N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Machinekamer Eredivisie De afgelopen maanden volgde NRC artsen en prestatiemanagers in de Eredivisie. In de laatste aflevering gaan we terug naar de basis. Hoe voorkom en behandel je de grote schrik van iedere voetballer: een gescheurde voorste kruisband? PSV-clubarts Wart van Zoest: „Je gaat door een rouwproces.”
35.000 mensen in een vol Philips-stadion. Een overtreding op een PSV-speler. Die valt, ligt op de grond, schreeuwt van de pijn. Dan moet hij scherp zijn, Wart van Zoest, de clubarts. Zijn blik schiet eerst naar de televisieschermen in de dug-out. Zeker als het een knieblessure is, zijn specialiteit, weet hij dan vaak al wat er aan de hand is.
Dan het veld in, snel. Voelen aan het been. Beweegt die knie soepel? Is de spanning op het been anders dan gebruikelijk? Hij probeert zich af te sluiten. Van de scheidsrechter die in zijn oor staat te schreeuwen dat hij verder wil met de wedstrijd. Van de assistent-trainer die in zijn oortje vraagt of er gewisseld moet worden. Van het publiek, dat soms een enorm kabaal maakt. Hij mag géén verkeerde beslissing nemen.
Als hij ziet dat de blessure ernstig is, vertelt hij dat niet meteen. Je moet gewisseld worden, zegt hij dan. De speler zit vol in de adrenaline van de wedstrijd. De arts weet hoe groot de schok kan zijn als hij zegt dat het een zware blessure is. Dat teamgenoten ook kunnen schrikken. En dat is niet de bedoeling, ze mogen niet afgeleid raken.
In de kleedkamer, met de geblesseerde speler op zijn behandeltafel, weg van het veld, zegt hij dan wat hij vermoedt. De grootste angst van spelers kent hij. Een gescheurde voorste kruisband. Revalidatietijd: negen tot twaalf maanden. Een hap uit een voetbalcarrière, en in het ergste geval nooit meer terugkeren op niveau.
„Vaak voelen ze zelf wel dat het mis is. Ik moet dan gewoon eerlijk zijn. ‘Ik heb twijfels over je voorste kruisband’, zo zeg ik het dan. Dat is een schok, en het begin van een heel zware periode voor een speler”, vertelt Wart van Zoest (46) op het trainingscomplex van PSV.
Eten, slapen, presteren
Sinds het begin van het jaar sprak NRC voor een interviewserie met artsen, talentontwikkelaars en prestatiemanagers van Eredivisieploegen. Zij vertelden over de manier waarop zij lichaam en geest van voetballers in topconditie proberen te houden.
Voetbalclubs op het hoogste niveau blijken het leven van hun spelers op alle niveaus te beïnvloeden. Van het hoofdkussen waarop ze slapen tot de hoeveelheid groenten die ze eten en het aantal kilometers dat ze wekelijks rennen. De focus ligt niet meer alleen op voetbal, maar op alles wat de voetballer fysiek en mentaal vooruit kan helpen.
Maar toch: ondanks alle details waarmee clubs zich bezighouden, de gesprekken in stadions en op trainingscomplexen kwamen steeds weer terug bij de basis: zorgen dat spelers niet geblesseerd raken. Gebeurt dat toch? Zo goed mogelijk behandelen.
Wart van Zoest vertelt er uitgebreid over in Eindhoven, waar hij sinds 2011 bij PSV werkt. Specifiek over de voorste kruisband, waar hij al sinds zijn studie door is gefascineerd. Het is een verbinding tussen het boven- en onderbeen in de knie die kan scheuren onder hoge druk of bij een onverwachte draai. Om de kruisband weer te maken, gebruiken chirurgen een andere pees uit het lichaam, zoals een deel van de kniepees, quadriceps-pees of de hamstring.
Van Zoest is ook orthopedisch chirurg in het nabijgelegen Anna-ziekenhuis. Op de ochtend van het gesprek heeft hij al drie mensen – geen profvoetballers – in het ziekenhuis een nieuwe voorste kruisband „gegeven”. Zo zegt hij het, gegeven, want zonder voorste kruisband kan lopen en sporten zonder contact of onverwachte draaibewegingen misschien wel, maar op niveau sporten niet. Zéker niet op topniveau, zoals bij PSV.
Uit Europees onderzoek blijkt dat voetbalclubs gemiddeld eens in de twee jaar te maken krijgen met een speler die zijn voorste kruisband scheurt (bij vrouwen ligt dat percentage hoger). Het is niet de meest voorkomende blessure – dat zijn ingescheurde hamstrings – maar voor voetballers wel het grootste schrikbeeld: er zijn weinig blessures die een langere hersteltijd vragen.
Vaak wordt gezegd: zes tot negen maanden. U heeft het over negen tot twaalf maanden. Hoe kan dat?
„Ik zeg hier bij PSV altijd: het is minimaal negen maanden. Die zes tot negen maanden hersteltijd is iets wat we vroeger dachten, maar uit nieuwe onderzoeken blijkt dat dat niet reëel is. Dus in tegenstelling tot veel andere blessures, die tegenwoordig een kortere hersteltijd hebben vanwege medische innovaties, duurt het bij deze blessure juist steeds langer.”
„Dat komt omdat je een hele nieuwe kruisband moet aanleggen, met een andere pees. Die moet precies op de plek worden vastgezet van de ‘oude’ kruisband, anders werkt het niet. Dan moet het ingroeien in het bot. Het lichaam moet daaraan wennen. De hersenen ook, die moeten als het ware gaan herkennen dat er een nieuw element in het lichaam zit.”
Wat betekent dat voor spelers?
„Dat het zo lang duurt maakt het zwaar. Ze willen vaak snel weer hard trainen, om zo snel mogelijk terug te zijn. Maar bij deze blessure is er echt tijd nodig. Psychologisch is dat ingewikkeld. Sport is hun werk, hun identiteit. Dat valt ineens voor bijna een jaar weg. Wij zien dat spelers dan een rouwproces doormaken.”
Hoe verloopt dat rouwproces?
„Eerst komt de klap. Dan zie je vaak dat ze snel een operatie willen om aan het herstel te beginnen. De eerste drie, vier maanden na de operatie zijn saai. Ze willen vooruit, maar de knie heeft rust nodig. Daarna komt een periode dat ze weer oefeningen kunnen doen, dan denken ze vaak: wow, dit gaat goed. Bijna altijd zie je op de helft, na vijf maanden ongeveer, dat ze zichzelf weer tegenkomen. Dan zijn ze afgesneden van het team, best wel eenzaam. Pas als ze weer het veld op mogen, vrolijken ze weer op. Maar in al die maanden komt er veel angst bij kijken. Spelers vragen zich af of ze weer de oude worden.”
Hoe begeleiden jullie spelers met die angst?
„We kunnen natuurlijk een sportpsycholoog inschakelen en dat doen we ook regelmatig. En we hebben gemerkt dat spelers veel kunnen hebben aan een gesprek met andere voetballers die het hebben meegemaakt. Onze coach, Ruud van Nistelrooij, heeft tijdens zijn carrière zware kruisbandblessures gehad, en kwam daarna alleen maar sterker terug. Met zo iemand praten helpt.”
Bij één op de vijf spelers gebeurt het nog een keer.
„Je ziet dat er nieuwe technieken zijn waarbij je tijdens de operatie een soort extra versteviging maakt aan de buitenkant van de knie. Daardoor is er minder kans dat het nog een keer gebeurt. Maar inderdaad, als het terugkomt is dat heftig.”
Is de blessure te voorkomen?
„Niet echt. Natuurlijk kun je wel aan preventie doen; dat werkt. Het begint al in de jeugdopleiding. Want in de praktijk zien we steeds meer sporters die al heel jong een kruisbandblessure oplopen. Dat heeft, en dit is mijn persoonlijke mening, te maken met het feit dat getalenteerde kinderen al heel jong voor één sport kiezen. Vroeger probeerde je judo, tennis en voetbal. Nu zie je dat kinderen al heel vroeg drie, vier, vijf keer in de week trainen. Want ze zullen maar wat trainingsjaren missen…”
Die kinderen hebben dus al heel jong steeds dezelfde belasting op de knieën.
„En ze leren hun lichaam ook maar op één manier gebruiken. Als je aan judo hebt gedaan, leer je om goed te vallen … Dus wat we hier dan proberen …”
Jullie nemen kinderen toch ook al heel jong op in de jeugdopleiding?
„Daar hebben wij inderdaad ook mee te maken. Kinderen van negen of tien jaar die al drie of vier keer in de week trainen. Daarvan zeggen we dus: één van die trainingen is niet op het voetbalveld, maar gewoon in de gymzaal. Om te leren bewegen. Eigenlijk begint daar al onze blessurepreventie. We nemen iets over wat vroeger in de samenleving verankerd was, toen er meer werd buiten gespeeld en op school gesport. Als spelers ouder worden komen daar dan kracht- en stabilisatieoefeningen bij, maar ook hersentraining waardoor bijvoorbeeld de reactietijd kan verbeteren.”
Ondanks alles blijft het gebeuren.
„We doen al twintig jaar mee met een Europese studie, en daaruit blijkt dat het aantal kruisbandblessures niet afneemt.”
De hele dag zijn jullie bezig om dit te voorkomen, maar in twintig jaar is er nul terrein gewonnen.
„Dat is zó frustrerend. Ik zeg ook weleens: als wij een wedstrijd winnen, maar er valt een speler uit met een kruisbandblessure, dan heb ik verloren.”
Persoonlijk?
„Ik trek me dat persoonlijk aan. Dat moet ik misschien niet doen, maar zo voelt het wel.”
Waarom?
„Omdat je inderdaad continu bezig bent om die jongens fit te houden. En ondanks alles wat je doet lukt het niet om de aantallen te verminderen. Met hamstringblessures zie je dat ook. Het heeft ook te maken met de eisen die aan topvoetballers worden gesteld. De snelheid en intensiteit van het spel worden hoger, de wedstrijdkalender is steeds voller. We proberen topatleten te creëren die de belasting aankunnen, maar de eisen zijn zo absurd dat je gewoon niet alles kunt voorkomen. Dat weet ik dus allemaal wel, maar toch ben ik er dan heel ziek van als het gebeurt.”
Het is bij jullie voorgekomen dat in de jeugdopleiding hele jonge spelers twee keer hun kruisband scheuren. Is stoppen dan een onderwerp dat u moet aansnijden?
„Als het vaker gebeurt is dit wel een gesprek dat je moet voeren. Dan leg je uit wat de kans is op volledig herstel. Daarvoor is het belangrijk om naar de hele staat van de knie te kijken. De meniscus, het kraakbeen. Een oud-collega zei eens: je voorste kruisband scheuren is het hartinfarct van de knie. Daar ben ik het wel mee eens. Als een speler echt veel kraakbeenslijtage heeft doordat de kruisband al twee keer is gescheurd, dan zou ik wel kunnen adviseren om te stoppen. Als ik écht weet dat het risico te groot is.”
Als een speler twee keer achter elkaar geblesseerd raakt, hebben jullie hem dan te snel weer laten voetballen?
„Dat is vaak de interpretatie van de buitenwereld, maar wij doen er natuurlijk alles aan om dat niet te laten gebeuren. In de topsport balanceer je vaak op de grens, en je probeert aan de goede kant te blijven. We sturen een speler echt het veld niet in als het onverantwoord is. Maar die kritiek is inherent aan de voetbalwereld, ik laat dat vrij makkelijk van me afglijden.”
Het is niet altijd honderd procent duidelijk, toch? Of een speler er weer klaar voor is?
„In dit vak moet je daar een beetje voelsprieten voor hebben. Soms moet je ferm zijn, risico voorkomen. Als een speler die zijn voorste kruisband heeft gescheurd na zes maanden weer wil spelen, dan kan dat niet. Dan heeft diegene gewoon tien tot twintig procent meer kans dat het nog eens gebeurt. Maar is die speler aan het einde van zijn revalidatie, nog niet aan de negen maanden maar alle tests zijn goed … dan kan het meespelen dat er een belangrijke wedstrijd aankomt of dat de coach en speler er weer voor willen gaan. Ik adviseer dan, schets de situatie, en dan moet je het soms loslaten.”