‘Palingen ruimen rommel op’

Veel mensen willen iets goeds doen. Deze week: glasalen tellen.


Folkert Koelewijn

Het is een halfuur na zonsondergang. De lucht kleurt alle tinten rood en roze, en Jupiter en Venus zijn erg goed te zien. Maar Harry Coenders (70) heeft zijn blik niet op de lucht gericht. Met zijn handen op zijn rug bekijkt hij hoe twee mannen een kruisnet in het water laten zakken bij gemaal De Noord aan de Oosterschelde. Het is stil, op het klotsen van de zee na, totdat na vijf minuten de wekker gaat, en de vangst in een klein aquariumpje wordt geschept. Met lampjes die als een derde oog op hun voorhoofd zitten, stellen ze vast welke vissen er zijn gevangen. Een ritueel dat zich nog vier keer herhaalt. „Wij werken volgens protocol.”

De mannen zijn vrijwilligers van Ravon, een natuurbeschermingsorganisatie die ook verantwoordelijk is voor de glasaalmonitoring in Nederland. Elke maandag- en donderdagavond, van half februari tot half juni, worden er op vijftig ‘intrekplekken’ langs de kust glasalen geteld. Die doorzichtige, glibberige, slangachtige vissen zijn geboren in de Sargassozee (in het noordwesten van de Atlantische Oceaan), trokken de halve wereld rond, en zoeken nu naar zoet water in het achterland waar zij kunnen rijpen en een volwassen paling worden. Daarna zwemmen ze weer naar de zee om te paren. Coenders: „Dat is het geheim van de paling.”

In Nederland is dit proces verstoord geraakt na de Watersnoodramp in 1953, vertelt hij. De glasalen stuitten op een dichte deur nadat alle sluizen en andere doorgangen waren afgesloten om een nieuwe ramp te voorkomen. De gevolgen daarvan zijn nog altijd merkbaar. „Het is dramatisch gesteld met de palingstand in Nederland.” En dat is een probleem voor het ecologisch evenwicht, zegt hij. „Palingen ruimen rommel op. Ze eten alles wat dood is, vissen bijvoorbeeld, en insecten.”

Ook hij is een „lijkenvreter”. Gebakken, gestoofd, gerookt: heerlijk vindt hij de paling. „Ik ben geïnteresseerd in het circulaire van de natuur. Mensen zijn natuurlijk de grootste predators van allemaal”. Maar soms is een roofdier ook een beschermer. Coenders, een gepensioneerd econoom, fanatiek sportvisser en natuurliefhebber, werd zeven jaar geleden vrijwilliger omdat hij zijn „steentje wilde bijdragen aan de visstand”. Tellen doet ertoe, zegt hij. Er werden bijvoorbeeld zodanig veel glasalen geteld bij De Noord dat er inmiddels een vispassage is aangelegd om migratie van jonge palingen mogelijk te maken. Vanavond is er van die overvloed niks te merken. Het is laagwater. Dat betekent weliswaar dat ze geen nat pak halen, maar ook dat de omstandigheden voor de glasalen niet gunstig zijn. De magere inhoud van het kruisnet wordt telkens een beetje beteuterd geïnspecteerd. Een brakwatergrondel, een garnaaltje, niks, vier garnaaltjes en weer een ‘bwg’tje’. Géén glasalen dus. Maar dat wil niet zeggen dat de glasaalmeting een mislukking was, zegt Coenders meerdere keren. „Niks is ook een resultaat.”