250 joodse kinderen overleefden de oorlog dankzij hun onderduik in Brunssum: ‘Niemand is verraden’

„Ik wil vooral nederig zijn”, benadrukt Jack Aldewereld (82). „Ik ben slechts degene die het verhaal mag vertellen van al die mensen in Brunssum, die in de oorlog zo moedig waren om joodse kinderen bij hen te laten onderduiken en de verzetsmensen die daarbij hielpen.”

Nee, het moet vooral niet gaan over Aldewereld zelf. Toch is hij ereburger van Brunssum en wordt waarschijnlijk nog dit jaar in de gemeente een hofje naam hem vernoemd. Die vernoeming heeft hij te danken aan dat hij al jaren aandacht vraagt voor alle dapperen uit de bezettingsjaren: door te pleiten voor plaquettes en monumenten, door Yad Vashem-onderscheidingen aan te vragen en lezingen en rondleidingen te geven. „In Brunssum hebben zo’n 250 joodse kinderen ondergedoken gezeten en mogelijk honderden anderen onderdak gekregen tijdens de oorlog. Maar struikelstenen [gedenktekens voor degenen die door de nazi’s onder meer werden gedeporteerd] vind je hier nergens. Niemand is verraden, terwijl toch behoorlijk wat mensen lid van de NSB waren.”

Als ze me tijdens een rondleiding naar Gaza vragen, zeg ik dat een Palestijns kind even hard moet huilen om de dood van z’n moeder als een Israëlisch kind

Jack Aldewereld
onderduikkind

Aldewereld denkt dat dit deels is te danken aan de mijnen. „Hier leefden mensen van alle geloven, gezindten en nationaliteiten samen. Verschillen vielen gemakkelijk weg, want bij het winnen van steenkool moesten teams ook op elkaar kunnen vertrouwen.”

Zelf dankt Aldewereld veel aan Brunssum. Op 2 maart 1943 werd hij geboren in Amsterdam als derde zoon van Mozes en Schoontje Aldewereld. Zes maanden later werd hij door het verzet in Limburg onderbracht. Mogelijk dankzij de buren van Jacks ouders in de hoofdstad, die in het verzet zaten, of via de joodse crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg, verzamelplek voor joden die op transport naar Westerbork moesten. Aldewerelds ouders en broers Marcus en Salomon werden vermoord in de vernietigingskampen. Zijn zus Fanny overleefde de oorlog met behulp van een reeks andere onderduikadressen in het zuiden van het land.

„Het verzet in Amsterdam selecteerde Joodse kinderen op haarkleur”, vertelt Aldewereld. „De blondere konden naar het noorden. De donkerharigen gingen naar Limburg. Daar vielen ze minder op.”

Twee pijpen voor hete lucht. „In de linker kun je na 20 à 25 meter een afslag nemen. Dan kom je in een plekje van twee bij twee, waar onderduikers zich konden verschuilen voor de Duitsers.
Foto Chris Keulen

‘Henkie’

Onderduikouders hadden verschillende motieven. Cato en Hendrik Muis, die zich over de kleine Jack ontfermden, hadden religieuze redenen. Hun gereformeerde predikant had een beroep op hen gedaan. Aldewereld laat een foto zien van zijn pleegmoeder en hemzelf (een jongetje met zwarte lokken). „Kijk, zo’n prachtventje kun je toch niet weigeren.” Cato en Hendrik Muis waren kinderloos. „Na mijn komst liep mijn pleegmoeder plots met een kinderwagen. Dat moet zijn opgevallen.”

Jack Aldewereld werd in Brunssum, totdat hij later trouwde, Henk ‘Henkie’ Muis. Na de oorlog werd hij tijdens het voetballen of knikkeren weleens uitgescholden voor Jood. „Dat vertelde ik thuis. En dan kreeg ik ook wel uitleg, maar het verhaal duurde me nog te lang. Later wilde ik er niet naar vragen. Omdat mijn pleegouders zo goed voor me waren.”

Pas in de jaren tachtig dook hij in de geschiedenis van zijn oorspronkelijke gezin. Zijn zeven jaar oudere zus wilde daar niets van weten. „Zij had nog echte herinneringen aan de oorlog. Voor haar was het veel traumatischer. Ik wilde wel meer weten en zette een advertentie in een huis-aan-huisblad in Uithoorn, waar mijn familie in de oorlog woonde, voordat ze naar Amsterdam verhuisden.”

Hoge verwachtingen had Aldewereld niet. „Maar er kwam enorm veel respons.” Het leverde zelfs tastbare herinneringen op. Aldewereld haalt het zilveren bestek tevoorschijn dat zijn ouders in bewaring gaven aan bekenden. „En hier: iemand anders had nog mijn broers lidmaatschapskaart van de voetbalclub. Anderen konden me vertellen hoe mijn ouders waren: gastvrije mensen bij wie de deur altijd openstond.”

Aldewereld verdiepte zich ook in de NV, een Amsterdamse verzetsgroep die zich bezighield met Joodse kinderen redden via onderduik in Limburg, door wie ook hij naar Limburg was gebracht. Hij ijverde bovendien voor herdenkingsplekken: een Joods monument (in 1989 onthuld door de Amsterdamse burgemeester Ed van Thijn, die als jongetje ook in Brunssum was ondergedoken) en plaquettes in alle wijken, met een gedicht van Jacks vrouw Ina Aldewereld-Hindriks. En een tekst van haar die uitlegt dat in Limburg en Brunssum in het bijzonder veel Joodse kinderen werden opgevangen. ,,Die zaten hier echt overal.” Bij het passeren van de monumentjes ergert ze zich. „Die moeten nodig worden schoongemaakt. Dat lijkt me een mooie klus voor de schoolkinderen hier.”

De pastorie waar Wim van der Geest woonde en talloze onderduikers en verzetsstrijders aan onderdak hielp.
Foto Chris Keulen

Spilfiguur

Aldewereld voert de verslaggever en de fotograaf langs een woning die bekendstond als het Elastieken huis, waar altijd wel plek was voor een extra onderduiker. „De eigenaren hadden zelf tien of elf kinderen, maar ook vrijwel voortdurend Joodse jongens en meisjes. Dit huis was een doorvoerplek voor degenen die net waren aangekomen.”

Aan de Vincentiuskerk in Brunssum is een klein kloostergebouw vast gebouwd, waar in de bezettingsjaren nog dertig leden van de kloosterorde der Lazaristen woonden. Een van de paters, Wim van der Geest, was de kapelaan en een spilfiguur in het Brunssumse verzet. Jan Maessen, penningmeester van de parochie, voert naar de kelder van het convent. „Hier werden de kolen gestookt”, vertelt hij in een van de ruimtes. De penningmeester wijst op twee grote, ronde ingangen in de muur. „Daar lopen de pijpen die de hete lucht naar de kerk brachten. In de linkerbuis kun je na 20 à 25 meter een afslag nemen. Dan kom je in een plekje van twee bij twee, waar Van der Geest zich met de kinderen verschool wanneer de Duitsers zich aan de deur meldden. De paters schoven dan snel een kast met paperassen voor de ingang van de pijp.”

Nadat Maessen is uitverteld, vraagt Aldewereld de penningmeester of die nog eens door de archieven wil lopen, die in dezelfde kelder opgeslagen liggen. „Ik ben bezig met de aanvraag voor een Yad-Vashem-onderscheiding voor Van der Geest. Israël wil graag bewijzen voor zijn bijdragen zien. En levende getuigen zijn er steeds minder.”

De kelder in de Kempstraat in Brunssum, waar anderhalf jaar onderduikers zich verborgen hielden.
Foto Chris Keulen



Lees ook

Michal Citroen over Joodse onderduikers: ‘De klap kon op elk moment komen’

Michal Citroen Foto Hedayat Amid

Po

In de Brunssumse wijk Schuttersveld gaat Aldewereld achterom bij de familie Jasker. „Volluk!”, roept hij hard. De Jaskers gaan bijna verhuizen naar een appartement. Zo’n 45 jaar geleden betrokken ze hun huidige huis, een oude mijnwerkerswoning. Eddy Jasker (nu negentig) knapte de boel eigenhandig op. Hij loopt naar de kelder, waar hij destijds voor het betegelen van de vloer stuitte op een houten schot tegen een deel van de wand. „Ik sloeg daar doorheen en ontdekte een verborgen ruimte, met een bed en een nachtkastje. En de po stond d’r nog. In eerste instantie stond ik er nog niet eens zo bij stil. Totdat mijn schoonvader voor het eerst op bezoek kwam in het nieuwe huis. Hij zei: wij hebben Joodse kinderen gehad en hier zaten ze ook.” De onderduikplek (plus de po) in het huis van de Jaskers wordt nu afgedekt met een luikje.

Het verlies van zijn ouders, broers en tientallen andere familieleden tijdens de Holocaust: af en toe stormt het in Aldewerelds hoofd. De huidige toestand in de wereld stemt hem ook niet vrolijk. „Mensen lijken zo weinig te leren van het verleden. Tijdens lezingen en rondleidingen word ik weleens gevraagd naar mijn mening over de toestand in Gaza. Dan zeg ik dat ik me niet bemoei met politiek, maar ik voeg er wel aan toe dat een Palestijns kind net zo hard om de dood van zijn moeder huilt als een Israëlisch kind.”

Alle geloven, gezindten en nationaliteiten leefden hier samen. Verschillen vielen snel weg: in de mijnen moest iedereen elkaar kunnen vertrouwen

Jack Aldewereld
onderduikkind

Intussen rijdt voormalig buschauffeur Aldewereld in zijn kleine Hyundai langs memorabele plekken in Brunssum en vertelt honderduit. Aan de rand van de Brunssummerheide staan de badhokjes van het oude natuurbad te verpieteren. In 1943 verscholen Joodse kinderen zich daarin tijdens een razzia. „Jaren geleden zijn ze hier al met een volle bus mensen van de provincie komen kijken”, vertelt een geïrriteerde Aldewereld-Hindriks. „Provincie en gemeente beloofden het aan te pakken. Maar er gebeurt niets. Intussen gaat het verval maar verder.”

Komende tijd staan een paar rondleidingen op het programma. Deze week ontvangt Aldewereld bijvoorbeeld een groep leerlingen van een gymnasium uit Alsdorf, vlak over de Duitse grens. „Jongens en meisjes van negentien verschillende nationaliteiten”, weet Aldewereld. „Ook uit Syrië en Oekraïne. Reken maar dat er dan veel vragen komen.” Hij oogt onvermoeibaar, maar zijn echtgenote Ida vertelt dat hij na een rondleiding altijd even rust. Aldewereld zelf zegt dat niet uit alleen uit fysieke vermoeidheid: „Een leraar bereidt voor de meidagen een les voor over de oorlog. In mijn geval gaat het elke keer ook over mijn eigen leven.”

Restant van het voormalig natuurbad, waar Joodse kinderen soms dagenlang ondergedoken zaten.
Foto Chris Keulen