26 doden bij reeks aanvallen op drie dorpen in Papoea-Nieuw-Guinea

Bij een reeks aanvallen op drie afgelegen dorpen in het noorden van Papoea-Nieuw-Guinea zijn afgelopen week minstens 26 mensen gedood. Dat melden de Verenigde Naties woensdag in een verklaring. Het geweld, dat door de VN wordt geplaatst in de context van de strijd rond water- en landrechten, heeft geleid tot de verwoesting van vele woningen en zeker 200 bewoners uit hun huizen gejaagd. Mogelijk loopt het dodental nog verder op aangezien de autoriteiten nog steeds op zoek zijn naar vermiste personen, zo zeggen de VN.

De VN-mensenrechtenchef Volker Türk heeft inmiddels zijn diepe bezorgdheid geuit over de dodelijke aanvallen, die afgelopen week in de dorpen Tamara, Tambari en Angrumara in de provincie Oost-Sepik werden uitgevoerd. Naast een grondig onderzoek benadrukte hij dat het van „cruciaal belang” is dat de slachtoffers en hun families herstelbetalingen ontvangen, waaronder adequate huisvesting, noodzakelijke psychosociale steun en effectieve bescherming tegen mogelijke nieuwe aanvallen.

Volgens de lokale politie zou een groep van meer dan dertig jonge mannen gewapend met geweren, kapmessen en draadkatapulten, achter het geweld zitten. Ook zou tegen een niet gespecifieerd aantal vrouwen en meisjes uit de dorpen seksueel geweld zijn gebruikt.

Papoea-Nieuw-Guinea, een land met een grote etnische diversiteit, kent een lange geschiedenis van stammenoorlogen. Vanwege de toenemende politieke spanningen en de relatief makkelijke toegang tot wapens was er de afgelopen tien jaar sprake van steeds meer geweld. De Papoeaanse bevolkingsgroei — met meer dan de helft sinds begin jaren tachtig —  heeft de druk op de hulpbronnen in het land vergroot, waardoor de strijd tussen verschillende stammen is toegenomen.