19 vragen en antwoorden over pesten

Kinderen die gepest worden hebben het vaak zwaar, zeker als het pesten langdurig aanhoudt. Ouders die horen dat hun kind slachtoffer is van pesten zitten vaak met de handen in het haar. Is het te stoppen? Hoe help je een kind? NRC vroeg het drie deskundigen: Patricia Bolwerk is directeur van website Stop Pesten Nu; socioloog Beau Oldenburg, aan de Universiteit Groningen gepromoveerd op pestonderzoek en auteur van het boek Bij ons gebeurt dat niet; en Minne Fekkes, bijzonder hoogleraar sociale vaardigheden en weerbaarheid aan de UvA en onderzoeker bij TNO Child Health.

1 Wat is het verschil tussen plagen en pesten?

Pesten is wezenlijk anders dan plagen. Dat laatste is speels, van tijdelijke aard en het kan in principe twee kanten opgaan; er is sprake van een gelijkwaardige situatie. Pesten gebeurt keer op keer, het is bewust kwetsend en er is sprake van een machtsverschil. Dat verschil kan zowel fysiek als sociaal zijn. Socioloog Gijs Huitsing op de website Stop Pesten Nu: „Pesten gebeurt bovendien doelbewust. Pesters doen het om er zelf beter van te worden.”

2 Hoe vaak en waar komt pesten voor?

Uit cijfers van het CBS blijkt dat op de basisschool 1 op de 10 kinderen, en in het voortgezet onderwijs 1 op de 20 kinderen wordt gepest. Dat is gemiddeld 1 tot 3 kinderen per klas. Op de basisschool worden dus meer kinderen gespest, maar op de middelbare school gaat het er vaak gemener aan toe en zijn de gevolgen voor de gepeste vaak ook groter.

3 Wat zijn de gevolgen van pesten op de korte termijn?

Minne Fekkes deed onderzoek naar de gevolgen van pesten. Kinderen die worden gepest ontwikkelen allerlei gezondheidsproblemen, zoals angst, depressie, eczeem, bedplassen en buikpijn. Het gebrek aan eigenwaarde kan leiden tot gedachtes aan of soms daadwerkelijke zelfmoord. Veel gepeste kinderen zijn ronduit ongelukkig. Eén op de drie telefoontjes van kinderen die bellen met de Kindertelefoon gaat erover. Een groot probleem is dat in de huidige online wereld een kind voor pesters altijd ‘bereikbaar’ is, zeven dagen per week, 24 uur per dag. Bovendien kan online pesten anoniem, wat bijzonder beangstigend voor de slachtoffers kan zijn.

4 Hoe zit dat op langere termijn?

Veel kinderen die zijn gepest hebben daar nadien nog jarenlang last van. Onderzoek door de Britse National Development Study wijst uit dat kinderen die op school worden gepest, daar veertig jaar later nog de gevolgen van dragen. Pestslachtoffers werden tot hun vijftigste gevolgd; de pesterijen hadden een grote impact op hun gezondheid en op sociaal en economisch vlak. Gepeste kinderen hebben later een verhoogde kans op depressies, halen minder voldoening uit hun leven, hebben minder kans op een relatie, ondervinden een lagere levenskwaliteit en hebben verslechterde cognitieve functies.

5 Heeft pesten op langere termijn ook gevolgen voor de pester?

Ja. Voor pesters kunnen de herinneringen aan hun negatieve gedrag en de gevolgen daarvan belastend zijn: het besef wat ze anderen hebben aangedaan kan tot spijt en schuldgevoelens leiden. Een pester kan sociale problemen krijgen doordat hij of zij destijds ‘geleerd’ heeft dat het op een niet-sociaal aangepaste manier doelen kan bereiken, meldt de website Stoppestennu.nl. Jongens die pesten zijn later vaker bij vechtpartijen betrokken. Meisjes die pesten, hebben op latere leeftijd een grotere kans om betrokken te raken bij huiselijk geweld en om tienermoeder te worden. Pesters komen vaker met justitie in aanraking, drinken meer alcohol en plegen vaker zelfmoord. „Maar hoe deze relatie precies zit weten we nog niet goed”, zegt socioloog Beau Oldenburg. „Er kan dus ook een andere onderliggende factor zijn, bijvoorbeeld persoonlijkheidsproblematiek, die zowel het pesten als het delinquente gedrag veroorzaakt.”

Het komt weleens voor dat een slachtoffer een pester jaren later confronteert met zijn of haar gedrag en de gevolgen daarvan. Oldenburg: „Wat je hierbij vaak ziet is dat de pesters het zich niet meer herinneren. Het kan natuurlijk dat ze het zich wel herinneren en liegen, maar het kan ook zijn dat het een soort van cognitieve dissonantie is: de pesters maken wat er gebeurd is kleiner om er op deze manier zelf mee om te kunnen gaan. Dat is natuurlijk heel naar voor het slachtoffer.”

Minne Fekkes: „Bij een deel van de pesters zijn er weinig langetermijngevolgen. Het lijkt erop dat deze groep leert inzien dat pesten niet-acceptabel gedrag is en dat zij er in de loop van hun jeugd mee stoppen.”

6 En hoe zit het met de omstanders?

Ook kinderen die zelf niet pesten maar het zien gebeuren kunnen er later last van hebben dat zij destijds niet hebben ingegrepen. Dit kan leiden tot schuldgevoelens en zelfkritiek.

7 Wie worden vooral gepest?

In veel gevallen is geen duidelijke reden aan te wijzen waarom nu juist dat ene kind gepest wordt. Vaak wijken ze wel op de een of andere manier af van de groepsnorm, zoals de slimste van de klas zijn, de dikste, de dunste, een andere religie of afkomst, manier van praten, wijze van kleden. Lhbti-kinderen zijn relatief vaak slachtoffer van pesten. Oldenburg: „Het zijn vaak kinderen voor wie het moeilijk is zich te verdedigen. Dat is geen toeval: de pester kiest bewust een makkelijk slachtoffer – daar is dat machtsverschil weer. Zo is de kans op weerstand het kleinst.”

Minne Fekkes vult aan: „Kinderen met angst en depressie lopen een veel grotere kans om gepest te worden. Waarschijnlijk zijn zij minder weerbaar en hebben ze ook minder vrienden, waardoor ze zich minder goed kunnen verdedigen. Ook kinderen met autisme, motorische problemen en ADD of ADHD zijn relatief vaker slachtoffer van pesten.”

8 Waarom pesten kinderen?

Minne Fekkes: „Eén verklaring is dat pestgedrag voortkomt uit een behoefte aan sociale dominantie die door de evolutie is ontstaan – de zogeheten aap op de rots: hoger op de sociale ladder betekent meer toegang tot voedsel of een goede slaapplaats. Deze aangeboren neiging passen kinderen toe in de klas, door anderen naar beneden te halen en zichzelf daarboven te plaatsen.” Een andere verklaring, zegt hij, „is dat kinderen pesten omdat ze van huis uit hebben geleerd dat agressief of gewelddadig gedrag een methode is om conflicten op te lossen”. Weer een andere verklaring is „dat de normen in de klas kunnen bepalen of pestgedrag juist toegestaan is of wordt afgekeurd. Deze verschillende verklaringen sluiten elkaar niet uit.” Daarnaast geldt, aldus Fekkes, dat niet alle kinderen zich bewust zijn van de gevolgen van pesten; daarom richten antipestprogramma’s zich onder meer op het bewust maken van het gedrag en de gevolgen.

Pesters, zegt Beau Oldenburg, „zijn mensen die graag meer sociale status willen, ze willen cool en populair zijn. Dat doen ze door anderen lastig te vallen. Meestal doen ze dat als er anderen bij zijn die het kunnen zien. Als die lachen of de pester aanmoedigen, dan heeft die zijn bereikt. Het is dus echt een groepsprobleem: de omstanders spelen een belangrijke rol. Als zij niet lachen of zelfs zeggen dat ze het pesten stom vinden, is het geen effectieve manier om populairder te worden.”

Pesters worden over het algemeen niet aardig, maar wel populair gevonden.

9 Waarom zijn er zoveel ‘meelopers’ die toekijken, die vaak zelfs meelachen?

Soms, zegt Beau Oldenburg, „voelt het gewoon fijn om bij een groep te horen”. Maar vaker speelt mee dat kinderen onzekerder zijn dan ze laten zien; ze zijn bang zelf slachtoffer te worden van pesten. Als ze voor een gepest kind in de bres springen en de pester aanspreken bestaat het risico dat de pester z’n pijlen voortaan ook op hem of haar richt. Vanwege die angst gaan ze daarom liever over tot ‘laf’ gedrag zoals meelachen met de pester. Het is precies dit fenomeen dat antipestprogramma’s op scholen proberen aan te pakken.

10 Op wat voor manieren wordt gepest?

Pesten kan verbaal gebeuren, fysiek, openlijk of juist in het geniep. Vrijwel altijd wordt gepest als de toezichthouder, zoals de leraar, niet in de buurt is. Pesten kan door één kind gebeuren, door een groepje of zelfs door de hele klas. Soms neemt pesten ronduit bedreigende vormen aan, zoals op straat achtervolgd worden of opgewacht worden door een groep. Pesten gebeurt de laatste jaren voor een groot deel ook online – en daar heeft een ouder, leraar of mentor er meestal helemáál geen zicht op.

11 Hoe gaat online pesten eraan toe?

Klassenapps, Snapchat, TikTok, deep fake: de mogelijkheden zijn eindeloos. Was een kind vroeger thuis meestal even verlost van kwelgeesten, nu kan het pesten 24 uur per dag doorgaan. Het kan bovendien anoniem én het heeft een veel groter bereik – iedereen kan het zien. En als het eenmaal online staat is het moeilijk weg te krijgen.

Recentelijk kwam de nieuwste trend ‘Gossip Girl’ in het nieuws: online roddelkanalen die op scholen massaal bekeken worden, met vaak berichten waar niets van klopt maar die wel een verwoestend effect kunnen hebben op de leerling waar dat nepbericht (‘Anna heeft gezoend met de gymleraar’) over gaat.


Lees ook
Tiktokroddels die de leraar aan het huilen maken

Het Teylingen College Leeuwenhorst tijdens de pauze. De leerlingen op de foto komen niet voor in het artikel.

12 Hoe help je een kind dat wordt gepest?

Een veilige plek is voor gepeste kinderen ontzettend belangrijk: om hun verhaal te kunnen doen, op adem te komen, even te kunnen ontspannen en níét continu op hun hoede te hoeven zijn. Een stabiele thuissituatie dus. Of elders een luisterend oor.

13 Wat kan een gepest kind zelf doen?

Blijf er vooral niet alleen mee rondlopen, maar praat erover, zeggen alle deskundigen. Oók als je niet wilt dat pesters op hun gedrag worden aangesproken – dat kun je er altijd uitdrukkelijk bij zeggen. Vertel het ouders, zus of broer, een goede vriendin, de buurvrouw – iemand die je vertrouwt. Het is belangrijk dat kinderen hun gevoelens kunnen delen; zelfs als er niet zo snel een oplossing te vinden is kan het al troost geven dat mensen naar hen luisteren en daarmee het gevoel geven dat ze ertoe doen, dat anderen om hen geven. Bellen met de Kindertelefoon kan ook. Op websites als Stop Pesten Nu en Pestweb staan herkenbare verhalen die steun kunnen geven, maar ook praktische tips hoe een kind kan proberen het pesten te laten stoppen. Want, zoals Patricia Bolwerk stelt: „Het stopt meestal niet vanzelf. De pester wil blijven etteren. Het heeft niks met jou te maken, maar je moet dus wél in actie komen.”

Zolang het pesten voortduurt zijn er een paar troeven die enige verlichting kunnen geven. Bolwerk: „Het kan soms helpen om een andere indruk te maken, bijvoorbeeld door zoveel mogelijk met je hoofd een beetje naar beneden te lopen, vooral geen oogcontact te maken met de pesters en door ze niet of nauwelijks te antwoorden. Dan ben je minder aantrekkelijk om te pesten. Zolang zij maar niet zien hoe je je voelt – dus vooral niet huilen, schreeuwen. Als je dit volhoudt raken ze minder gefocust om jou te ‘doen’ als slachtoffer.” Ze voegt daaraan toe: „Als eenling is het gewoon ontzettend zwaar. Fake it till you make it is dan soms het credo.”

Beau Oldenburg: „Zoek een medestander. Iemand in de groep die wellicht voor jou wil opkomen. We weten dat het heel belangrijk is om deze ‘verdedigers’ te hebben. Juist omdat pesten een groepsprobleem is, kan zo’n verdediger net het goede voorbeeld voor de rest zijn.”

14 Wat kunnen anderen, bijvoorbeeld klasgenoten, doen als een kind gepest wordt?

Ingrijpen, zeggen alle deskundigen. Hoe moeilijk of eng dat soms ook is.

De bekende antipestprogramma’s richten zich op de klas als geheel, inclusief de kinderen die zelf niet pesten dus. Minne Fekkes: „Een belangrijk element is het bijsturen van het groepsproces. De programma’s richten zich op kennis, attitude, empathie, normen en vaardigheden van de kinderen.” Van belang is dat wordt ingezet op de sociale norm in de klas, „zodat kinderen zich verantwoordelijk voelen voor een prettige pro-sociale sfeer en andere kinderen helpen als ze worden gepest. Programma’s richten zich ook op het aanleren van vaardigheden zodat kinderen leren hóé ze kunnen helpen als iemand anders wordt gepest.”

Patricia Bolwerk: „Als maar één iemand van die grote groep het lef heeft in te grijpen helpt dat in de meeste gevallen al direct. Daarom is het zo belangrijk dat de hele klas verantwoordelijk wordt gesteld. Zodat het normaal wordt gevonden, ook onderling, dat kinderen wél wat zeggen als ze zien dat iemand te ver gaat.”

Maar als je dat nou tóch niet durft? Beau Oldenburg: „Dan kan het ook al helpen om achteraf naar iemand toe te gaan en te zeggen dat je het heel rot voor die persoon vindt. De pester krijgt dan weliswaar geen tegengeluid, maar het slachtoffer voelt zich wel gesteund. Uit onderzoek blijkt dat slachtoffers het vaak heel rot vinden dat niemand ingrijpt. Misschien is dat nog wel erger dan het pesten zelf.”

15 Wat kunnen ouders doen als ze horen dat hun kind gepest wordt?

De pijn van hun kind raakt elke ouder, en de eerste reactie is misschien: direct op hoge poten naar school of de pesters stappen. Maar vaak wil een kind absoluut niet dat een ouder iets onderneemt. Het is bang dat het daarna, buiten het zicht van de school, nog veel erger wordt.

Toch kunnen ouders wel degelijk dingen wél doen. Het allerbelangrijkste is: een veilige thuisbasis bieden, waar een kind wordt getrootst, het zijn of haar verhaal zo vaak kan doen als het wil en naar hem of haar wordt geluisterd. Heel belangrijk is dat een ouder een kind nooit de schuld van de situatie geeft. Minne Fekkes adviseert ouders om met hun kind te bespreken en oefenen hoe het in de contactmomenten met de pesters „op een zo effectief mogelijke manier kan handelen zodat de beloning voor de pesters vermindert”. En ook om vooral in gesprek te gaan met de school. „Het is een groepsproces. Je kunt het niet in je eentje oplossen.”

Wat als een kind zijn ouders verbiedt iets te ondernemen? Moeten ze dan desnoods zonder dat het kind het weet naar bijvoorbeeld de mentor stappen? Beau Oldenburg: „Doe niets achter de rug van je kind om, maar geef wel aan dat er met de school wordt gepraat. Je wil het vertrouwen van je kind niet beschamen, maar tegelijkertijd kunnen kinderen, afhankelijk van de leeftijd natuurlijk, ook niet altijd inschatten wat de beste oplossing is.”

16 Wat kunnen scholen doen tegen pesten?

Sinds 1 augustus zijn alle basis- en middelbare scholen verplicht een veiligheidsplan op te stellen. Een pestprotocol kan daar onderdeel van zijn, maar is niet verplicht – al hebben de meeste er wel een. De school moet in de schoolgids en/of op de website in elk geval vermelden wat de school doet om pesten te voorkomen en aan te pakken, en wie het aanspreekpunt pesten is. Het ministerie van OCW benadrukt al jaren het belang van een pestvrije omgeving op school, in filmpjes als ‘Wat doe jij eraan’ (YouTube) en door te verwijzen naar de website pestweb.nl (Stichting School & Veiligheid). Scholen kunnen een hoop bereiken met een pestprotocol, gastlessen van antipestprogramma’s als PRIMA, KiVa of MeidenVenijn. Maar vooral ook, benadrukken alle deskundigen, door continu alert te blijven – dus niet alleen tijdens de gastlessen of de jaarlijkse Week Tegen Pesten (eind september).

17 Wat kan de individuele leraar doen?

Naast antipestprogramma’s zou standaard in klassenregels moeten worden afgesproken dat iedereen in de klas op een respectvolle manier met elkaar omgaat en dat niemand mag worden genegeerd of buitengesloten. Patricia Bolwerk: „Doe daarbij een dringend beroep op de klas om het te mélden als iemand iets ziet, en zeg dat dat ook anoniem kan.” Vaak zegt een gepest kind tegen de leraar of mentor, als het al de moed vond het pesten te melden: ik wil niet dat je gelijk iets doet, ik ben bang dat het erger wordt. „Maar er zijn manieren om dat laatste te voorkomen. Een leraar kan bijvoorbeeld zeggen, op het moment dat hij het in de groep gooit en iedereen roept: ‘dat was Pietje zeker’: ‘Jongens, hou hiermee op want het komt níét van hem, het is iemand anders. En ik vind eigenlijk dat iederéén dit had moeten komen zeggen. We zouden toch goed zijn voor elkaar?’ Spreek continu de hele klas aan op hun verantwoordelijkheid. Dat soort kleine acties, daar geloof ik in.”

Bolwerk: „Leerkrachten zijn vaak eigenwijs, denken dat zij de experts zijn. ‘In mijn klas wordt niet gepest’, zeggen ze dan. Wat ze dan even vergeten is dat 95 procent buiten hun gezichtsveld plaatsvindt.” Heel belangrijk: „dat je er bént op het moment dat het gebeurt, in plaats van er alleen maar over te praten. Vaak zijn er twee of drie plekken waar gepest wordt, die de leraren niet weten. Bij de kapstok, in de gang, het fietsenhok. Dus ga in de pauze niet alleen maar thee halen en met je collega kletsen: weet dat de pesters daarop uit zijn, dat moment dat niemand ziet wat ze doen. Loop gewoon rónd over dat plein, ga eens achter dat muurtje kijken. Het is geen hogere wiskunde.” En, zegt ze: kijk goed naar de non-verbale communicatie van de kinderen, „bij het binnenkomen in de klas bijvoorbeeld”.

Eenvoudige dingen kunnen een hoop leed voorkomen. Dus níét twee leerlingen bij gym hun teams zelf laten kiezen, waarbij er altijd iemand overblijft. Dit systeem, al decennia toegepast door gymleraren, is vragen om ellende.

18 Wat als een ouder hoort dat zijn of haar kind een pester is?

Ouders reageren soms defensief als ze horen dat hun zoon of dochter betrokken is bij pesten: ‘Dat zou hij/zij nooit doen!’ Door deze ontkenning wordt het probleem van hun kind, en daarmee het pesten, niet effectief aangepakt thuis. Patricia Bolwerk: „Jij weet niet wat je kind elders doet. Als een leerkracht dat zegt over jouw kind: wuif dat dan niet meteen weg. Jouw kind is anders bij jou, klaar. Het is bovendien vaak een hulpvraag: het kind heeft geen zelfvertrouwen. Niet alleen het pestslachtoffer, maar ook jouw kind heeft er baat bij als het pesten stopt. Aanpakken dus, anders loop je het risico dat het over veertig jaar nog de gevolgen ondervindt.”

19 Hoe kan een ouder helpen om het pestgedrag van een kind te stoppen?

Soms is het noodzakelijk meer empathie bij een kind te kweken. Het laten zien van films over pesten kan een kind helpen zich te verplaatsen in de gevoelens van het slachtoffer. Een open gesprek over de gevoelens en impact voor het slachtoffer eveneens: hoe zou jij je in zijn/haar plaats voelen? Dit kan ook in de vorm van een rollenspel. Belangrijk is ook om als ouder zelf het goede voorbeeld te geven: toon empathisch gedrag in de eigen omgang met mensen.

Minne Fekkes: „Bij pesten speelt ook de thuissituatie een belangrijke rol. Kinderen die opgroeien met ouders met een agressieve opvoedstijl of in gezinnen waar agressie veel voorkomt, zijn eerder geneigd om agressief gedrag waaronder pestgedrag in de klas te vertonen. Als ouder van een pestend kind is het dus heel belangrijk om na te gaan of jouw kind ergens dit gedrag krijgt aangeleerd.”