‘Het begon met die tekening van m’n vader’


Foto Frank Ruiter

Interview

Joris Escher (56), schreef een vie romancée over zijn beroemde oudoom, kunstenaar M.C. Escher. „Ineens besefte ik: ik hóú gewoon heel erg van zijn werk.”

Na anderhalf uur praten vertelt Joris Escher (56) dat hij nogal wat gêne moest overwinnen om een boek te schrijven over de jongste broer van zijn opa. „Want het is niet mijn verdienste dat ik met de achternaam Escher ben geboren”, zegt hij. „Ik dacht: ik moet niet met die veren pronken. Ik begrijp ook heel goed dat er wantrouwen is, zo van ‘die wil zeker lekker meesurfen op de golven van de grote Escher’. Al schijnt dat trouwens een heel Nederlandse gedachte te zijn, vanuit de calvinistische meritocratie zullen we maar zeggen. Maar goed, ik had die gedachte óók. Bovendien: als de zonen van Escher al niet over hun vader hebben geschreven, waarom zou ik het dan doen?”

Misschien omdat hij die tekening had gevonden, tussen de spullen van zijn overleden vader: een onbekende tekening, gemaakt door zijn oudoom, kunstenaar M.C. (Mauk) Escher (1898-1972), beroemd om zijn wiskundig geïnspireerde prenten die zelf ook wiskundigen hebben geïnspireerd. Het ging om een tekening die negentig jaar lang door niemand was gezien.

En misschien omdat Joris Escher binnen zijn familie degene is, zegt hij, „die het meest van kunst houdt. Altijd al”.

En vooral: vijf jaar geleden stond hij in het Fries Museum bij de opening van een tentoonstelling die ‘Escher op reis’ heette. „Terwijl Escher vijftien jaar in Italië heeft gewoond. Hij was niet op reis, hij wóónde daar. Maar goed, toen besefte ik: ik hóú gewoon heel erg van zijn werk. Dat is raar: als je zo met iets bent opgegroeid, als het zo onderdeel van je is, dan begrijp je niet dat je daar gewoon heel veel van houdt. Tenminste, ik niet. En dat gaf een veel mooiere en constructievere kracht dan die vervelende gêne die de creativiteit tegenhoudt. Dus toen heb ik mezelf toestemming gegeven om te schrijven. Ik dacht: hij is ook mijn oudoom. Ik mag dit verhaal vertellen.”

En nu is er het boek Escher worden. Het verhaal begon, en begint ook hier aan tafel, bij die onbekende tekening. Ergens in 2015 of 2016 deden Joris Escher en zijn twee zussen weer eens een poging de self-storage in Rotterdam-Alexander met de spullen van hun in 2009 overleden vader leeg te ruimen. „Aan de ene kant moet je het een keer opruimen. Maar aan de andere kant is het ook nog een belofte, houdt het je vader levend zolang je dat niet doet.” Daarom duurde dat zo lang.

Op een van de verhuisdozen stond ‘lakdozen’. Dat zit zo: Mauks vader, Joris’ overgrootvader, heeft van 1873 tot 1878 als waterbouwkundig ingenieur in Japan gewerkt. Op verzoek van de Japanse keizer heeft hij er havens aangelegd, rivieren beter bevaarbaar gemaakt. Hij had prachtige geschenken meegekregen, die in de familie ‘de Japanalia’ werden genoemd. Zoals houtblokprenten, ukiyo-e: „Die hingen bij ons thuis in Laren altijd langs de trap. Er stonden kabuki-acteurs op, en samoerai, en gezichten op Edo van Hiroshige.” Hiroshige (1797-1858) was een belangrijke Japanse prentmaker; Vincent van Gogh (1853-1890) heeft een paar van zijn prenten nageschilderd.

Er waren ook waaiers van ivoor, met pauwenveren. En lakdozen, acht stuks, de meeste ingelegd met parelmoer en kwartelei-schaal. „Een van die lakdozen was eigenlijk het eenvoudige broertje”, vertelt Escher. „Een beetje stoffig. Ik had hem vroeger nooit gezien, dus die opende ik.” Er lagen verschillende uit ivoor gesneden puzzels in. En tekeningen, in 1927 gemaakt door Mauk en door diens vader, die toen al in de tachtig was. Mauks tekening laat de zes stappen zien die nodig zijn om een van de puzzels op te lossen: zes ivoren staafjes met inkepingen halverwege kunnen zo worden samengevoegd dat ze een driedimensionaal kruis vormen. De inkepingen passen dan precies in elkaar en zijn, als bij een ingenieuze houtverbinding, niet meer te zien.

De omgekeerde weg van Pinokkio

„Om die kruispuzzel op te lossen moet je zoveel driedimensionaal voorstellingsvermogen hebben”, zegt Escher. „Dat moet belangrijk voor hem zijn geweest, en voor zijn kunstenaarschap. Ik dacht meteen: ik moet dit uitzoeken voor de familie en voor de Escherliefhebbers. Er was al veertig jaar niks nieuws over hem geschreven. Wel over zijn werk, bijvoorbeeld door Doris Schattschneider, een fantastische Amerikaanse wiskundige. Maar het is alsof hij als persoon de omgekeerde weg van Pinokkio heeft afgelegd, alsof hij een houten pop is geworden. Je ziet altijd alleen maar die man met dat sikje. Een statisch beeld. En het werk van Escher gaat juist over wórden, over metamorfoses, transformaties, transities.”

Er komt een serveerster om onze bestelling op te nemen. „O, we hebben nog niet gekeken”, zegt Escher. „Zullen we dat even doen? Welk eten praat makkelijk? Ik denk dat ik een soepje neem.”

Joris Escher werkt net als zijn overgrootvader in de watersector, maar dan als management-consultant. Hij puzzelt naar veranderkundige oplossingen, bijvoorbeeld voor de toekomst van het IJsselmeer, met veel partijen aan tafel. Het is denken in veel dimensies tegelijk. „Als je van complexiteit houdt, hou je van waterproblematiek.” Hij heeft rechten en economie gestudeerd, vertelt hij. „In Rotterdam. Omdat ik weg wilde uit Laren, uit het Gooi, en omdat ik het niet zo goed wist en zo veel mogelijk vrijheid wilde houden. Maar ik ben eigenlijk autodidact, ik heb mijn studies nooit gebruikt. Ja, wel afgemaakt. Dwangneurotisch afgemaakt.”

Beter met de gum

Hij had ook kunstacademie overwogen. „Ik hou wel erg van tekenen, maar ben geen makkelijke tekenaar. Ik ben beter met de gum dan met de potloden.”

Na zijn studies liep hij stage in Parijs en in Midden-Amerika, waar hij nog een half jaar bleef reizen. „Op de motor. En als je het hebt over ruimtelijkheid…” Want we hadden het al even over de ruimtelijkheid in de prenten van Hiroshige, en ook in het prachtige vroege werk van M.C. Escher, de Italiaanse landschapsprenten – nu te zien in het Kunstmuseum in Den Haag. „Die valleien in Mexico”, zegt Joris Escher, „gezien vanaf de motor, dat ze hele tijd veranderen in weer nieuwe valleien… fantastisch. Ik vond het moeilijk om terug te komen. Mauk is Nederland ook echt ontvlucht vanwege de saaie tweedimensionaliteit, zou je kunnen zeggen. En dat had ik ook wel.” Hij kwam terug, ging eerst als organisatie-adviseur werken. „Waaronder in 1993, 1994 in Burundi en in wat toen Zaïre heette. Heel leuk, kan ik lang over vertellen, maar daar gaat het nu niet over.”

Het eten komt. „Ook lekker”, zegt hij over mijn garnalenkroketjes. „Maar dat praat minder makkelijk.”

In 1995, vervolgt hij, begon hij samen met een vriend een galerie en kunstbedrijfsuitleen voor Latijns-Amerikaanse en Oost-Aziatische actuele kunst. Het soort kunst dat hij op zijn reizen had gezien en in Nederland nooit zag. Ze konden ervan leven, maar in 2005 „kon ik mezelf daarin niet meer ontwikkelen” en ging hij opnieuw de consultancy in, maar nu met meer aandacht voor beelden en voor wat hij ‘denken met je handen’ noemt. Een hartstocht van hem, hij wil er zijn tweede boek over schrijven.

Hij heeft zelf ook gedacht met zijn handen: getekend en prenten gemaakt, „in linoleum en perenhout”. Er staan er een paar in het boek, en ook enkele van Vanessa Hudig, zijn vriendin, die kunstleraar is op het Barlaeus Gymnasium. Er staan geen prenten van M.C. Escher in, wel van kunstwerken en andere objecten die de kunstenaar (waarschijnlijk) beïnvloed hebben. Mauks tekening van de ivoren puzzel, de rode draad in het boek, heeft Joris zelf weer nagetekend.

Hij vond het tekenen en drukken heerlijk om te doen, én leerzaam. Hij noemt „het vereren van cognitie en intelligentie, in onze cultuur, eigenlijk heel beperkend. Kijk, je kunt de werkelijkheid leren kennen door middel van de wetenschap, en dat is fantastisch. Maar daarnaast kun je de werkelijkheid leren kennen, het onkenbare aftasten, via kunst. En je kunt de werkelijkheid leren kennen door craft, vakmanschap: met je handen.”

Familietaal

Het hielp hem enorm om in het hoofd van zijn oudoom te kruipen. Want dat doet hij: Escher worden is een vie romancée. „Ik moest een vorm vinden die hem recht deed”, zegt hij „En Escher is niet te plaatsen.” Als kunstenaar werd hij niet serieus genomen. „Wat men moderne kunst noemt, is vaak intuïtief, spontaan, kleurrijk, appelleert aan het onbewuste… al die clichés, hè. Ik hou heel erg van moderne kunst hoor, maar Mauk was natuurlijk precies het tegenovergestelde. Niet spontaan, maar rationeel. Vakmanschap. Dus het was geen kunst, geen wiskunde… of wiskunde én kunst. En mijn boek is geen fictie en geen non-fictie, of allebei. Dat is eigenlijk een beetje hetzelfde onderscheid.”

De geromantiseerde biografie kan een irritant genre zijn als je je als lezer de hele tijd afvraagt of de hoofdpersoon iets wel écht heeft gedacht en meegemaakt. Maar Escher worden leest als een meeslepende roman, ook doordat het woordgebruik zo authentiek aandoet. Joris Escher schrijft in een ouderwetsige taal die overkomt als geabsorbeerd uit brieven en dagboeken. „De familietaal”, bevestigt hij. „Ik denk dat elke familie zijn eigen taal heeft. Ik had 61 cahiers met levensschetsen van mijn overgrootvader, die ook de ontwikkeling van zijn zonen beschrijft, en gesprekken met hen. De familie Escher hield van schrijven. Er zijn heel veel brieven. Die van Escher zelf aan zijn zonen zijn ook prachtig.”

Escher worden wekt ook enorm de reislust. Je reist met M.C. Escher mee door Italië en Spanje, je ziet de weidse landschappen, de Moorse mozaïeken in het Alhambra, de Byzantijnse kerkkunst. Een zesde-eeuws mozaïek in Ravenna met een onmogelijk perspectief, een visuele grap die meteen Escheriaans aandoet en die Mauk gezien móét hebben, hij is er geweest. Je reist ook met Joris Escher en zijn vriendin mee, want in korte intermezzi beschrijft hij zijn eigen ervaringen met prenten maken, zoeken waar Mauk ooit heeft zitten schetsen, zelf tekenen op locatie.

Die intermezzi, zegt hij, „weven eigenlijk Eschers levensmetamorfose aan elkaar. En ik kan er dingen mee zeggen zonder ze op te schrijven: wat hij betekend heeft voor mij, het gevoel dat hij deel is van mijn leven, mijn hele leven al, wat dat betekent voor een familie. Het geeft een soort resonantie tussen de generaties, die volgens mij ook deel is van het verhaal”. De constructie van het boek, dat mag duidelijk zijn, was zelf ook een puzzel.

De tafel wordt afgeruimd, maar Escher houdt zijn handen om zijn kom. Hij heeft vooral zitten praten. „Gelukkig is deze soep koud ook lekker.”