Zuinigheid zit in het Nederlandse dna. Zou het echt?

Zijn Nederlanders diep van binnen boekhouders? Waar komt toch die Hollandse voorliefde vandaan voor zuinige ministers van Financiën? Waarom is onze politieke cultuur doordrenkt van het doorrekenen van plannen, het nachtelijk onderhandelen over huishoudboekjes van groepen burgers, en het prediken van nette overheidsfinanciën? Ik schrijf bewust: prediken. Want zo extreem zuinig zijn Nederlandse ministers van Financiën nou ook weer niet.

Dinsdag is het weer zover, het jaarlijkse politiek-economische ritueel dat Prinsjesdag heet. Nederlanders gaan weer horen dat ze er dankzij het kabinet op vooruitgaan. Economen zoals ik gaan die boodschap van kanttekeningen voorzien.

Want de koopkrachtplaatjes waarmee kabinetten schermen, zijn slechts een zeer gestileerde versie van de werkelijkheid, gebaseerd op onzekere voorspellingen over lonen en prijzen.

Koopkrachtgefriemel hoort net zo bij Prinsjesdag als koffertje en hoedjes. Vanaf half augustus gaan coalitiepartijen en kabinet aan belastingknopjes draaien om mooie koopkrachtplaatjes te presenteren op Prinsjesdag. Rechtse partijen willen vaak dat middeninkomens en werkenden er op vooruitgaan, linkse partijen maken zich sterk voor lage inkomens, christelijke partijen voor gezinnen met kinderen.

Het is politieke pr waar economen steeds bijtender kritiek op hebben. Want dit koopkrachtgefrut maakt het belastingstelsel hopeloos ingewikkeld: toeslagen, kortingen, tarieven – alles wordt ingezet om de plaatjes gunstig uit te laten vallen. Ik ben benieuwd of NSC-leider Pieter Omtzigt, jarenlang scherp criticus van deze politieke praktijk, dit jaar een rem op het gefriemel heeft gezet. In zijn boek Een nieuw sociaal contract schrijft hij immers dat regeringen te vaak trucjes toepassen om de koopkracht te verbeteren van de standaardhuishoudens in de CPB-modellen zonder dat brede groepen erop vooruit gaan – want dat is duur.

Koopkrachtgefriemel hoor net zo bij Prinsjesdag als koffertje en hoedjes

Is deze Nederlandse politieke cultuur uniek? Oud-minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem (PvdA) denkt van wel. Zijn collega’s in de eurogroep waren verbluft dat hij behoorlijk populair was, terwijl het VVD-PvdA-kabinet Rutte II (2012-2017) hard bezuinigde en de belastingen fors verhoogde – te hard volgens economen. „Mijn collega-ministers van Financiën waren vaak gehate politici. Ze werden zwaar beveiligd.” Uitzondering zijn misschien Duitse ministers van Financiën: ook in die politieke cultuur is zuinigheid een deugd.

Historici Jan Luiten van Zanden en Marjolein ’t Hart denken dat de Hollandse politiek-economische cultuur tamelijk uniek is en terug gaat op een ver verleden. „Nederland werd vanaf de zestiende eeuw gecontroleerd door de rijke burgerij,” zegt Van Zanden. „Die hield niet van experimenten met de financiën. Dat werkt tot nu door, omdat we hebben geleerd dat het werkt.”

De voorliefde voor conservatief begroten ontstond tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Voor de opstandige provincies van Nederland betekende solide financieel beheer dat ze makkelijk konden lenen om hun soldaten te financieren. „Vanaf dat moment werd degelijk financieel beheer breed gedragen in Nederland: het betekende onafhankelijkheid,” zegt ‘t Hart.

Wat dat financiële beheer destijds uniek maakte: samenwerking. ’t Hart: „De steden in de provincie Holland stelden een gezamenlijke begroting op, stonden garant voor elkaar en konden daardoor makkelijker lenen. In Vlaanderen waren steden als Antwerpen en Gent afzonderlijk veel machtiger, maar die bestreden elkaar. Zo kreeg Holland in de Republiek veel macht: daar werd bepaald hoeveel de gulden waard was. De macht die nu nog zetelt in Den Haag, is toen ontstaan.”

De voorliefde voor koopkrachtplaatjes kwam pas later. Begin jaren tachtig werden ze deel van het sociale contract, zegt Van Zanden. „De kabinetten-Lubbers bezuinigden, maar beloofden in ruil aan vakbonden en bejaarden er streng op te letten dat geen inkomensgroep te veel achterbleef. Nu is dat een impliciete belofte, die nog steeds een belangrijk onderdeel is van onze politieke cultuur.”

Lang dempte die aandacht de inkomensverschillen. Maar: „De nadelen worden nu duidelijk. Ons sociale systeem is zo complex dat het niet meer toegankelijk is voor de mensen voor wie het bedoeld is.”

Tot zover de geschiedenis. Dat ministers van Financiën zich nog steeds graag streng en zuinig voordoen, is duidelijk. De nieuwe VVD-minister van Financiën, Eelco Heinen, zegt al maanden dat de begrotingsdiscipline terug moet.

Maar zijn ze het ook, streng en zuinig? Dat antwoord moet toch zijn: nee. Ze zijn iets anders, ze waaien met de economische wind mee. En als ministers van Financiën zuinig zijn, zijn ze dat vaak op het verkeerde moment. Gaat het goed dan geven ze uit, gaat het slecht, dan bezuinigen ze of verhogen ze de belastingen.

Idealiter doe je dat andersom: een financiële buffer bouwen als het goed gaat, de maatschappij stutten als het economisch tegenzit. Maar wie kijkt naar de recente geschiedenis, ziet veel zogeheten procyclische ministers van Financiën. De laatste kabinetten-Rutte dachten veel problemen op te lossen door extra geld uit te geven, ook toen de economie oververhit raakte en personeel gillend schaars werd.

Ook het nieuwe kabinet-Schoof begroot ruim. Dus die Hollandse zuinigheid, dat is een hermelijnen mantel die ministers van Financiën graag aantrekken, maar goed passen doet hij niet.