N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Wapenleveringen Het afgelopen jaar vroeg de Oekraïense president Volodymyr Zelensky meermaals aan de NAVO om straaljagers te leveren om zijn verdediging tegen Rusland kracht bij te zetten. Tot nu toe weigerden de bondgenoten.
Polen gaat „binnen een paar dagen” de eerste MiG-29 gevechtsvliegtuigen leveren aan Oekraïne, aldus president Andrzej Duda tijdens een persconferentie donderdag. In eerste instantie gaat het om vier exemplaren, maar „de rest wordt voorbereid”. Oekraïense piloten vliegen zelf ook al met MiG-29’s, dus in theorie kunnen de vliegtuigen razendsnel worden ingezet.
Het afgelopen jaar heeft de Oekraïense president Volodymyr Zelensky meermaals bij de NAVO gesmeekt om straaljagers om zijn verdediging tegen Rusland kracht bij te zetten. Tot nu toe hebben de bondgenoten geweigerd; gevechtsvliegtuigen zouden offensief kunnen worden ingezet door Kyiv, wat de relatie met Moskou nog verder onder druk zou kunnen zetten. Polen is echter een van de meest toegewijde voorstanders van het leveren van almaar moderner en destructiever wapentuig aan Oekraïne; beide landen hebben onder het juk van de Sovjet-Unie geleden, en Polen vreest voor verdergaande Russische agressie. Slowakije overweegt ook om zijn oude MiG-29’s te leveren aan Oekraïne, maar heeft nog geen beslissing genomen.
Vorige maand beloofde minister Kajsa Ollongren (Defensie, D66) dat Nederland wil „nadenken over de mogelijkheden” om straaljagers te leveren. Ze zei het verzoek van Oekraïne „heel serieus” te nemen, maar waarschuwde dat een dergelijk besluit tijd zou kosten. Een week daarvoor zei premier Mark Rutte (VVD) nog dat het „te vroeg” is om Oekraïense piloten op te leiden om de moderne F-16’s te vliegen. Het trainen van piloten is „een grote stap”, zei hij, „die echt met de bondgenoten genomen moet worden”.
Tot nu toe zijn de bondgenoten, zeker wanneer het aankomt op het leveren van een nieuwe categorie wapens als precisieraketten en tanks, samen opgetrokken. Of de Poolse president nu unilateraal besluit om zijn vliegtuigen te leveren, of dat de bondgenoten op de hoogte zijn gesteld of zelfs akkoord zijn gegaan, is niet duidelijk. De Duitse minister van Defensie Boris Pistorius hield tijdens een NAVO-bijeenkomst vorige maand de boot af betreffende het leveren van gevechtsvliegtuigen; volgens hem is het leveren van voldoende munitie „momenteel veel belangrijker dan de discussie over gevechtsvliegtuigen”.
Een tijdje terug toen ik op Twitter zat te scrollen, kreeg ik een reactie van een Twittervriendin die ik daar al maanden niet meer had gezien: „Zit jij hier nou nog steeds?” Ik hoorde ongeloof. Maar vooral afkeuring. Ze zei het niet, maar de boodschap was duidelijk: „Als je nog op Twitter zit, ben je een loser.”
Dat hoor ik vaker: als je deugt, zit je niet meer op Twitter. Het ene na het andere gerenommeerde merk vertrekt daar. Meestal met een ellenlang jankverhaal over het verval van normen en waarden op het platform sinds de grote boze Elon Musk er de scepter zwaait.
Vorige maand was het Trouw, als eerste nieuwskrant, die afscheid nam.
„X is al lang niet meer het virtuele forum dat het ooit was, waar duizend bloemen bloeiden. Het lijkt soms eerder een vuilnisbelt waar nog slechts enkele sprietjes standhouden”, schreef de hoofdredactie in een verklaring.
Vooral adverteerders vluchten als ratten van een zinkend schip. Niet om de haat, de dictatuur van de nieuwe eigenaar, of het racisme en seksisme dat er vrijelijk in het rond spuit. Maar omdat hun advertenties daar niet zo lekker naast staan. Alleen de lowlifes zitten er nog, nou ja, en ik dus. Wij insiders weten namelijk wel beter: het is heerlijk op Twitter.
Ik leer er zoveel! In mijn eigen ‘gymnasiumlinks-bubbel’ hoor ik nooit wat over de schadelijkheid van vaccins, dat de maanlanding niet heeft plaatsgevonden, de positieve kanten van Donald Trump, en dat het allemaal heel erg meevalt in de bio-industrie. Ik leer ook veel van de helden van Twitter. De witte mannen van boven de vijftig die, zonder dat je er als vrouw om vraagt, hun wijsheid over je heen strooien. Gratis en voor niks!
Hoezo is er geen ruimte voor dialoog? Ik krijg altijd meteen een reactie, wát ik ook plaats! „Ga deaud, socialistensloerie!”, „links lullen, rechts zakken vullen” of „verhuis lekker naar een andere planeet als het je niet bevalt”.
En Elon Musk dan? Waar Trouw en de rest van deuglinks het zo moeilijk mee heeft? Ik hoorde ze niet toen de neef van de Saoedische koning Abdullah in 2014 grootaandeelhouder werd van Twitter. En als jullie dan zo nodig niet willen bijdragen aan de rijkdom van Musk en zijn „bewuste ondermijning van de democratie”, zoals Trouw schrijft: leveren jullie dan ook meteen even je Tesla’s in?
Ik hou ook van de OPWINDING op Twitter. Als een horrorfilm. De mensen voor wie ik bang ben zitten hier, de mensen die ik intens haat ook. Waar moet ik die anders tegenkomen? Ik vind stinkkroegen ook vaak de leukste kroegen. Met zo’n vieze plee. Ik snap trouwens wel dat een krant als Trouw daar de neus voor ophaalt.
Tuurlijk. Twitter is niet meer de happy clappy, verdraagzame bubbel met linkse journalisten en wetenschappers die elkaar laten uitpraten. Das war einmal. Tegenwoordig word je er uitgemaakt voor k*thoer als je over je avondeten twittert, en je kan er ook beter niet meeleven met asielzoekers.
En als je een hoofddoek draagt, een donkere huidskleur hebt, homo, vrouw of transgender bent, de profeet Mohammed beledigt, of iets post over Sigrid Kaag, Kamala Harris, Gaza, Israël, vluchtelingen, klimaat, Thierry Baudet, boeren, gender, racisme, milieu, immigratie, feminisme, dierenrechten, veganisme, wetenschap, of cultuur – ja, dan krijg je het zwaar. Maar verder kan je er een enorme leuke tijd hebben!
Je hoort weleens: Twitter is niet de echte wereld. Maar dat is onzin. Als je Twitter íéts kan verwijten is dat het juist steeds meer op de echte wereld is gaan lijken. Waar megalomane rechtse proleten de baas zijn, minderheden worden onderdrukt, algoritmes het voor het zeggen hebben, en de grootste bekken altijd gelijk hebben.
Sterker nog: Twitter begint in vergelijking met de echte wereld, die almaar ruwer wordt, juist steeds meer een oase van rust en redelijkheid te worden. Zolang je maar precies de juiste dingen zegt.
In zijn conservatoriumtijd in de jaren 70 stond hij vaak in de Grote Zaal van het Concertgebouw: de vloer te vegen na een rockconcert, in ruil voor een gratis kaartje. Begin jaren 80 belandde hij in diezelfde Grote Zaal op het podium als pianist. Sindsdien is hij er kind aan huis. „Ja, ik heb hier wel een paar keer rondgelopen”, grapt Ronald Brautigam (1954) op een septembermiddag op de trappen richting de solistenkamer bij de Grote Zaal.
Aan het begin van zijn carrière soleerde hij er onder meer met het Radio Filharmonisch Orkest en Concertgebouworkest: „notenlawines” van Liszt, Sjostakovitsj, Gershwin, Rachmaninoff. Sinds hij eind jaren 80 bij een Amsterdamse pianobouwer per toeval een fortepiano tegen het lijf liep, boog zijn pad af richting het repertoire dat voor dit vroege type piano werd gecomponeerd – al bleef de moderne vleugel hem net zo lief. Inmiddels kennen we hem al jaren als dé Nederlandse pianist voor de Weense klassieken en romantiek: Haydn, Mozart, Beethoven, Mendelssohn, wat Schubert („de krenten uit de pap”), Schumann, Brahms.
„Als je ouder wordt besef je meer waar muziek eigenlijk over gaat. Voor mij betekent dat teruggaan naar zo min mogelijk noten. Juist in muziek die heel erg geconcentreerd is kan veel gebeuren. Neem Haydn, zijn muziek wordt vaak maar bestempeld als leuke opwarmer in een recital. Maar die man heeft zoveel ontwikkeld en uitgevonden, daar borduurden ze de hele negentiende eeuw nog op voort.”
Voor het Zweedse label BIS zette Brautigam de complete solo-oeuvres van Haydn, Mozart en Beethoven op fortepiano op cd. Maandagavond ontving hij voor zijn discografie de Edison Oeuvreprijs Klassiek. Het juryrapport meldt: „Zijn Beethovencyclus op fortepiano is een monument, een ijkpunt voor deze sonates”.
Brautigam: „Ik denk dat Beethovens muziek zo sterk is, omdat de instrumenten waar hij voor schreef nog enorm in ontwikkeling waren. Beethoven schreef misschien niet zozeer de mooiste, maar wel de krachtigste muziek van de Weense klassieke componisten. Hij was constant in gevecht: met zijn muziek, met zijn gezondheid, met de wereld. Dynamiek is bij Beethoven ook heel belangrijk. Het is niet iets dat boven op de muziek ligt, maar er wezenlijk onderdeel van is. Je hebt constant een crescendo en dan denk je, nu komt de uitbarsting, en dan zakt het in elkaar als een soufflé die te vroeg uit de oven komt. Die combinatie maakt zijn muziek zo ijzersterk en ook zo menselijk. Zijn muziek heeft tegelijkertijd het heroïsche en het falen van de mens in zich. Ik denk dat mensen dat herkennen en daarom zo van Beethoven houden.”
Dan denk je, nu komt de uitbarsting, en dan zakt het in elkaar als een soufflé die te vroeg uit de oven komt
Door de muzen gekust
„Die strijd wordt veel duidelijker als je zijn muziek op een fortepiano speelt. Je vecht niet alleen met de muziek, maar je vecht ook tegen het instrument. Je hoort het kraken, je hoort het knarsen. Bij Beethovens uitbarstingen staat zo’n oud instrumentje op zijn pootjes te zwabberen. Dat geeft een enorme spanning aan die muziek.”
Vroeger ging Brautigam nog weleens met zijn eigen fortepiano op pad. Uit pure noodzaak, want waar haalde je in een Zwitsers kerkje anders een fortepiano vandaan? Dus hup, instrument achter in de auto, naar Zwitserland rijden, zelf stemmen, concert geven en weer terug. Maar het liefst speelt hij op allerlei verschillende fortepiano’s. „Zo’n instrument kan tegen je werken, maar als het meezit, dan hoor je dingen die je nog nooit eerder hebt gehoord.” Onlangs was er nog zo’n verrassing, in het Hongaarse slot Esterhazy, waar Haydn dik dertig jaar doorbracht als hofkapelmeester. „Dat instrument kende ik niet, maar het klonk heel mooi. En op de een of andere manier voel je de geest van Haydn daar nog rondwaren. Dat geeft de muziek een extra dimensie. Maar die euforie van ‘dit is zíjn instrument!’ duurt maar tien seconden. Daarna ben je gewoon met de muziek bezig, uiteindelijk veel interessanter.”
Lees ook
Recensie: Ronald Brautigam sprak in Beethovens ‘Derde pianoconcert’ duidelijke taal met zachte stem.
Brautigam verdiept zich ook in componisten die de standaardboeken over klassieke muziek niet haalden, zoals de Amsterdammer Johann Wilhelm Wilms (1772-1847). „Veel B-componisten componeerden voorspelbaar: ook al speel je hun muziek voor het eerst, je weet precies wat er komt op de volgende bladzijde. Bij Mozart en Beethoven is het altijd een verrassing. Dat is de genialiteit die maakt dat we nog steeds zo graag naar hun muziek luisteren. Maar ook B-componisten hebben – zo eens in de veertig opusnummers – momenten dat ze door de muzen gekust worden. Dat zijn leuke verrassingen.”
Vorige week werd Brautigam zeventig, maar „muzikaal gaat het allemaal gewoon door”. Volgende maand staan er concerten in Japan en Zwitserland op de agenda. „Er gaat niets boven een live concert met alle risico’s van dien. Het is net als met mensen die naar het circus gaan: die hopen heel diep van binnen toch dat die man op dat koord naar beneden dondert. Als je een cd opzet, weet je dat die de volgende keer precies zo klinkt. Maar ieder concert is een verrassing. Als ik een hond was, zou ik zitten te kwispelen op het podium.”
Hossein Nikman staat in de hal van het centraal station van Rotterdam. In die hal is maandagavond om zes uur een sit-in begonnen om aandacht te vragen voor de oorlog in Palestina. Vliegtuigen komen en gooien bommen op kinderen, zegt Nikman. „Dat is niet eerlijk.”
Om zes uur staan er zo’n honderd mensen, maar die groep zwelt aan. Er wapperen steeds meer Palestijnse vlaggen. Veel demonstranten hebben een Palestijnse sjaal om hun schouders, een enkeling heeft de sjaal als een nikab om het hoofd gewikkeld. Alleen de voorste mensen zitten op de koude tegels.
Een jonge vrouw roept „Free, free Palestine”, door een microfoon. Het galmt door de hal.
„Free, free Palestine”, roept de menigte.
„From the river to the sea.”
Uit honderden kelen: „From the river to the sea!”
Aisha Baloglu loopt rond met een grote zak met gehaakte stukjes watermeloen die je met een veiligheidsspeld op een jas kan spelden. De watermeloen, in de kleuren van de Palestijnse vlag, is een nationaal symbool geworden voor Palestijnen. Ze vliegen als verse broodjes uit haar plastic zak. „Het geld gaat naar Palestina”, zegt ze. „Het is voor de kinderen.” Ze heeft er met een groep vrouwen als een bezetene voor zitten haken.
Hamasmilitanten
Plukjes agenten kijken van een afstandje toe. Treinreizigers kunnen er makkelijk langs, de hal is groot genoeg. De een kijkt niet op of om, een ander kijkt verschrikt, weer een ander neem voorzichtig een flyer aan.
Een man in pak met een klein rolkoffertje maakt foto’s van een afstand. Het leed aan zowel Palestijnse als Israëlische kant moet een plek krijgen, zegt hij. „Maar precies een jaar na 7 oktober?” Op die dag vielen Hamas-militanten Zuid-Israël binnen en doodden 1.200 mensen. „Ik krijg de rillingen dat ze die dag hebben gekozen om te demonstreren.”
„Nou en”, zegt Niknam. „Die daad was een reactie. Op de bezetting van Palestina door de Israëliërs.”
Maud Mahyou probeert elke demonstratie bij te wonen. „We moeten laten zien dat wij de bezetting niet accepteren”, zegt ze. „Het is onrechtvaardig. We staan hier voor rechtvaardigheid.”
Ik vind het lastig om te zien dat sommige mensen hun schouders ophalen en denken: c’est la vie.
Het gaat om de bezetting, zegt ook Rowan van Veelen, die fungeert als perswoordvoerder van de sit-in. Het liefst heeft hij dat geen van de demonstranten wordt geïnterviewd. Vragen kan hij beantwoorden.
Toch vertelt Hakima Mahyou, het zusje van Maud, zelf waarom ze daar staat. „Weet je, ik heb rechten gestudeerd. Nu vraag ik me soms af, waarom eigenlijk?” De almaar voortdurende oorlog in Gaza vindt ze een dieptepunt voor de mensheid. „Het is tegen alle regels en verdragen. En toch staan onze politici er glazig naar te kijken en doen niets.”
De bezetting moet worden beëindigd, pas dan kunnen we verder kijken, zegt ze. Daarom staat ze daar. Want ook na een jaar wil ze dat punt blijven maken. Ze kijkt naar de reizigers die zonder op of om te kijken langslopen. „Ik vind het lastig om te zien dat sommige mensen kennelijk hun schouders ophalen en denken: c’est la vie.”
Ismael Nor loopt ook snel langs. Maar als hij wordt ingehaald, zegt hij niet ‘c’est la vie’. Hij zegt: „Ik vind het heel goed dat zij hier vandaag staan. Dát is vrijheid.”
‘Friesland for Palestine’
Vlak voor het centraal station in Leeuwarden zit een handjevol demonstranten op de grond. Ze worden omringd door mensen met Palestijnse vlaggen en borden met leuzen zoals: „Friesland for Palestine”. Op hun hoofd of om hun nek dragen ze de bekende wit met zwarte Palestijnse sjaal.
Het is niet zo druk. „Het is Friesland, hé”, zegt Jacco de Boer. „Friezen zijn niet zulke protesteerders.” Hij deelt flyers uit met tien What you need to know-feiten over het Israël-Palestina-conflict. Volgens Jacco wordt het pro-Palestinageluid wel breedgedragen, want hij komt best van zijn flyers af. Het tegengeluid hoort hij ook weleens als hij aan een demonstratie meedoet: „Er was net nog een voorbijganger die tegen de borden aan trapte en riep: ‘Alle gijzelaars vrij’”.
Volgens Aniek (38) is 7 oktober 2023 de dag waarop de genocide begon. „Ik zit hier voor rechtvaardigheid. Ik zit hier voor de toekomst. Ik wil dat mijn kinderen in een rechtvaardige wereld opgroeien.” Op de vraag wat ze op een reguliere maandagavond doet, antwoordt ze: „Voor mijn kinderen zorgen.”
Toeteren
„Free Palestine, free Palestine, free, free Palestine”, roepen de demonstranten in koor. Op een krukje staat een jongetje van zeven jaar met een Palestijnse vlag te zwaaien. Zijn moeder staat ernaast. „Ik kijk iedere ochtend Het Jeugdjournaal op school. Ik word boos als ik zie hoe Palestina kapot is gemaakt.”
Zijn moeder, Geerte Nuur (45), verteld dat ze zelf uit een oorlogsgebied komt en dat ze weet hoe erg het is. „De oorlog moet eindigen. Genoeg.”
Zo nu en dan rijdt een auto met een Palestijnse vlag op het dak toeterend voorbij. Yentl Smeden (19) is een van de organisatoren van het protest. „Het is geen oorlog, maar genocide”, zegt hij, terwijl hij rood aanloopt. Jacco komt erbij staan: „Wij zijn tegen geweld, tegen terroristische groeperingen en voor een staakt-het-vuren en bovenal: voor de Palestijnen”.
Het is kwart voor zeven ’s avonds. „Ik ga ervandoor. Het is toch zo afgelopen en ik moet nog koken en eten”, zegt Jacco terwijl hij wegloopt.
Lees ook
Op veertien NS-stations een sit-in houden voor Gaza: betogers hebben dat recht, zeggen de burgemeesters. ‘Zolang het maar veilig blijft’