nee, dan de weststroom van de beek, waar de dammen zijn verwijderd. Die is teruggekeerd naar het pre-industriële tijdperk: breder, ondieper, helderder, hij wervelt ook meer. „Op de naastgelegen bosbodem is de zure bovenlaag eraf. Er komt meer vers slib bij.”

Je ziet ook meer groene begroeiing rondom de oever. En er zijn kronkels bijgekomen, met af en toe een natuurlijk dammetje van omgevallen bomen, aangespoelde takken en zandheuvels. Op sommige plekken is het bos een soort moeras geworden.

Wat ook opvalt: de verschillende stroomsnelheden in de beek, met ook rustige poeltjes waar insecten en waterdieren kunnen leven, zoals kikkers en salamanders. „Er is meer dynamiek, waardoor er gezondere relaties ontstaan tussen de dieren- en plantensoorten hier”, zegt Van Rosmalen.

De insecten zorgen voor waterleven, de salamanders en kikkers trekken vogels aan, die op hun beurt weer vogels etende dieren aantrekken als boommarters. De soortenrijkdom is zichtbaar toegenomen, de middelste bonte specht is één van de soorten die nu weer rondvliegt.

Grotere omslag in het denken

„Het loslaten van waterstromen staat voor een grotere omslag in het denken over de natuur en onze relatie ermee”, zegt Van Rosmalen. „Kijk ook maar naar wat er de afgelopen jaren met bermen langs wegen gebeurt.”

Die mogen langs de meeste wegen weer wilder groeien en bloeien dan vroeger, toen ze kort en netjes werden gehouden. Sommige mensen moeten daaraan wennen, en vinden het maar rommelig, maar anderen vragen zich af: waarom is dit niet eerder bedacht? Het kost minder geld om te beheren en is ook nog goed voor de bloemen en de bijen.

Maar het wórdt toch ook rommeliger, minder voorspelbaar? Het is lastiger wandelen in een gebied dat steeds verandert – en soms ook nog best snel onder water kan lopen.

Foto Bram Petraeus

Van Rosmalen: „Het vergt een andere omgang met de natuur. En voor sommige mensen is dat wennen.” Hij vertelt over een recente zomer toen het water plots opkwam. Een gezin met jonge kinderen werd ineens ingesloten door de beek en moest door heupdiep water waden, terwijl het al begon te schemeren. Ook kan bij een hoogwaterpiek agrarisch land langer onder water komen te staan dan voor de uitvoering van het project. Niet alle boeren uit de buurt zijn daar blij mee natuurlijk. „Dat vraagt dus om een goede afstemming met de buren.”

En dat is niet altijd makkelijk. De natuur weer laten leiden betekent ook de confrontatie met de grilligheid van de natuur, de dood die in zo’n bos vrijer spel krijgt, de grotere onvoorspelbaarheid voor omwonenden. Denk alleen al aan de felle debatten over de terugkeer van de wolf. En wandelaars kunnen niet meer zomaar hun oude vertrouwde rondjes maken.

Maar de trend is duidelijk: natuurbeheerorganisaties kiezen de laatste jaren vaker voor een lossere aanpak, met meer ruimte voor natuurlijke processen, meer dode bomen en meer dode dieren, die het ecosysteem op hun beurt weer voeden. Dat leidt ook tot dilemma’s: als een dood hert te dicht bij een wandelpad ligt, halen de boswachters dat toch vaak weg omdat het als onprettig wordt ervaren door bezoekers.

Intussen is dit stuk van de Veluwe duidelijk minder aangeharkt dan sommige andere gebieden in Nederland. Volgens Van Rosmalen begint hier zelfs een heel nieuw soort habitat te ontstaan, vergelijkbaar met bosmoerasgebieden in de oerbossen van Polen. „Als er binnenkort ook nog een zwarte ooievaar komt broeden, vieren we hier een feestje.”

Kan dat echt zo snel al? Acht jaar lijkt nogal kort voor zo’n grote verandering. „De veerkracht van de natuur hier heeft zelfs mij als ecoloog verrast”, zegt hij. En dat geeft hem ook hoop. „Dit project heeft mij geleerd dat de natuur zichzelf heel snel en krachtig kan herstellen – als ze haar gang kan gaan.”

Het succes van het loslaten laat de boswachter dus met andere ogen kijken naar de natuur, maar tegelijk waarschuwt hij voor te makkelijke conclusies. Loslaten kan niet in elk soort natuurgebied. En de natuurlijke ontwikkeling helemáál vrij laten, kan in dichtbevolkt gebied vaak niet. In Nederland is ‘de natuur’ vrijwel nooit geheel vrij van menselijk handelen, er zijn altijd erfenissen van eerder ingrijpen en culturele of economische activiteiten. Hier bijvoorbeeld staan grote stukken aangeplant productiebos, is de afgelopen eeuwen ingegrepen in de loop van beken en stromen, en zijn zoveel uitheemse soorten ingebracht dat er voor een gezond evenwicht altijd iets van ingrijpen nodig zal zijn.

In één keer alle controle loslaten is een illusie, denkt Van Rosmalen. Zo mag de Leuvenumse beek niet doorbreken van het meanderende stuk naar het gekanaliseerde stuk, want dan volgt hij straks weer de ingedamde loop – waardoor de ecologische winst verloren kan gaan. Wat de beek volgens hem laat zien: „We moeten in ons denken over de natuur van beheersen naar beheren.”