Na een half uurtje vliegen boven de jadegroene Noordzee doemt het gloednieuwe booreiland van het Nederlandse gasbedrijf ONE-Dyas op aan de horizon. Vanaf hier lijkt het slechts een kleine, metalen pukkel, midden in een oneindige watervlakte.
De passagiers van de helikopter, ingepakt in dikke gele, waterdichte reddingspakken, veren een beetje op. ONE-Dyas-topman Chris de Ruyter van Steveninck en gebiedsmanager Jeroen Abels wijzen hun bezoek, twee Duitse en een Nederlandse journalist, enthousiast op het platform, waar sinds maart gas wordt gewonnen.
Het is een van de weinige productieplatformen die recentelijk zijn gebouwd in de Noordzee. Eigenlijk mag je het geen booreiland noemen, want strikt genomen wordt er niet geboord. (Dat doet een andere installatie die langskomt voorafgaand aan de gaswinning.) De meeste gasbedrijven, zoals Shell, doeken hun installaties hier juist op, omdat de grote velden leeg raken. Maar een handvol kleinere spelers ziet nog kansen in de kleinere velden. Al komt er dus maar sporadisch iets concreets tot stand.
Mikpunt van kritiek
Door de herrie van de helikopter valt niet veel te verstaan van De Ruyter van Steveninck en Abels. Wel is de boodschap ongeveer duidelijk: ‘Kijk, daar staat-ie dan. Ons nieuwste kroonjuweel. Wat hebben we een lange weg moeten afleggen om hier te komen.’
Want lang niet iedereen is even blij met het platform van ONE-Dyas. Het project, op zo’n twintig kilometer ten noorden van Schiermonnikoog, is al jaren mikpunt van kritiek van onder andere natuur- en klimaatgroepen. Zij menen dat de flora en fauna in de Noordzee onder de gaswinning lijden – en dat je eigenlijk überhaupt geen fossiele energie meer zou moeten winnen, vanwege de klimaatcrisis. Ze spanden zaak na zaak aan. Die leidden er nooit toe dat het project van tafel moest, maar veroorzaakten wel oponthoud.
Acht jaar na de eerste ‘exploratieboring’, waarmee ONE-Dyas uit probeerde te vogelen of er echt gas zat, staat het platform op zijn plaats. Maar zelfs nu produceert het nog niet helemaal zoals ONE-Dyas wil. Twee pijpen gaat vanuit het platform naar de diepte onder de zeebodem. Slechts via één ervan komt gas naar boven.
Voor de andere moet nog een laatste stukje geboord worden. ONE-Dyas wil dat niet doen met inzet van een gasgenerator; elektrisch boren is schoner. Maar daarvoor is stroom nodig van een nabijgelegen windpark. En die operatie hapert door een rechtszaak van een Duitse milieubeweging, die zegt dat plaatsing van de benodigde kabel het onderwaterleven verstoort.

Bij ONE-Dyas snappen ze de zorgen heus wel. Nadat mannen in overall het bezoek uit de helikopter gedecideerd naar het binnenverblijf hebben geleid, langs stalen trappen met gaatjes die een indringende blik bieden op het water 55 meter lager, stelt De Ruyter van Steveninck dat zijn bedrijf er „alles” aan heeft gedaan om de impact op de natuur „zo klein mogelijk” te maken.
De stenen die omhoogkomen bij het boren, heeft ONE-Dyas niet terug in zee gedumpt, zoals veel gasboeren doen, maar met schepen naar het vasteland vervoerd, waar ze netjes zijn opgeruimd. En de installatie is bewust ook een stukje kleiner gemaakt dan andere platformen, zodat die vanaf het vasteland minder in het oog loopt.
Het platform zal ten slotte straks – als die kabel er komt – volledig elektrisch werken. „Dit is eigenlijk het groenste platform dat je maar kunt bedenken.”
Een beetje impact
Maar een beetje impact zal er altijd zijn, en dat moet je accepteren, aldus De Ruyter van Steveninck. „Anders kun je helemaal niks meer.” Hij vindt dat de milieubewegingen soms wel erg ver gaan in hun strijd. In Duitse media – het platform ligt op de grens met Duitsland – werd laatst gezegd dat ONE-Dyas het hele gebied wil volbouwen met platformen, zegt De Ruyter van Steveninck. „Maar dat is echt onzin. Het zijn er hooguit twee of drie, plus nog een paar kleinere satellietinstallaties die rond het hoofdplatform komen.”
Alsof het niet al moeilijk genoeg is om gas te winnen. Voorafgaand aan een exploratieboring vindt vaak ook nog jarenlang (geologisch) onderzoek plaats. ONE-Dyas begon zelf, met zijn partners EBN en Hansa Hydrocarbons, in 2010. Want je bent uiteindelijk toch met een piepklein pijpje in een immense oppervlakte aan het prikken, op zoek naar de juiste plek. „Je weet pas zeker dat er gas zit als je een put hebt”, aldus Abels.

Soms gaat er, ondanks al het rekenwerk, nog wat mis. Abels: „Blijkt er op de plek waar je een ‘grote prijs’ had verwacht helemaal niet zo veel te zitten.” En toen een milieucommissie ONE-Dyas een aantal jaar geleden adviseerde het platform iets verderop te bouwen, om de natuur beter te beschermen, konden ze weer opnieuw beginnen met rekenen.
Ja, het is natuurlijk gas, een fossiele energiebron, erkent De Ruyter van Steveninck. Maar je kunt daar ook té moeilijk over doen. „Voorlopig kunnen we echt niet zonder.” Hij wijst erop dat het stroomnet overal overbelast is. Veel bedrijven kunnen daardoor geen aansluiting krijgen om productieprocessen te verduurzamen.
Bovendien is een groot deel van onze energiebehoefte niet zomaar te elektrificeren, stelt hij. „Dat gaat om warmte, die we nu opwekken met aardgas. De alternatieven daarvoor, zoals waterstof en aardwarmte, zijn nog schaars.”
Buitenland
Energie bespáren, een route die activisten aanwijzen, biedt ook onvoldoende soelaas, denkt hij. „Tijdens de energiecrisis is ons jaarlijkse verbruik inderdaad gedaald. Maar een deel daarvan kwam doordat bedrijven failliet gingen. Nu halen we die spullen uit het buitenland. Dat lost natuurlijk niks op.”
Als je toch nog even gas nodig hebt, kun je het maar beter uit eigen land halen, vervolgt De Ruyter van Steveninck. Nu haalt Nederland ongeveer twee derde van zijn gas uit het buitenland, vooral uit Noorwegen en de VS. „Maar afhankelijk zijn van buitenlandse leveranciers is een risico, weten we sinds de energiecrisis.”
Voor gas afhankelijk zijn van buitenlandse leveranciers is een risico, weten we sinds de energiecrisis
Eigen gas zou daarnaast ook veel ‘schoner’ zijn. Je hoeft het niet met vieze schepen duizenden kilometers te vervoeren. En je hoeft het dus ook niet eerst met extreme koude vloeibaar te maken om het in een schip te kunnen stoppen.
Volgens De Ruyter van Steveninck gaat het belang van de Noordzeewinning voorbij aan „de waan van de dag”. Het gaat niet alleen om onbetrouwbare Amerikaanse presidenten, maar dat je als land op langere termijn sterk blijft, vindt hij. „Jarenlang hebben we in Europa alles ‘uitbesteed’. We haalden goedkoop gas uit Rusland, spullen uit China en onze defensie ‘deden’ de VS. Maar je moet zorgen dat je zelf ook slagvaardig bent. Weerbaarheid is niet alleen defensie, weerbaarheid is ook een sterke economie hebben.”
De gaswinning op de Noordzee in stand houden doet precies dat, meent hij. Het houdt een hele industrie inclusief toeleveringsketen in stand. Bij de bouw van het platform waren allerlei Nederlandse bedrijven betrokken, zoals HSM, Allseas en Heerema. Het levert ook geld op voor de overheid. Staatsbedrijf EBN neemt altijd een flink belang in gasprojecten op de Noordzee, en spekt daarmee de staatskas.
Versnelling
Een slimme lobby van ondernemers die in werkelijkheid toch vooral met hun eigen belang bezig zijn? ONE-Dyas heeft als aandeelhouders zeker niet de minste partijen achter zich; ze kunnen invloed uitoefenen tot in Den Haag. De steenrijke familie Fentener van Vlissingen, van de voormalige Steenkolen Handels Vereniging (SHV), is er een van. Net als de bekende olie-ondernemer en investeerder Marcel van Poecke (AtlasInvest, Carlyle) en oud-ABN Amro-topman Rijkman Groenink. Die hebben er ook belang bij dat het politieke tij gunstig blijft. Twee jaar geleden boekte het bedrijf nog 88 miljoen euro winst, vorig jaar leed het 23 miljoen verlies.
ONE-Dyas lijkt het politieke sentiment goed aan te voelen. Het kabinet ziet gas als belangrijke ‘transitiebrandstof’, en in het regeerprogramma is afgesproken dat de gaswinning op de Noordzee een nieuwe impuls moet krijgen. Onder het vorige kabinet is daar ook al een poging toe gedaan, maar die leidde tot niets.

Een tweede, verdergaande inspanning moet nu wel tot de gewenste ‘versnelling’ leiden. In de praktijk betekent dit dat de gasproductie niet verder daalt, maar stabiel blijft. Deze week sloot het kabinet samen met de twaalf bedrijven die nog actief zijn op de Noordzee een ‘sectorakkoord’. Dat moet helpen bedrijven te stimuleren de sprong te wagen, ook hier onder expliciete verwijzing naar het geopolitiek ongunstige gesternte.
Het betreft maatregelen die in de kern bedoeld zijn om een deel van het risico bij de bedrijven weg te nemen. Zo moet het vergunningstraject sneller doorlopen kunnen worden, en gaat de staat via EBN in bepaalde gevallen een groter deel van de investeringen voor exploratieboringen betalen. Dat kan tot wel 85 procent gaan, in plaats van 40 procent bij eerdere projecten. Zo moet de businesscase weer aantrekkelijk worden, hoopt het kabinet.
Dringen
Sommigen vinden die steun te vergaand. De overheid zou alle risico’s op zich nemen, en ondernemingen gaan er met de winst vandoor. Tweede Kamerlid Suzanne Kröger (GroenLinks-PvdA) zei tijdens een recent debat: „Zegt de minister nou echt dat je EBN met publiek geld de risico’s laat nemen, zodat private partijen, waarmee we een slecht trackrecord hebben, de winsten mogen cashen?”
Critici twijfelen ook of dit soort steunmaatregelen de moeite waard zijn. Omdat, zelfs als de productie weer groeit, er niet meer genoeg gas in de Noordzee zou zitten om de energievoorziening voor een significant deel in ‘eigen’ handen te krijgen. Die productie is nu goed voor 15 procent van het energieverbruik.
Meer gaswinning betekent mogelijk ook dat andere, duurzamere energieprojecten in de knel komen. Op de Noordzee is het nu al dringen, met al die scheepvaart, visserij, gaswinning, windmolens, CO2-opslag en natuur.
De Ruyter van Steveninck stelt dat veel van de kritiek geen hout snijdt. Als EBN de exploratieboringen straks grotendeels voor rekening neemt, en er blijkt genoeg gas in een veld te zitten, dan moet een bedrijf dat daar wil produceren die kosten toch eerst terugbetalen. Plus een premie, benadrukt hij.
Een druppel op een gloeiende plaat is het ook niet, vindt hij. „Een individueel veld is natuurlijk niet dé oplossing, maar als er straks weer een paar velden bij komen, helpt dat wel degelijk. Dit soort relativeringen doen mij denken aan mensen die zeggen dat Nederland, omdat het maar een fractie van de wereldwijde CO2-uitstoot veroorzaakt, geen dure klimaatmaatregelen hoeft te nemen. Omdat het toch niks uitmaakt. Maar elk stapje is nodig.”

Botsing
Hij erkent dat nieuwe gasprojecten andere, duurzamere energie-activiteiten in de weg kunnen zitten, en niet alleen als het gaat om ruimte. ‘Gas’ en ‘wind’ concurreren nu al deels om dezelfde toeleveranciers – denk aan schepen die de installaties op hun plek brengen. „Er zal vast en zeker ergens wel een botsing met wind ontstaan.”
Toch valt het volgens hem allemaal reuze mee. Het ministerie zou goed nadenken over de verdeling van ruimte, en gasprojecten nemen lang niet zo veel ruimte in als windparken, zegt hij. „Er verdwijnen ook meer platformen dan erbij komen.”
Bij ONE-Dyas weten ze niet zeker of de maatregelen bedrijven over de streep zullen trekken. Het heeft zelf de extra steun voor proefboringen niet nodig, zegt De Ruyter van Steveninck.
De financiën zouden ook niet het grootste probleem vormen. Dat zit meer in de onzekerheid of bedrijven „op tijd en op redelijk voorspelbare gronden” een vergunning kunnen krijgen, zegt hij. „Dat bedrijven niet in een langdurig traject belanden, waarbij overheden uiteindelijk toch besluiten geen vergunning af te geven.” Al dan niet als gevolg van bezwaren van milieugroeperingen.
In het sectorakkoord zitten daarom ook afspraken om het vergunningsproces soepeler te laten verlopen. Die juicht De Ruyter van Steveninck toe. „Het is nu wel heel makkelijk om ergens tegen te zijn. Het is goed als daar wat strenger naar gekeken wordt.”
