Zuidzijde, vier maanden nadat er een truck op de buurtbarbecue inreed: ‘Het is praten, praten, praten’


27 augustus 2022 De Spaanse vrachtwagen stond stil, boven op de dijk, en denderde toen naar beneden. Zeven mensen kwamen om. „Ik heb nog steeds flashbacks, slaap slecht en raak in paniek als iemand in de supermarkt nors reageert.”

Dominee Ad Pors was die zaterdagavond met zijn vrouw in Dordrecht toen de wijkagent hem belde. Of hij naar Zuidzijde wilde komen.
Dominee Ad Pors was die zaterdagavond met zijn vrouw in Dordrecht toen de wijkagent hem belde. Of hij naar Zuidzijde wilde komen.

Foto Merlin Daleman

Een gewone dag in Zuidzijde. Een donkerblauwe Audi komt met een rotvaart aanrijden. Een half uur eerder zaten op diezelfde plek bíjna vier auto’s op elkaar omdat er zoals zo vaak te hard werd gereden. Marian Koedood staat op een trapje in de voortuin de heg te snoeien. Ze ziet de Audi aankomen en voelt koude woede vanuit haar tenen omhoogkomen. Wat een gek, denkt ze. En met de snoeischaar in de hand springt ze half voor de auto. De chauffeur trapt vol op de rem en komt vlak voor haar tot stilstand. Een breedgeschouderde man stapt uit. Hij zegt: „Wat is jouw probleem?” Hij is beveiliger, zegt hij, op weg naar „een spoedje”. Kan wel waar zijn, roept Marian, zwaaiend met de snoeischaar. „Maar je rijdt met een rotgang door ons dorp. Nog een keer en ik sla je naar God.”

Het incident met de snoeischaar is vlak bij de plek van het ‘truckdrama’ drie weken eerder in het buurtschap Zuidzijde (220 inwoners) bij Nieuw-Beijerland. Even voor zes uur ’s avonds, op zaterdag 27 augustus, stond een Spaanse vrachtwagen enkele minuten stil, bovenaan de dijk op de T-splitsing. Daarna gebeurde het onvoorstelbare: de truck kwam in beweging, denderde van de dijk af, richting een stukje grasland. Daar, in de ‘oksel’ van de kruising, gebeurt 364 dagen van het jaar helemaal niets. Maar nét op deze warme avond organiseerde ijsclub De Kom op die plek de jaarlijkse buurtbarbecue. Twee jaar lang was die niet doorgegaan vanwege corona. Op die warme dag in augustus waren er zo’n zestig mensen.

Er vielen zeven doden en zeven gewonden, onder wie twee kinderen.

Nét op deze warme avond organiseerde ijsclub De Kom op die plek de jaarlijkse buurtbarbecue

Vier maanden later is het leven in Zuidzijde hervat, een argeloze voorbijganger ziet niets bijzonders. Maar ‘normaal’ is het hier lang nog niet. De nabestaanden willen, begrijpelijk, voorlopig met rust gelaten worden. Maar álle betrokkenen en omwonenden zijn er nog dagelijks mee bezig.

De Hoeksche Waard, waar Zuidzijde onder valt, is een eiland, omspoeld door Spui, Oude Maas, Dordtsche Kil, Hollandsch Diep en Haringvliet. De 14 dorpen en 37 buurtschappen bereik je via een tunnel of brug. Rotterdam is twintig minuten rijden, maar gevoelsmatig ver weg. Er wonen 89.000 Hoeksche Waarders, het grootste dorp is Oud-Beijerland met 25.000 mensen. De meeste mensen wonen in kleine dorpen en buurtschappen, te bereiken over smalle dijkwegen. De bewoners zien zichzelf als nuchter. Ze zijn gewend de eigen boontjes te doppen.

Maar in Zuidzijde nog even niet.

Flashbacks

„Ik sta niet meer met een snoeischaar op de weg te zwaaien”, zegt Marian Koedood. Ze kreeg het na het ongeluk steeds Spaans benauwd bij gevaarlijke situaties in het verkeer. „Maar ik heb nog steeds flashbacks, vergeet dingen, slaap slecht en raak in paniek als iemand in de supermarkt nors reageert. Net als de buurvrouw, de overbuurman, en de buurman schuin tegenover.”

We blikken terug met Marian (63), haar man Henk Koedood (61) – beiden op de barbecue aanwezig – en hun dochter Robin Langerveld (31). En met twee brandweermannen, de dominee en de burgemeester. Hoe kijken ze terug op die verschrikkelijke avond? Hoe ga je verder? En hoe steun je de nabestaanden voor wie het verdriet nog zo diep en rauw is?


Lees ook: De reportage van de dag na het ongeluk: ‘Waaróm reed die vrachtwagen de dijk af?’

Het is op dat moment net alsof je hoofd van binnen vacuüm wordt getrokken, zegt Marian Koedood. Toen de truck de dijk af kwam, was ze net opgestaan om een stukje brood te pakken voor bij het vlees van de barbecue. „Als ik dat niet had gedaan, had ik hier niet gezeten.” Haar man Henk stond iets verderop.

Het was een enorme klap. Twee, drie seconden later begon het gegil en gehuil, zegt hij. Er stond een roodwitte Spaanse truck dwars over het feestterrein. Een vrachtwagen die alles op zijn weg meegesleurd had: de barbecues, de tafel met borden en bestek, de witte partytent met daarin een lange picknicktafel met aan weerszijden houten banken. Henk belde 112 en probeerde een situatie uit te leggen die hij zelf nauwelijks bevatte.

Ploegchef van de vrijwillige brandweer Nieuw-Beijerland Izaak Nobel (48) had net een zelf aangestoken autobrandje geblust ter lering en vermaak van de plaatselijke jeugd. Hij was met zijn mannen telefonisch eten aan het bestellen bij de cafetaria toen de melding binnenkwam voor de brandweer Zuid-Beijerland. „Jongens, die is niet voor ons”, zei hij. Vlak erna ging zijn pieper. „Assistentie nodig.”

In mum van tijd zaten ze met zeven man in de wagen – zes brandweermannen en één aspirant. Jonge en oudere mannen. Doordat ze toevallig al op de kazerne waren, scheelde dat minuten. Onderweg kregen ze de melding ‘grip 1’: ook politie en ambulance zijn onderweg. Nobel wist: dit is ernstig. Ze arriveerden als eerste hulpverleners.

Marian Koedood met man Henk, dochter Robin en bullmastiff Arie. Merlin Daleman

Bijbel mee of niet?

Dominee Ad Pors (52) was samen met zijn vrouw bij zijn moeder in Dordrecht toen de wijkagent rond half negen belde. Of hij naar Zuidzijde wilde komen. Meteen stapten ze in de auto. „Ik ging nog wel langs huis om een pak aan te trekken. Als een soort harnas.” Hij reed naar Zuidzijde. Aan het begin van de dijk werd hij tegengehouden door de politie, maar de dominee mocht verder. Hij parkeerde zijn auto en aarzelde. Zou hij de bijbel meenemen of niet? Nee. Die avond moest hij er zijn voor álle mensen, kerkelijk en niet kerkelijk. Zonder bijbel stapte hij de duisternis in.

Burgemeester Charlie Aptroot (72) was onderweg naar zijn vrouw die al in hun huisje in Friesland was toen hij gebeld werd door de politiechef. Hij keerde meteen om en arriveerde rond half negen op de rampplek. Na middernacht reed hij naar het gemeentehuis in Maasdam. Achter ramen brandde licht. Ambtenaren bereidden scenario’s voor: mogelijk een bewonersbijeenkomst, bezetting voor zondag zodat telefoontjes van verontruste buurtbewoners beantwoord konden worden. „Het is een machine die meteen draait”, zegt Aptroot.

De volgende ochtend maakte de politie bekend dat er zeven mensen waren overleden, onder wie een ongeboren meisje. Voor haar moeder, vader en oma liep de barbecue fataal af. Net als voor een stel dat in de buurt net een kavel had gekocht en daar hun droomhuis zou bouwen. En een oud-bestuurder en voetbalscheidsrechter bij een sportclub uit Bergschenhoek. Ook een klein hondje overleefde het drama niet. Twee van de slachtoffers woonden in Zuidzijde, vijf kwamen uit de buurt.

De burgemeester las hun namen voor tijdens een emotionele herdenkingsbijeenkomst, anderhalve week later. Daarop volgde een minuut stilte. „Mensen vierden het leven maar ontmoetten de dood”, zei de burgemeester. Nu, terugkijkend: „Het verdriet kwam hard binnen. Je kon alleen maar luisteren en er voor de mensen zijn. Ik vond het zwaar, maar ik was blij dat ik het kon doen.”

De weken na het ongeluk waren hectisch. Cameramensen en journalisten liepen door het dorpje, dat tijdelijk werd afgesloten voor zwaar verkeer. Er waren begrafenissen – een collega van dominee Ad Pors leidde de dienst voor de oma, vader, moeder en het ongeboren meisje. Er kwam nieuws over de vrachtwagenchauffeur, die volgens zijn advocaat epilepsie zou hebben. Hij mocht terug naar Spanje om daar het proces af te wachten. Weken later meldde het OM dat er sporen van cocaïne in zijn bloed waren gevonden. Hij wisselde van advocaat. Vanwege de complexiteit van de zaak en de vele slachtoffers zal de aanvang van de rechtszaak nog wel even duren, verwacht zijn nieuwe advocaat. Op de rampplek groeide een monument van bloemen, knuffels en kaarsen.

En toen werd het stil.

Netvliesvervuiling

Maar niet in de hoofden van de mensen in Zuidzijde, van de aanwezigen op de barbecue en van de hulpverleners. Juist niet.

Brandweerman Christiaan Rila (36) rijdt dagelijks op weg naar werk langs de rampplek. Die ochtend ook, op 27 augustus, met zijn zoontje. „Kijk, die mensen gaan een leuk feestje hebben”, had Christiaan gezegd. „Toen de melding kwam, wist ik precies waar ik moest zijn.”

Rila hoefde niet onder de vrachtwagen te kijken. Hij koos er zelf voor dat niet te doen. Dat zijn inzichten van de laatste jaren. Niet meer hulpverleners dan strikt noodzakelijk kijken naar de slachtoffers, want die beelden blijf je zien. Wat je niet ziet, hoef je niet te verwerken. Rila: „Netvliesvervuiling noemen ze dat.”

Brandweermannen Izaak Nobel (links) en Christiaan Rila. Foto Merlin Daleman

Zijn collega Izaak Nobel keek wel. Moest kijken. „Een toevallig aanwezige chirurg zei dat onder de wagen niemand meer leefde. Maar de man was in shock, je moet zeker weten dat er geen overlevenden zijn. Dus kruip je er met je snuit onder.” Het beeld dat hij zag, ziet hij nog steeds.

Na de ramp praatte iedereen erover. In de eerste weken was het überhaupt niet mogelijk over iets ánders te praten. Als je het er zelf al even niet over wilde hebben, begon iemand anders er wel over, zegt Robin Langerveld. Zij en haar ouders voelen zich ongemakkelijk als iedereen maar blijft doorvragen. „Zeker als ze dan iets zeggen als: ‘De kleindochter van de vriendin van mijn moeder was ook bíjna naar de barbecue gegaan’.”

Marian Koedood kon na het ongeluk alleen maar denken: ik moet Robin bellen. Haar dochter kwam thuis net uit de douche toen haar moeder belde. „Om te vragen waar ik blijf, dacht ik”, zegt ze. Ze hoorde van het ongeluk en zat binnen een paar minuten in de auto. Eenmaal in Zuidzijde was de praktisch ingestelde Robin steun voor haar ouders, maar ook voor buren. Ze praatte, troostte, analyseerde, sliep de eerste nacht op de bank van de buurvrouw die iemand had zien sterven en in shock verkeerde.

Marian bleef last houden van het gevoel dat ze niet Robin had moeten bellen, maar iets had moeten dóén. Ook toen bleek dat ze niet veel had kúnnen doen. „Ik werk in de thuiszorg. Ik ben gewend in actie te komen als dat nodig is. Maar ik deed dat niet. Ik was verlamd.” Toen er een dag of drie later een vrouw van haar fiets viel en ze toe kon snellen om met de EHBO-doos de wond aan het been vakkundig te verbinden, ebde dat gevoel een beetje weg.

Met Marian ging het aanvankelijk niet goed. „Ik dacht: ik blijf een week thuis en plak er nog twee weken vakantie aan vast, en dan ga ik weer aan het werk”, zegt ze. Op haar eerste werkdag ging ze naar een ouder echtpaar. „Jij woont toch in Zuidzijde?”, vroeg de vrouw. „Erg hè, wat er gebeurd is?” Marian: „Ik ben weggegaan. En in de auto in huilen uitgebarsten.”


Lees ook: Wie zorgt er voor de ambulancebroeder die als eerste bij een ernstig ongeluk is?

Praten, praten, praten

Haar man Henk lijkt onverstoorbaar. Hij zit in de leunstoel waar hij altijd zit en bromt af en toe wat, in aanvulling op wat zijn vrouw zegt. Hij legt zijn hand op de kop van de enorme bullmastiff, Arie. De therapie die zijn vrouw en veel buurtgenoten kregen aangeboden, leek voor Henk niet nodig. Maar toch. Op bezoek bij de broer van Marian in Rotterdam vloog een helikopter laag over. Ineens brak het zweet hem uit. Henk: „Je denkt dan toch: wat doen de helikopters hier?”

De ramp in Zuidzijde greep de brandweermensen ook aan. De tijd dat brandweermannen na zo’n ongeval gewoon dóór moeten, is voorbij. Christiaan Rila: „Collega’s vragen hoe het gaat en houden je in de gaten. We zijn de volgende dag met ons eigen ploegie bij elkaar gekomen.” Een paar dagen later gingen ze terug naar de rampplek, spraken met buurtbewoners. En het team was bij de herdenkingsdienst. Rila: „Daar kwamen mensen ons bedanken. Mooi was dat.”

Het tco, team collegiale opvang, bestaande uit collega-brandweermensen, stond klaar. Het is praten, praten, praten, zegt Rila. „Op een gegeven moment ben je uitgesproken. Dan moet je verder met je eigen leven, hoe cru het ook klinkt.”

Lastiger is het, zegt Izaak Nobel, als je mensen kent die zijn betrokken. Dat is al snel het geval in de Hoeksche Waard. Nobel: „In dit geval gelukkig niet, maar het is iets waar je altijd rekening mee moet houden hier. Ik woon hier al mijn hele leven, dan ken je zoveel mensen.”

Ook voor de dominee en de burgemeester was praten het belangrijkste in de eerste weken. Na zo’n ongeluk is lidmaatschap van de kerk onbelangrijk, zegt dominee Pors, die uit de autowereld komt en een tijd docent autotechniek op een vmbo was. In 2011 ontving hij de roeping predikant te worden. „In tijden van diep verdriet maakt het niet uit of iemand lid is van jouw kerk of niet.”

Dominee Ad Pors wist niet of hij de bijbel moest meenemen naar de rampplek. Foto Merlin Daleman

Toch hoopt hij natuurlijk dat mensen God toelaten omdat het steun kan bieden. Juist nu. Sommige levens zijn als een diepe put vol ellende, zegt hij. Maar als je gelooft, weet je dat God de Vader je draagt. Pors: „Daar is een bekend plaatje van, met twee paar voetstappen op het strand. Dan houdt één paar op. God draagt jou. En jouw leed.”

De burgemeester ging overal langs. In de eerste week na de ramp sprak hij elke dag met betrokkenen. Daarna bezocht hij iedereen die ervoor open stond hem te ontvangen. Dat doet hij nog steeds. Zijn komst wordt gewaardeerd, merkt hij. „Ik probeerde te helpen, te troosten. Maar het was vooral luisteren. Ik vond het zwaar, maar mooi dat ik dat kon doen.”

Henk en Marian vinden al het praten goed, maar het verkeer dat over de smalle landwegen raast, verontrust hen – zwaar verkeer meer dan ooit. Ze zijn niet de enigen in Zuidzijde. Marian: „Iedereen duikt ineen als een vrachtwagen langs de huizen rijdt.” Robin: „Er staan 30 km-borden als je Zuidzijde binnenkomt, maar niemand houdt zich eraan. We snappen dat je verkeer niet kan uitbannen, maar zet stoplichten neer, verkeersdrempels. Leid vrachtwagens om. Doe wat!”

De burgemeester vindt het een lastig onderwerp. Hij begrijpt de zorgen, zegt hij. En hij is ook zeker bereid de discussie te voeren. Maar de Hoeksche Waard is agrarisch gebied, er zullen altijd zware landbouwvoertuigen over de weg moeten. „De weg loopt over dijken, verbreden is vaak niet mogelijk.” Daar komt bij dat veel wegen onder verantwoordelijkheid van het waterschap vallen, niet van de gemeente.

Over het ongeluk zegt de burgemeester dat met de betrokkenen is afgesproken om nu even rust te nemen. „We doen alleen iets als de buurt dat wil. In het nieuwe jaar gaan we in gesprek over hoe we de herdenkingsplek gaan inrichten.”

Marian wachtte daar niet op en maakte een bord op het bankje bij de rampplek. ‘We doen het samen’, staat er in gele letters. En in het midden een rood hart.

Foto’s Merlin Daleman