07.00 uurDe dag begint
In stilte marcheert een groep van twintig man over het voormalige kazerneterrein in Weert. Langs de dagbehandeling. Achter de sportschool. Voorbij de meditatieruimte. Huishond Sammie loopt kwispelend tussen de mannen en vrouwen die verslaafd zijn aan cocaïne, wiet, alcohol, gokken, oxycodon, fentanyl of een combinatie daarvan. Ze hebben zich vrijwillig laten opnemen in de afkickkliniek. Iedere dag, zes weken lang, beginnen ze met een
ochtendwandeling.
De mensen die in verslavingscentrum Changes GGZ Weert binnenkomen staan volgens regiebehandelaar Janno van Kessel „op een T-splitsing in hun leven”. Ze moeten een keuze maken. Doorgaan met hun verslaving wordt hun dood. Ze kúnnen nog kiezen voor het leven.
Bij binnenkomst in de kliniek worden alle koffers geïnspecteerd voordat cliënten naar de ‘detox’ gaan, een aparte ruimte in de kliniek waar ze onder begeleiding hun middelengebruik afbouwen.
De hulpverleners halen alles uit de koffers dat de verslaving in stand kan houden. De verslavende middelen zelf, verstopt in kleren en kofferbekleding, maar ook telefoons, laptops, wekkerradio’s, puzzels en boeken. Alles wat voor afleiding kan zorgen. Cliënten leren zo om alleen te zijn met hun pijn en emoties. De kamers zijn leeg en kaal. Een bed. Een stoel. Een wc. Een douche. Aan de wand hangen drie vierkante kleine afbeeldingen van bloemen in close-up. Een eenpersoonsbed in het midden van de kamer.
In de kliniek wordt individuele en groepstherapie gegeven. Naast cognitieve gedragstherapie, creatieve therapie en schematherapie wordt ook het Minnesota-model gebruikt, en de 12 stappen afkomstig van de Alcoholics Anonymous. De eerste stap in dit model is erkennen dat je als verslaafde een probleem hebt. De laatste stap is het doorgeven van je ervaring aan lotgenoten. Typerend voor het Minnesota-model is dat God of een ‘hogere macht’ wordt aangesproken. Wat dat is, kan iedereen voor zichzelf invullen; het programma is niet verbonden aan een specifieke kerk of religie. Centraal in het Minnesota-model staat het delen van de eigen ervaring met de groep.
Wie al langer in de kliniek is, wordt verantwoordelijk voor
ontbijt
, lunch en diner. De groep eet gezamenlijk aan tafels in de woonkamer. Naast havermout, yoghurt en boterhammen is er elke dag een smoothie, vandaag met courgette, die niet bij iedereen in de smaak valt. Een andere groep is verantwoordelijk voor het opruimen van het ontbijt. Dan begint de dag vol therapie.
09.00 uur De dag van de waanzin
„Ik wil dit wel vertellen jongens, maar ik heb een momentje nodig.” Pim (36) buigt voorover op zijn stoel en kijkt naar zijn voeten op de linoleumvloer. De mannen en vrouwen in de groep, ze noemen elkaar ‘fellows’, gelijkgestemden, zitten stil in een kring. Vandaag vertelt Pim over zijn „rock-bottom-moment”, oftewel zijn „dag van de waanzin”. De fellows wachten. Iedereen heeft zo’n dag meegemaakt.
Pim wrijft zijn handen hard over elkaar, haalt diep adem en gaat terug naar die dag. „Ik werd wakker in een eenpersoonsbed, in mijn lege appartement op de begane grond. Het is kaal en leeg, er hangen nog geen gordijnen. Mijn ex-vrouw had mij de dag ervoor uit huis gegooid. Ik had het eenpersoonsbed die avond alleen in elkaar gezet. Toen had ik mezelf weer toegesproken: morgen ga je het écht anders doen. De volgende dag werd ik wakker en ik wist dat ik echt iets moest veranderen. Het was te ver gegaan, ík was te ver gegaan. Dan belt mijn vrouw. Onze jongste van net één jaar is ziek, zegt ze. In een flits denk ik: wat moet ik hiermee? Jíj hebt mij toch uit huis gezet? Maar natuurlijk maak ik me zorgen. Ze vraagt of ik moet werken die dag. Ik zeg dat ik op mijn werk zit. Ik hang op en trek de koelkast open. Pak de fles sterke drank en schenk een limonadeglas helemaal vol. Nu moet de fles helemaal leeg. Het is niet genoeg en ik loop naar de slijter in mijn straat. Als ik thuiskom, ga ik op de bank zitten, pal voor mijn raam zonder gordijnen. Twee bijna lege flessen drank staan op tafel. Het is 11 uur. Dan zie ik mijn ex voor het raam staan. Met ons zieke kindje op haar arm. Ze begint tegen me te schreeuwen. Te bonzen op het raam. Ik zeg dat ik niet gedronken heb. Ik wil door de bank zakken van schaamte. Helemaal verdwijnen. Wat ben ik toch een eikel. Wat ben ik toch een ongelofelijke lul.”
10.30 uur Rookpauze
Tussen de therapiesessies door verzamelt het overgrote deel van de cliënten zich onder de overkapping op de binnenplaats. Sigaretten waren voorheen strikt verboden, maar dat was lastig handhaven. Er ontstond illegale handel in sigaretten, overal vonden hulpverleners verstopte peukjes terug op het terrein. Daarna werd het verbod, tegen de zin van sommige hulpverleners, opgeheven.
11.00 uur Bullshit FM
Gebeurtenis. Gedachten. Gevoel. Gedrag. Gevolg. Gz-psycholoog Laura schrijft de vijf G’s van cognitieve gedragstherapie op het bord. De cliënten slaan hun werkmap open. Boven het woord ‘gedachten’ tekent Laura een brilletje. Anke (26) – voor de derde keer opgenomen na tien maanden clean te zijn geweest – vertelt hoe snel een gebeurtenis een trigger kan worden om weer te gebruiken. „Bijvoorbeeld, ik ben moe en zeg tegen mijn vriend ‘zullen we morgen naar de verjaardag van je moeder gaan?’ Mijn vriend zegt dan: ‘ik ga vandaag wel alleen, dan kunnen we morgen alsnog samen gaan.’”
„Wat denk je dan”, vraagt Laura?
Anke: „Dat hij niet meer van me houdt, of ik meer van hem.”
Laura: „En wat voel je dan?”
Ze denkt even na. „Angst, verdriet.”
Laura: „En wat is het gevolg?”
Anke: „Dan ga ik meer ga drinken en snuiven.”
„Helpt dat?” vraagt Laura.
Anke: „Ik voel me juist ellendiger, waardoor ik nóg meer ga gebruiken.”
„Wat je kunt doen, is controleren of je gedachten kloppen”, zegt therapeut Laura. „Jíj bepaalt of die gedachten ook wáár zijn. Je interpreteert gedachten altijd door een bril. Ik noem dit ‘Bullshit FM’. Die zender staat de hele dag in ons hoofd aan. We hebben zo’n veertigduizend gedachten per dag en 85 procent is onzin, durf ik wel te beweren. Gedachten komen vaak voort uit de overtuiging dat jij niet genoeg bent. Maar controleer die gedachten. Want meestal kloppen ze niet. Het maakt het verschil tussen een terugval of niet.”
Dit herkent Sebastiaan (39). Grote kerel, felblauwe ogen, in het dagelijks leven chef-kok. Als zijn vriendin op stap gaat, is hij bang dat ze vreemd zal gaan. Hij gaat haar dan overmatig appen, met ruzie tot gevolg. Dit is voor hem een trigger om te drinken.
„Práát erover met haar”, zegt Laura. „En geloof haar als ze zegt dat zij jou leuk vindt. Misschien geloof jij het zelf niet, maar neem tenminste aan dat je vriendin dit wel denkt.” Sebastiaan knikt. „Jullie hebben allemaal een litteken”, zegt Laura. „Een kernovertuiging dat je niet goed genoeg bent. Niemand kan dat litteken voor jullie wegnemen, hoeveel bevestiging je ook krijgt. Jullie moeten zelf dat litteken leren verdragen.”
Anke (26) Derde opname, tien jaar verslaafd aan oxycodon, wiet, cocaïne en alcohol
„Het begon op mijn vijftiende met alcohol.” Anke, vriendelijke, ronde gelaatstrekken, grote bruine ogen, lange lokken langs haar gezicht, praat rustig en bedachtzaam. „Ik zag eerst niet dat alcohol een probleem voor mij was, het is sociaal geaccepteerd.” Voor haar was alcohol meer dan een drankje op een feest. „Ik kreeg zo’n fijn gevoel van alcohol, hoefde niet meer na te denken. Ik dacht echt dat het voor mij de oplossing was om me goed te voelen.”
Het begon in de weekenden. Na drie jaar dronk ze dagelijks, soms één fles sterke drank per dag. Ze kon niet praten over wat zich in haar hoofd afspeelde. Donkere gedachten. Het gevoel alleen te zijn.
Eerst alcohol. Toen cocaïne. Ook deed ze aan automutilatie, zelfbeschadiging. Meerdere keren werd ze opgenomen in het ziekenhuis. „Ik had geen zin meer in het leven. Maar als ik écht dood had gewild, was het me wel gelukt.”
Ze zocht naar een nieuwe oplossing om zich goed te voelen. Die dacht ze te vinden in de zware pijnstiller oxycodon, een opiaat dat lijkt op heroïne en morfine. „Dat voelde als een warme deken. Ik dacht het maar één keer te gebruiken maar ik zat er meteen aan vast.”
Het afkicken van oxycodon viel haar zwaar. „Alles deed pijn, mijn spieren, mijn maag, ik moest overgeven, kon niets meer.” Dat duurde twee, drie weken. Daarna raakte ze het niet meer aan.
„Ik dacht: ik ben van de oxycodon af, nu kan ik mijn leven weer oppakken.” Maar ze begon opnieuw met alcohol, wiet en cocaïne en belandde voor de tweede keer in een kliniek.
Toen ze uit de kliniek kwam, zat ze op een „roze wolk”. Ze volgde nabehandelingen en ging naar bijeenkomsten met lotgenoten. Tot ze dacht die niet meer nodig te hebben. „Ik was clean, dus waarom moest ik daar nog naartoe?” Maar haar verslaving was nog aanwezig. „Zodra ik van slag was, ging ik shoppen, te veel geld uitgeven of veel te veel eten.” En toen begon ze weer met drinken.
Haar dokter schreef haar een middel voor waardoor ze geen alcohol meer verdroeg. „Toen ben ik weer cocaïne en wiet gaan gebruiken. Dan zit je weer aan iets anders vast. Het is met een verslaving het ene middel vervangen voor iets anders.” Ze meldde zich voor de derde keer bij een afkickkliniek.
„Het heeft lang geduurd voordat het besef kwam dat ik geen één middel met mate kan gebruiken. Je komt telkens weer in dezelfde ellende terecht, op een plek waar je niet wil zijn.”
12.00 uur Lunch
Op tafel staat brood en beleg klaar. Pim vertelt tussen de boterhammen door over zijn ex-vrouw – „de liefde van mijn leven” – en zijn drie kleine kinderen. Hij mist ze, voelt zich schuldig dat hij hier zit terwijl zijn vrouw voor hun kindjes moet zorgen. Hij had een goed leven, een mooie baan, een prachtig huis, een fijn gezin. Het begon met gokken, daarna kwam het drinken. Bij zijn eerste opname was zijn jongste een halfjaar oud. Hij werd verteerd door schuldgevoel. Hij heeft het allemaal opgeschreven, die schuldgevoelens, „diepe shit”.
Vanmiddag mag Pim naar huis. Als hij straks de kliniek uit loopt, moet hij opnieuw beginnen, alleen. Hij kan de drank nooit meer aanraken „want één biertje is te veel en duizend biertjes zijn nooit genoeg”. De brieven over zijn schuldgevoel klikt hij uit zijn werkmap en loopt ermee naar buiten, voor zijn laatste sessie.
14.00 uur ‘Jouw hele lijf zegt stop, halt!’
Paul (voor het eerst opgenomen) staat alleen tegen de muur, terwijl de groep aan de overkant van de therapieruimte staat. Langzaam stapt Vincent uit de groep op Paul af. De therapeuten houden Paul nauwlettend in de gaten. Ze wachten totdat Paul ‘stop’ zegt. Deze oefening gaat over tijdig je grens aangeven. ‘Nee’ leren zeggen tegen dat biertje omdat je weet dat het dan te moeilijk wordt. Paul kijkt opzij, maar dat mag niet van de trainers. Hij moet Vincent blijven aankijken terwijl die rustig op Paul afstapt. Paul beweegt heen en weer, handen nu gekruist voor zijn borst. Dan staat Vincent oog in oog met Paul. De therapeut vraagt hoe het gaat.
„Goed!” zegt Paul.
„Wat voel je in je lijf?”
„Misschien wat warm”, zegt Paul wiebelend.
„Staat Vincent daar goed?”, vraagt de therapeut.
„Misschien kan hij iets naar achteren gaan”, zegt Paul.
„Waarom zei je dat niet eerder, Paul?” vraagt de therapeut.
„Nou, gewoon, hij is mijn vriend!”
„Jouw lijf”, zegt de therapeut, „vertelt een ander verhaal en zegt: stoppen, halt, nu!”
Paul (33) Eerste opname, acht jaar verslaafd aan cocaïne en alcohol
„Mijn flat staat in de fik en ik sta op mijn balkon van één bij één, vier hoog, te wachten op de brandweer.” Paul, tenger, grote ogen, beweegt zijn rechterbeen snel op en neer, in zijn gezicht trekken spiertjes ongecontroleerd samen, hij ademt snel. Die brand gebeurde acht jaar geleden. Voor de brand was Paul ‘recreatief gebruiker’. Na de brand kon hij niet meer slapen, begon hij meer te drinken en afleiding te zoeken in werk.
„Ik werkte destijds als chef-kok, net als Sebastiaan die hier zit, koks zijn een beetje gekke mensen, geobsedeerd door hun werk. Ik werkte tachtig uur per week, zes dagen achtereen.” Van zijn baas mocht hij die zevende dag niet werken. „Die vrije dag was de hel, ik wist me geen houding te geven. Iedere keer als ik mijn ogen dichtdeed, stond ik weer op dat balkon, in mijn brandende huis. Het was een nachtmerrie waar ik niet meer uit wakker werd.”
Zijn huis werd na de brand opgeknapt, maar Paul voelde zich er niet meer thuis. En toen ging hij coke gebruiken.
„Ik heb heel lang een masker opgehouden op mijn werk, alsof het heel goed met me ging. Maar werken lukte niet goed meer, ik kreeg schulden en probeerde overal geld te lenen, coke is ontzettend duur. Ik manipuleerde vrienden zó dat ze geloofden dat ik het geld echt nodig had. Ik werd eenzaam, dacht dat mensen mij niet zagen. Ik liet niemand meer toe, zonderde me helemaal af. Mijn enige uitje was naar de supermarkt om meer drank te halen.
„Op een gegeven moment ben ik ’s nachts dronken naar het treinstation gelopen. Ik wilde de gedachten gewoon stoppen in mijn hoofd, er een eind aan maken. Op Instagram had ik gezet: ‘bedankt allemaal, het is goed zo’. Maar ik kon het niet, liep weer naar huis en ben op de bank in slaap gevallen. Midden in de nacht bonsde mijn beste maat op de deur en riep: ‘ik kom nu naar binnen!’ Dat is mijn redding geweest. Hij en mijn ouders hebben ervoor gezorgd dat ik opgenomen kon worden. Ik kom hier mensen tegen die drie, vier opnamen hebben gehad. Dat gaat mij niet gebeuren. Toch ben ik bang.”
16.00 uurSporten
„Yes, let’s go, let’s go!” Sociotherapeut en bokstrainer Wesley moet schreeuwen om boven de muziek uit te komen. Sporten kan een uitlaatklep zijn als het met woorden niet zo wil lukken, vertelt Wesley. Vier mannen
beuken in het sportschooltje
op elkaar in. Achterin de gymzaal doet een vrouw buikspieroefeningen.
Na het avondeten en de vele vragen voor de journalisten – „hebben jullie nog voetbalnieuws voor ons, wij krijgen niets mee hier” – maakt de rest van de groep zich klaar voor het avondprogramma, de ‘herstelmuziek’. Sebastiaan, Anke en Paul gaan voor de groep zitten en vertellen over een nummer dat ze veel luisterden tijdens gebruik. Ze hebben er slechte herinneringen aan of het is een nummer waar ze juist veel kracht uit halen. Ze beslissen ter plekke of ze het nummer achter laten, of mee willen nemen in hun herstel. De lichten gaan uit, de muziek van Goldband over ‘witte was’, cocaïne, gaat aan: „Waarom is coke zo fucking duur? Nog een laatste witte was, witte was.”
„Ik zie mezelf nu weer helemaal in mijn woonkamer zitten, alles potdicht, in mijn gedachten ben ik al mijn dealer aan het appen.” Paul kijkt opzij. „Ik heb zoveel zucht nu [zin om te gebruiken]. Ik wil dit nummer achterlaten, kan het niet meer horen.”
Iemand vraagt. „Wat ga je doen als je hier weg bent en dit nummer komt op de radio?”
„Dan bel ik jou”, zegt Paul.
„Goed. Afgesproken.”
Anke – één van de twee vrouwen in de groep van achttien mannen – spreekt langzaam, zacht, aarzelend: „Dit is een nummer dat ik heel veel geluisterd heb in gebruik. De artiest is overleden aan een overdosis. Dit nummer wil ik hier laten.”
Een paar groepsgenoten wensen haar succes als de lichten uitgaan. Sommigen zitten al met hun ogen dicht. Het nummer – Lean wit Me van Juice WRLD – gaat over duivelse krachten tijdens gebruik, de zanger vraagt zich af of hij doodgaat in een kamer die steeds kouder aanvoelt.
Anke: „Ik zag de afgelopen vijf jaar aan me voorbijgaan. Ik voel verdriet”, ze zucht.
„Mag het er zijn?” vraagt begeleider en sociotherapeut Wesley.
Anke blijft even stil.
„Ik zie mezelf voor me, alleen, me slecht voelen en dan juist meer gebruiken.”
„Voel jij je nu ook alleen?”
„Toen ik hier binnenkwam dacht ik: ik ben hier met veel mensen, maar ik voel me alleen. Ik vond het moeilijk om verbinding aan te gaan met anderen. Ik voelde me in gebruik altijd zo zwak, zo onzeker. Zo kwam ik hier ook binnen, dat is hier veranderd.”
„Zou jij die dame van toen nog iets willen zeggen?”
„Dat je veel meer kan dan je denkt.”
Sebastiaan wil als enige zijn nummer meenemen als hij over een week de kliniek verlaat. „Dit nummer van Springsteen I’m tougher than the rest geeft mij kracht. Het laat zien dat het leven ook mooi kan zijn.” Zijn stem breekt.
„Wat zijn dat voor tranen?”, vraagt begeleider Wesley.
„Tranen van geluk”, zegt Sebastiaan.
„Wie herkent dit?”, vraagt Wesley.
Bijna alle handen gaan omhoog.
„Mooi man, dat je emoties met ons kan delen, trots op je.”
Dan gaat iedereen in een kring staan, houdt elkaars hand vast en prevelt het ‘gebed om kalmte’.
„Hogere Macht. Schenk me de kalmte
om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen
de moed om te veranderen wat ik kan veranderen
en de wijsheid om het verschil te weten.”
Terwijl de rest van de groep nog een rondje over de hardloopbaan jogt, staat Pim op een heuveltje buiten, nog net in het zicht. Twee therapeuten aan zijn zijde, een vuurkorf tussen hen in. In zijn hand de brieven over zijn schuldgevoel. De therapeuten zeggen iets tegen Pim. Dan schreeuwt Pim het uit en gooit de brieven in het vuur. Terug in de woonkamer, gaan de ‘fellows’ in een erehaag om hem heen staan terwijl hij gedag zegt en voor de laatste keer naar buiten loopt.
De lichten gaan uit. Door de lange gangen naar de sobere kamer is het stil en donker. Er loopt beveiliging rond. Op de kamer zit er niets anders op dan te gaan slapen. Morgen vroeg weer op.
Een halfjaar later ‘Het is mogelijk’
Paul laat een halfjaar later weten dat hij één keer is teruggevallen maar het nu goed gaat en hij „iedere dag keihard” aan zijn herstel werkt. Met Anke, Sebastiaan en Pim gaat het goed. Ze spreken elkaar nog iedere week. Alledrie hebben ze nabehandelingen gehad, twaalf weken lang, drie keer per week. Pim laat weten dat hij weer contact heeft met zijn kinderen en zijn ex-partner. Ook is hij weer fulltime aan het werk. Sebastiaan mailt: „Iedereen kan deze hardnekkige ziekte overkomen, in alle lagen van de samenleving. Je hoeft je absoluut niet te schamen om hulp te vragen om de ziekte die verslaving is aan te kunnen pakken. Want het is mogelijk.”